Landbouw; gewassen, dieren en grondgebruik naar gemeente

Landbouw; gewassen, dieren en grondgebruik naar gemeente

Perioden Regio's Aantal landbouwbedrijven, totaal (aantal) Grondgebruik Oppervlakte Cultuurgrond (are)
2000 Almere 72 184.761
2001 Almere 74 206.003
2002 Almere 74 214.870
2003 Almere 74 179.043
2004 Almere 71 175.541
2005 Almere 67 148.747
2006 Almere 65 130.467
2007 Almere 64 121.158
2008 Almere 64 138.035
2009 Almere 61 133.617
2010 Almere 58 135.467
2011 Almere 54 139.361
2012 Almere 56 157.433
2013 Almere 58 183.600
2014 Almere 48 162.254
2015 Almere 46 141.692
2016 Almere 36 141.434
2017 Almere 39 150.856
2018 Almere 39 118.018
2019 Almere 38 103.398
2020 Almere 44 109.962
2021 Almere 46 110.131
2022 Almere 45 98.987
2023 Almere 38 110.186
2000 Dronten 579 2.742.782
2001 Dronten 565 2.451.361
2002 Dronten 564 2.484.885
2003 Dronten 542 2.421.573
2004 Dronten 528 2.384.746
2005 Dronten 519 2.388.255
2006 Dronten 519 2.370.683
2007 Dronten 503 2.352.421
2008 Dronten 484 2.318.190
2009 Dronten 472 2.288.794
2010 Dronten 462 2.271.551
2011 Dronten 449 2.246.394
2012 Dronten 446 2.298.143
2013 Dronten 437 2.309.630
2014 Dronten 435 2.324.054
2015 Dronten 444 2.381.715
2016 Dronten 431 2.347.207
2017 Dronten 432 2.391.557
2018 Dronten 427 2.389.346
2019 Dronten 429 2.376.303
2020 Dronten 426 2.375.774
2021 Dronten 424 2.360.845
2022 Dronten 421 2.380.134
2023 Dronten 422 2.380.155
2000 Lelystad 152 917.044
2001 Lelystad 146 882.809
2002 Lelystad 148 901.714
2003 Lelystad 144 908.079
2004 Lelystad 147 931.481
2005 Lelystad 145 921.290
2006 Lelystad 142 868.111
2007 Lelystad 139 874.792
2008 Lelystad 141 903.944
2009 Lelystad 137 890.157
2010 Lelystad 135 865.948
2011 Lelystad 138 875.379
2012 Lelystad 133 992.264
2013 Lelystad 136 955.479
2014 Lelystad 136 996.262
2015 Lelystad 138 1.032.371
2016 Lelystad 126 1.003.964
2017 Lelystad 129 1.005.113
2018 Lelystad 129 1.012.246
2019 Lelystad 131 1.024.928
2020 Lelystad 127 1.090.679
2021 Lelystad 125 1.090.785
2022 Lelystad 125 1.089.514
2023 Lelystad 120 953.236
2000 Noordoostpolder 1.264 3.762.693
2001 Noordoostpolder 1.211 3.693.483
2002 Noordoostpolder 1.194 3.749.428
2003 Noordoostpolder 1.143 3.634.294
2004 Noordoostpolder 1.132 3.712.410
2005 Noordoostpolder 1.108 3.672.080
2006 Noordoostpolder 1.086 3.677.072
2007 Noordoostpolder 1.047 3.693.987
2008 Noordoostpolder 1.002 3.691.635
2009 Noordoostpolder 970 3.665.973
2010 Noordoostpolder 953 3.617.044
2011 Noordoostpolder 937 3.620.575
2012 Noordoostpolder 915 3.576.778
2013 Noordoostpolder 913 3.662.224
2014 Noordoostpolder 887 3.622.013
2015 Noordoostpolder 874 3.708.848
2016 Noordoostpolder 843 3.673.405
2017 Noordoostpolder 842 3.701.331
2018 Noordoostpolder 827 3.659.947
2019 Noordoostpolder 823 3.651.872
2020 Noordoostpolder 809 3.666.389
2021 Noordoostpolder 811 3.647.908
2022 Noordoostpolder 797 3.615.159
2023 Noordoostpolder 789 3.647.847
2000 Urk 0 0
2001 Urk 9 24.530
2002 Urk 13 36.762
2003 Urk 14 38.375
2004 Urk 12 42.923
2005 Urk 11 41.879
2006 Urk 12 52.002
2007 Urk 13 59.731
2008 Urk 14 62.261
2009 Urk 13 62.156
2010 Urk 14 63.969
2011 Urk 14 61.258
2012 Urk 13 31.214
2013 Urk 13 31.438
2014 Urk 13 31.580
2015 Urk 11 31.836
2016 Urk 11 32.398
2017 Urk 11 30.468
2018 Urk 12 48.514
2019 Urk 12 48.661
2020 Urk 12 47.763
2021 Urk 8 45.036
2022 Urk 8 44.861
2023 Urk 8 44.169
2000 Zeewolde 268 1.556.338
2001 Zeewolde 271 1.816.697
2002 Zeewolde 274 1.795.569
2003 Zeewolde 269 1.807.660
2004 Zeewolde 273 1.909.362
2005 Zeewolde 272 1.929.717
2006 Zeewolde 274 1.965.454
2007 Zeewolde 273 1.979.946
2008 Zeewolde 273 1.946.259
2009 Zeewolde 270 1.930.458
2010 Zeewolde 268 1.976.569
2011 Zeewolde 267 1.965.589
2012 Zeewolde 249 1.724.644
2013 Zeewolde 249 1.724.697
2014 Zeewolde 249 1.731.569
2015 Zeewolde 251 1.751.175
2016 Zeewolde 247 1.757.491
2017 Zeewolde 244 1.753.260
2018 Zeewolde 242 1.745.825
2019 Zeewolde 241 1.736.779
2020 Zeewolde 236 1.650.862
2021 Zeewolde 235 1.612.752
2022 Zeewolde 235 1.587.172
2023 Zeewolde 234 1.736.648
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel bevat gegevens vanaf gemeenteniveau over grondgebruik, akkerbouw, tuinbouw, grasland, graasdieren en hokdieren. Voor alle onderwerpen wordt zowel het telgegeven (oppervlakte, aantal dieren), als het bijbehorend aantal bedrijven gepresenteerd.

De gegevens voor deze tabel komen uit de landbouwtelling. De landbouwtelling maakt deel uit van de gecombineerde opgave, die onder meer gebruikt wordt voor de uitvoering van het landbouwbeleid en handhaving van de Meststoffenwet.

De regionale indeling van de Landbouwtelling is gebaseerd op het hoofdvestigingsadres. Hierdoor kan de regio, waaraan de landbouwactiviteiten (houden van dieren, teelt van gewassen) worden toegerekend, afwijken van de plaats waar deze activiteiten daadwerkelijk plaatsvinden.

De peildatum voor het aantal dieren is 1 april; de peildatum voor de gewassen is 15 mei.

In 2022 maken paarden, pony’s en ezels geen onderdeel uit van de Landbouwtelling. Dit heeft invloed op de bedrijfstypering en het totaal aantal landbouwbedrijven in de Landbouwtelling. Bedrijven met paarden en pony's die eerder ingedeeld werden bij 'paard -en ponybedrijven' worden in 2022, als er naast het houden van paarden en pony's ook nog landbouwactiviteiten zijn, ingedeeld bij een ander bedrijfstype. Dit heeft met name effect op graasdierbedrijven en 'akkerbouwbedrijven met vooral voedergewassen', hier treedt een duidelijke trendbreuk op.

Met ingang van 2018 wordt het aantal vleeskalveren, vleesvarkens, kippen en kalkoenen bijgesteld bij tijdelijke leegstand op de peildatum. Voor de bijstelling wordt gebruik gemaakt van de opgave van voorgaand jaar.

De Landbouwtelling is een structuur enquête, daarin is een bijstelling bij tijdelijke leegstand o.a. van belang voor de bepaling van het bedrijfstype en de economische omvang van de bedrijven.
Bij de omvang van de veestapels is het aantal dieren op de peildatum van belang, daarom worden de dieraantallen in de veestapeltabellen niet bijgesteld bij tijdelijke leegstand.
Als gevolg hiervan kunnen er verschillen optreden tussen de dieraantallen in de Landbouwtellingstabellen en de veestapeltabellen (zie ‘koppeling naar relevante tabellen en artikelen’).

Met ingang van 2017 worden de dieraantallen in toenemende mate afgeleid uit I&R registers (Identificatie en Registratie van dieren), in plaats van d.m.v. directe uitvraag in de Gecombineerde Opgave. De I&R registers vallen onder verantwoordelijkheid van RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland). Sinds 2017 worden de rundvee aantallen afgeleid uit I&R-rund, en vanaf 2018 worden ook schapen, geiten en pluimvee afgeleid uit de betreffende I&R registers. De registratie van rundvee, schapen en geiten vindt rechtstreeks bij RVO plaats. Pluimvee gegevens worden ingewonnen via de aangewezen databank Koppel Informatiesysteem Pluimvee (KIP) van Avined. Avined is een brancheorganisatie voor de eier- en pluimveevleessector. Avined geeft de gegevens door aan de centrale database van RVO.nl. Door de overgang naar het gebruik van I&R registers treedt er voor schapen en geiten vanaf 2018 een wijziging in de indeling op.

Met ingang van 2016 wordt voor de afbakening van de Landbouwtelling gebruik gemaakt van informatie uit het Handelsregister. Inschrijving in het Handelsregister met een agrarische SBI (Standaard BedrijfsIndeling) is leidend bij de bepaling of er sprake is van een landbouwbedrijf. Met deze afbakening wordt zo nauw mogelijk aangesloten bij de statistische verordeningen van Eurostat en de (Nederlandse) implementatie van het begrip 'actieve landbouwer' uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).

De afbakening van de Landbouwtelling op basis van informatie uit het Handelsregister heeft vooral invloed op het aantal bedrijven, hier treedt een duidelijke trendbreuk op. De invloed op arealen (behalve bij niet-cultuurgrond en natuurlijk grasland) en de dieraantallen (behalve bij schapen, en paarden en pony's) zijn beperkt. Dit heeft met name te maken met het soort bedrijven dat bij de nieuwe afbakening wordt uitgesloten (zoals maneges, kinderboerderijen en natuurbeheer organisaties).

Met ingang van 2011 zijn er wijzigingen doorgevoerd in de geografische toedeling van bedrijven met hoofdvestiging in het buitenland. Dit kan met name in de grensgebieden invloed hebben op de regionale cijfers.

Met ingang van 2010 wordt een nieuwe norm voor de economische omvang van bedrijven en een nieuwe bedrijfstypering gehanteerd. Tot en met 2009 werd de economische omvang van agrarische bedrijven uitgedrukt in NGE (Nederlandse Grootte-Eenheid). Met ingang van 2010 is dit vervangen door SO (Standaard Opbrengst). Hierdoor wijzigt de ondergrens voor opname van bedrijven in de publicatie van de Landbouwtelling van 3 nge in 3000 euro SO.
Voor vergelijkbaarheid in de tijd zijn de gegevens van 2000 tot en met 2009 herberekend op basis van SO-normen en -indelingen. SO-normen worden om de drie jaar geactualiseerd. De meest recente actualisatie vond plaats in 2016; bij de herberekening zijn de SO-normen uit 2010 gehanteerd.

Status van de cijfers: De cijfers zijn definitief.

Wijzigingen per 29 maart 2024: de definitieve cijfers van 2023 zijn toegevoegd.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Volgens de reguliere planning verschijnen in november de voorlopige cijfers en in maart van het jaar daarna volgen de definitieve cijfers.

Toelichting onderwerpen

Aantal landbouwbedrijven, totaal
Bedrijven die landbouwproducten voor de markt voortbrengen, met hoofdvestiging in Nederland, en een economische omvang >= 3000 euro SO (Standaard Opbrengst).
_
Bedrijven < 3000 euro SO zijn zeer klein, gedacht moet worden aan bijvoorbeeld slechts 1 melkkoe of 1 are paprika.
_
Tot en met 2009 werd de economische omvang van agrarische bedrijven uitgedrukt in NGE (Nederlandse Grootte Eenheid). Voor vergelijkbaarheid in de tijd zijn de gegevens van 2000 tot en met 2009 herberekend op basis van SO-normen en -indelingen. De oorspronkelijke ondergrens (3 NGE) is echter gehandhaafd, waardoor de populatie ongewijzigd is gebleven.
_
Met ingang van 2016 wordt bij de afbakening van de Landbouwtelling gebruik gemaakt van informatie uit het Handelsregister. Dit heeft vooral invloed op het aantal bedrijven, hier treedt een duidelijke trendbreuk op. De invloed op arealen (behalve bij niet-cultuurgrond en natuurlijk grasland) en de dieraantallen (behalve bij schapen, en paarden en pony’s) zijn beperkt. Dit heeft met name te maken met het soort bedrijven dat bij de nieuwe afbakening wordt uitgesloten (zoals maneges, kinderboerderijen en natuurbeheer organisaties).
_
Voor meer uitleg over de afbakening van de Landbouwtelling en de SO wordt verwezen naar de tabeltoelichting.
Grondgebruik
Oppervlakte
Cultuurgrond
Cultuurgrond is grond die, blijvend dan wel tijdelijk, deel uitmaakt van het bedrijf, en in hoofdzaak bestemd is voor het voortbrengen van landbouwproducten (akkerbouw, tuinbouw, veehouderij), met inbegrip van braakland en (tijdelijk) grasland.
_
Omvat akkerbouw, tuinbouw open grond, tuinbouw onder glas,
grasland en voedergewassen.