Bestaande koopwoningen; gemiddelde verkoopprijzen, regio

Bestaande koopwoningen; gemiddelde verkoopprijzen, regio

Perioden Regio's Gemiddelde verkoopprijs (euro)
1995 Arnhem 80.240
2000 Arnhem 149.386
2005 Arnhem 188.779
2010 Arnhem 204.498
2015 Arnhem 199.528
2020 Arnhem 279.571
2021 Arnhem 344.738
2022 Arnhem 383.699
2023 Arnhem 369.114
1995 Assen 75.013
2000 Assen 120.177
2005 Assen 168.939
2010 Assen 186.206
2015 Assen 183.838
2020 Assen 250.572
2021 Assen 301.082
2022 Assen 330.027
2023 Assen 334.100
1995 's-Gravenhage (gemeente) 74.053
2000 's-Gravenhage (gemeente) 135.368
2005 's-Gravenhage (gemeente) 195.514
2010 's-Gravenhage (gemeente) 227.616
2015 's-Gravenhage (gemeente) 231.302
2020 's-Gravenhage (gemeente) 355.807
2021 's-Gravenhage (gemeente) 411.717
2022 's-Gravenhage (gemeente) 454.312
2023 's-Gravenhage (gemeente) 413.689
1995 Groningen (gemeente) 62.635
2000 Groningen (gemeente) 99.943
2005 Groningen (gemeente) 164.280
2010 Groningen (gemeente) 180.217
2015 Groningen (gemeente) 177.441
2020 Groningen (gemeente) 278.720
2021 Groningen (gemeente) 321.804
2022 Groningen (gemeente) 353.917
2023 Groningen (gemeente) 349.931
1995 Haarlem 83.039
2000 Haarlem 163.672
2005 Haarlem 227.984
2010 Haarlem 267.413
2015 Haarlem 268.197
2020 Haarlem 447.447
2021 Haarlem 507.862
2022 Haarlem 561.362
2023 Haarlem 507.289
1995 's-Hertogenbosch 100.092
2000 's-Hertogenbosch 191.688
2005 's-Hertogenbosch 246.806
2010 's-Hertogenbosch 261.128
2015 's-Hertogenbosch 253.262
2020 's-Hertogenbosch 371.124
2021 's-Hertogenbosch 412.222
2022 's-Hertogenbosch 463.836
2023 's-Hertogenbosch 443.955
1995 Leeuwarden 56.599
2000 Leeuwarden 95.702
2005 Leeuwarden 143.596
2010 Leeuwarden 162.912
2015 Leeuwarden 157.690
2020 Leeuwarden 230.738
2021 Leeuwarden 262.188
2022 Leeuwarden 287.719
2023 Leeuwarden 294.731
1995 Lelystad 80.373
2000 Lelystad 131.274
2005 Lelystad 174.333
2010 Lelystad 193.575
2015 Lelystad 179.997
2020 Lelystad 273.122
2021 Lelystad 332.187
2022 Lelystad 380.395
2023 Lelystad 372.216
1995 Maastricht 96.899
2000 Maastricht 162.594
2005 Maastricht 210.951
2010 Maastricht 222.775
2015 Maastricht 221.578
2020 Maastricht 316.733
2021 Maastricht 353.620
2022 Maastricht 369.617
2023 Maastricht 374.547
1995 Middelburg (Z.) 88.136
2000 Middelburg (Z.) 123.880
2005 Middelburg (Z.) 214.129
2010 Middelburg (Z.) 206.310
2015 Middelburg (Z.) 193.782
2020 Middelburg (Z.) 271.151
2021 Middelburg (Z.) 321.374
2022 Middelburg (Z.) 336.663
2023 Middelburg (Z.) 345.346
1995 Utrecht (gemeente) 85.568
2000 Utrecht (gemeente) 165.717
2005 Utrecht (gemeente) 219.305
2010 Utrecht (gemeente) 252.064
2015 Utrecht (gemeente) 245.900
2020 Utrecht (gemeente) 405.791
2021 Utrecht (gemeente) 469.949
2022 Utrecht (gemeente) 510.980
2023 Utrecht (gemeente) 474.406
1995 Zwolle 84.813
2000 Zwolle 155.551
2005 Zwolle 206.170
2010 Zwolle 223.622
2015 Zwolle 218.349
2020 Zwolle 315.874
2021 Zwolle 363.081
2022 Zwolle 414.535
2023 Zwolle 410.024
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, Kadaster
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel geeft een overzicht van de gemiddelde verkoopprijs die in de verslagperiode is betaald voor bestaande koopwoningen die zijn aangekocht door een particulier. De gemiddelde verkoopprijs kan een andere ontwikkeling laten zien dan de Prijsindex Bestaande Koopwoningen (PBK). De gemiddelde koopsom is geen indicator voor de prijsontwikkeling van koopwoningen. De gemiddelde koopsom weerspiegelt namelijk de gemiddelde prijs van woningen die verkocht zijn in een specifieke periode. Doordat elke periode andere woningen worden verkocht, wordt er geen rekening gehouden met eventuele verschillende kenmerken van de verkochte woningen. Een voorbeeld om uit te leggen welke problemen dit met zich meebrengt: Stel in februari van een jaar zijn voornamelijk grote grachtenpanden met tuin verkocht, terwijl in maart veel kleine tussenwoningen van eigenaar wisselden. Hierdoor zal de gemiddelde koopsom in februari hoger liggen dan in maart maar dit wil niet zeggen dat de huizenprijzen zijn gestegen. Zie onder Paragraaf 3 voor een link naar het artikel 'Waarom de gemiddelde koopsom geen huizenprijsindicator is'.

Gegevens beschikbaar vanaf: 1995

Status van de cijfers:
De cijfers in deze tabel zijn direct definitief. De berekening van deze cijfers is gebaseerd op het aantal notaristransacties dat iedere maand door het Kadaster wordt vastgesteld. Een revisie van de cijfers vindt alleen bij uitzondering plaats, namelijk alleen indien er sprake is van een noemenswaardige fout buiten de gebruikelijke statistische marges. De gemiddelde verkoopprijzen van bestaande koopwoningen kunnen op latere momenten ook door het Kadaster berekend worden. Doorgaans zijn deze cijfers gelijk aan de publicatie op Statline, maar in enkele perioden verschillen ze van elkaar. Het Kadaster hanteert in deze gevallen meest actuele cijfers. Deze kunnen sinds de eerste publicatie gewijzigd zijn. Het CBS hanteert cijfers van de eerste publicatie conform bovenstaand revisiebeleid.

Wijzigingen per 23 februari 2022
Correctie: De gemiddelde verkoopprijzen van de gemeenten Bloemendaal en Blaricum in 2021 werden onjuist weergegeven.
Bij deze gemeenten ontbrak het laatste cijfer (7e positie). Deze cijfers zijn toegevoegd.

Wijzigingen per 20 februari 2024
Cijfers gemiddelde verkoopprijzen van de gemeenten jaar 2023 toegevoegd.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
De nieuwe cijfers worden circa één tot drie maanden na het verslagjaar gepubliceerd.

Toelichting onderwerpen

Gemiddelde verkoopprijs
De gemiddelde verkoopprijs geeft de gemiddelde waarde weer die betaald is in een verslagperiode voor bestaande woningen die zijn aangekocht door een particulier. Deze cijfers tonen niet het verloop van de prijsontwikkeling van alle bestaande koopwoningen. Daarvoor dient u gebruik te maken van de prijsindexcijfers. De gemiddelde koopsom weerspiegelt namelijk de gemiddelde prijs van woningen die verkocht zijn in een specifieke periode. Doordat elke periode andere woningen worden verkocht, wordt er geen rekening gehouden met eventuele verschillende kenmerken van de verkochte woningen. Een voorbeeld om uit te leggen welke problemen dit met zich meebrengt: Stel in februari van een jaar zijn voornamelijk grote grachtenpanden met tuin verkocht, terwijl in maart veel kleine tussenwoningen van eigenaar wisselden. Hierdoor zal de gemiddelde koopsom in februari hoger liggen dan in maart maar dit wil niet zeggen dat de huizenprijzen zijn gestegen.