Solvabiliteit

© ANP
De solvabiliteit van grote, niet-financiële vennootschappen kwam in het derde kwartaal van 2016 uit op 48,8 procent.

Dit is een stijging van 2,3 procentpunt ten opzichte van hetzelfde kwartaal een jaar eerder. Het eigen vermogen steeg met 76,2 miljard meer ten opzichte van een jaar eerder dan het vreemd vermogen, dat met 28,7 miljard steeg. In het derde kwartaal van 2016 bedroeg het vreemd vermogen 602,2 miljard euro. De toename is voor bijna driekwart afkomstig van schulden met een looptijd langer dan één jaar. Langlopende schulden stegen met 20,8 miljard, het resultaat van 23,3 miljard stijging van schulden buiten de groep en 2,5 miljard daling binnen de groep.

Sinds twee kwartalen stegen de schulden met een looptijd korter dan één jaar weer eens, en wel met 9,3 miljard. Deze stijging is volledig afkomstig van kortlopende schulden aan groepsmaatschappijen. Kortlopende schulden buiten de groep daalden met 8,7 miljard.

Vergeleken met een kwartaal eerder was de solvabiliteit van grote ondernemingen in het derde kwartaal van 2016 0,4 procentpunt lager. Het eigen vermogen steeg met 9,5 miljard relatief minder dan het vreemd vermogen, dat met 19,9 miljard steeg. De stijging is nagenoeg gelijk verdeeld over lang- en kortlopende schulden. Bij langlopende schulden is de stijging afkomstig van schulden buiten de groep, bij kortlopende van de groepsmaatschappijen.