Arbeidsparticipatie naar leeftijd en geslacht

© ANP
De bruto arbeidsparticipatie geeft aan hoeveel procent van de bevolking van 15 tot 75 jaar werkzaam of werkloos is. In 2016 bedroeg de bruto participatie 70,0 procent.
Vooral de arbeidsparticipatie van jongeren tot 20 jaar en van 60-plussers is laag vergeleken met die van andere leeftijdsgroepen. Bij jongeren heeft dat te maken met het grote aantal onderwijsvolgenden. Bij 60-plussers hangt het samen met pensionering. Wel is de participatie van ouderen de laatste jaren flink toegenomen. De bruto participatie van 60- tot 65-jarigen steeg van 22,5 procent in 2003 naar 58,1 procent in 2016.

Mannen hebben een hogere bruto-participatie dan vrouwen. In 2016 bedroeg deze 74,9 procent voor mannen tegen 65,1 procent voor vrouwen. De arbeidsparticipatie van vrouwen blijft vanaf een leeftijd van 30 jaar achter bij die van mannen, omdat een deel van hen ophoudt met werken wanneer er kinderen komen.

Bruto arbeidsparticipatie naar geslacht en leeftijd, 2016
 MannenVrouwen
15-
19
jaar
59,163
20-
24
jaar
75,175,1
25-
29
jaar
89,485,5
30-
34
jaar
93,282,9
35-
39
jaar
93,382,1
40-
44
jaar
92,182
45-
49
jaar
92,382,7
50-
54
jaar
90,378,4
55-
59
jaar
86,369
60-
64
jaar
69,347
65-
69
jaar
20,17,7
70-
74
jaar
9,82,7
 

Met de netto-arbeidsparticipatie wordt uitgedrukt hoeveel procent van de bevolking van 15 tot 75 jaar betaald werk heeft. De netto-arbeidsparticipatie ligt altijd iets lager dan de bruto-arbeidsparticipatie, omdat bij de nettovariant de werklozen niet meegerekend worden. Zo was de bruto-participatie vorig jaar 70,0 procent, terwijl het netto ging om 65,8 procent. Het verschil tussen beide is voor mannen en vrouwen vrijwel even groot.
Het verschil tussen de bruto- en netto-arbeidsparticipatie varieert wel per leeftijdsgroep. Bij jongeren tot 25 jaar is het verschil tussen de bruto en netto participatie het grootst, bij 65-plussers het kleinst. In 2016 was het verschil tussen beide bij de 15- tot 25-jarigen 7,4 procentpunt, tegen 0,4 procentpunt bij de 65-plussers. Dit komt doordat jongeren relatief vaak werkloos zijn, terwijl dit bij 65-plussers aanzienlijk minder vaak het geval is.

Netto arbeidsparticipatie naar geslacht en leeftijd, 2016
 MannenVrouwen
15-
19
jaar
50,354,6
20-
24
jaar
68,669,2
25-
29
jaar
84,880,9
30-
34
jaar
89,878,8
35-
39
jaar
90,277,8
40-
44
jaar
88,777,5
45-
49
jaar
8978,1
50-
54
jaar
86,574,1
55-
59
jaar
81,864,1
60-
64
jaar
62,843,2
65-
69
jaar
19,27,2
70-
74
jaar
9,52,7