Basisverlegging cao-lonen: van 1990=100 naar 2000=100

1. Inleiding

In juli 2003 start het CBS met een nieuwe reeks cao-lonen. De reeks 1990=100 wordt opgevolgd door de reeks 2000=100. Eens in de tien jaar worden de basisgegevens voor de reeksen met cao-gegevens opnieuw vastgesteld. Bij de basisverlegging wordt de samenstelling van de statistiek vernieuwd, en worden de basisgegevens geactualiseerd, waarbij nu wordt uitgegaan van de situatie in 2000. Hierdoor geven de uitkomsten van de nieuwe reeks een beter beeld van de werkelijkheid, dan de uitkomsten van de oude reeks. Bij deze basisverlegging veranderen een aantal zaken. In dit artikel staat een beschrijving van de verschillen tussen de oude reeks en de nieuwe reeks. Een uitgebreidere beschrijving van de statistiek verschijnt in de Sociaal-economische maandstatistiek van juli 2003. Begin juli 2003 worden de eerste uitkomsten gepubliceerd voor de reeks 2000=100 (cijfers vanaf januari 2000).

Voor het onderdeel ‘contractuele loonkosten’ is de basisverlegging nog niet gereed, zodat voor deze cijfers vooralsnog de reeks 1990=100 wordt voortgezet.

2. Berekeningswijze voorlopige indexcijfers gewijzigd

De maandcijfers worden binnen één week na de desbetreffende kalendermaand gepubliceerd. Dit is het zogenoemde eerst-gepubliceerde cijfer. Als een indexcijfer gepubliceerd wordt, zijn daarin alle cao's verwerkt waarvan op dat moment de cijfers bekend zijn. Cao’s waarvan de looptijd is verstreken, en waarvoor nog geen nieuwe cao is overeengekomen, tellen niet mee vanaf de maand dat de nieuwe cao had moeten ingaan. Per maand wordt voor de cao’s die nog wel van kracht zijn berekend wat de loon- en arbeidsduurmutatie is ten opzichte van de voorgaande maand. Op deze wijze worden reeksen voorlopige indexcijfers samengesteld, die op steeds minder cao’s zijn gebaseerd, naarmate de verslagmaand dichter bij het heden ligt. Uit het percentage afgesloten cao’s blijkt op hoeveel procent van de cao’s de uitkomsten berusten (zie paragraaf 3). Cao’s kunnen ook met terugwerkende kracht worden afgesloten. Elke erop volgende maand worden daarom de indexcijfers opnieuw samengesteld en gepubliceerd, net zolang tot dat alle cao’s zijn afgesloten, en de indexcijfers definitief zijn.

Bij de reeks 1990=100 werden bij het samenstellen van de voorlopige indexcijfers nog wel alle cao’s meegerekend. Dit had tot gevolg dat de voorlopige loonindexcijfers vrijwel altijd te laag uitkwamen, omdat voor de cao’s die nog niet waren vernieuwd werd uitgegaan van ongewijzigde loon- en arbeidsduurgegevens. Vaak worden voor geëxpireerde cao’s later alsnog loonsverhogingen overeengekomen die met terugwerkende kracht van toepassing worden verklaard. Hierdoor moesten in het verleden de loonindexcijfers keer op keer opwaarts bijgesteld worden. Door bij de berekening van de voorlopige cijfers geëxpireerde cao’s buiten beschouwing te laten, resulteert een indexcijfer dat dichter bij het uiteindelijke indexcijfer zal uitkomen. In tegenstelling tot de oude benadering kan het definitieve loonindexcijfer nu echter ook wel eens lager uitkomen dan de voorlopige loonindexcijfers.

Deze berekeningswijze kan ertoe leiden dat voor bepaalde publicatiegroepen de laatste maandcijfers niet gepubliceerd kunnen worden, omdat dan alle cao's geëxpireerd zijn en de cao-onderhandelingen nog niet tot een definitief akkoord hebben geleid. Ook voor publicatiegroepen waarvan pas een klein deel van de cao's is afgesloten, kunnen nog geen uitkomsten gepubliceerd worden die voldoende betrouwbaar zijn. Ongeacht het percentage afgesloten cao’s zullen echter de indexcijfers van twee publicatiegroepen altijd gepubliceerd worden: de publicatiegroep totaal Nederland en de publicatiegroep totaal cao-sector particuliere bedrijven.

3. Publicatie van het percentage afgesloten cao’s

Nieuw bij de reeks 2000=100 is de publicatie van het percentage afgesloten cao’s. Dit percentage wordt berekend als de omvang van de afgesloten cao’s ten opzichte van het totaal aantal cao’s dat bij deze statistiek wordt waargenomen (per maand). Het gaat hierbij niet om het aantal afgesloten cao’s, maar om het relatieve gewicht van deze cao’s (gebaseerd op het loonsomgewicht van de cao’s). Dit gegeven wordt ook voor verschillende grotere publicatiegroepen gepubliceerd.

Door bekend te maken op hoeveel procent van de cao’s de voorlopige indexcijfers gebaseerd zijn, wordt inzicht gegeven in de mate waarin de voorlopige indexcijfers nog kunnen veranderen. Een hoog percentage afgesloten cao’s betekent dat nog maar weinig cao’s de uitkomsten kunnen veranderen, terwijl de mogelijkheden hiertoe bij een laag percentage afgesloten cao’s veel groter zijn.

Bij het vaststellen van de expiratiemaand van een cao wordt uitgegaan van de looptijd van de loontabel. Overigens betekent een hoog percentage afgesloten cao’s niet altijd dat de uitkomsten vrijwel vaststaan. Doordat de volledige cao-tekst meestal pas na geruime tijd beschikbaar komt, kan het voorkomen dat de werkelijke gegevens van een cao soms toch iets anders uitpakken, dan dat aanvankelijk bekend werd gemaakt. Daarnaast is het mogelijk dat met terugwerkende kracht bijvoorbeeld een eindejaarsuitkering wordt ingevoerd. Ook kan in bijzondere omstandigheden een afgesloten cao later alsnog worden opengebroken. Zelfs een percentage afgesloten cao’s van 100 procent betekent dus niet in alle omstandigheden dat deze uitkomsten ook definitief vaststaan.

4. Eerste uitkomsten worden sneller gepubliceerd

Bij de nieuwe reeks worden de uitkomsten op StatLine gepubliceerd op de eerste donderdag ná de maand waarop de uitkomsten betrekking hebben. In het Statistisch bulletin worden de uitkomsten op de tweede donderdag van de maand gepubliceerd. Bij de reeks 1990=100 werden de eerste uitkomsten gepubliceerd op de laatste donderdag van de maand ná de maand waarop de uitkomsten betrekking hebben.

5. Afzonderlijke publicatie over jeugd en volwassenen vervalt

Bij publicatie van de cao-loonindexcijfers 1990=100 werd onderscheid gemaakt naar leeftijdscategorie: er werd apart gepubliceerd over jeugd en volwassenen. Hierbij omvatte jeugd de werknemers voor wie specifieke jeugdloonschalen werden gehanteerd of voor wie in de loonschalen leeftijdsaftrek werd toegepast op de loonbedragen die golden voor volwassen werknemers. Bij de reeks 2000=100 is dit onderscheid vervallen, en worden alleen uitkomsten gepubliceerd voor het totaal van jeugd en volwassenen. Tevens heeft de reeks contractuele arbeidsduur vanaf 2000=100 betrekking op alle werknemers, in plaats van alleen de volwassen werknemers.

Bij de reeks 1990=100 had jeugd nog maar een aandeel van 6 procent in de uitkomsten. Hierdoor was er nauwelijks nog verschil in de uitkomsten van de reeksen volwassenen en totaal. Bovendien is er sowieso meestal weinig verschil in loonontwikkeling tussen jeugd en volwassenen. Tussen 1990 en 2000 steeg het loon van zowel jeugd als volwassenen met 32,2 procent (staat 1).

Staat 1. Cao-loonontwikkeling naar leeftijdscategorie (uurloon inclusief bijzondere beloningen, jaargemiddelden 


  Indexcijfers   Jaarmutatie  
 

  totaal jeugd volwassenen totaal jeugd volwassenen

  1990=100     %    
 

1990

100,0

100,0

100,0

     
1991

103,7

103,9

103,7

3,7

3,9

3,7

1992

108,0

108,6

107,9

4,1

4,5

4,1

1993

111,5

112,3

111,4

3,2

3,4

3,2

1994

113,1

113,9

113,0

1,4

1,4

1,4

1995

114,3

114,9

114,3

1,1

0,9

1,2

             
1996

116,5

116,6

116,5

1,9

1,5

1,9

1997

119,9

119,2

119,9

2,9

2,2

2,9

1998

123,9

123,4

124,0

3,3

3,5

3,4

1999

128,0

127,4

128,0

3,3

3,2

3,2

2000

132,2

132,2

132,2

3,3

3,8

3,3

             
1990-2000      

32,2

32,2

32,2


6. Publicatie uitgebreid

In vergelijking met de uitkomsten voor de reeks 1990=100 worden nu meer uitkomsten gepubliceerd. Nieuw zijn:

  • procentuele mutaties op jaarbasis (berekend uit de gepubliceerde indexcijfers)
  • kwartaalgemiddelden (het gemiddelde van de drie maandcijfers)
  • enkele extra publicatiegroepen (bedrijfsgroepen; alleen op StatLine).

7. Indeling naar cao-sector aangepast

Bij de gepubliceerde uitkomsten worden drie cao-sectoren onderscheiden: particuliere bedrijven, gesubsidieerde sector en overheid. De definiëring van de drie sectoren is tussen 1990 en 2000 enigszins veranderd.

Bij de reeks 1990=100 werd de overheid nog gedefinieerd als werknemers die vielen onder de Ambtenarenwet 1929, militair personeel en de overige werknemers op wie de Inhoudingswet Overheidspersoneel 1982 van toepassing was, exclusief werknemers in de gesubsidieerde sector. En de gesubsidieerde sector omvatte de werknemers die vielen onder de Wet Arbeidsvoorwaardenontwikkeling Gepremieerde en Gesubsidieerde Sector (WAGGS), gebudgetteerde instellingen, sociale werkplaatsen en de sociale verzekeringsinstellingen. Zowel de Inhoudingswet Overheidspersoneel 1982 als de WAGGS zijn inmiddels vervallen. In plaats daarvan wordt de overheid bij de reeks 2000=100 afgebakend conform de omschrijving van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties.

Bij de reeks 2000=100 omvat de cao-sector overheid alle publiekrechtelijke bedrijven, zoals rijksoverheid, provincies, gemeenten, waterschappen en het openbaar onderwijs. Daarnaast behoren de politie, het regulier bijzonder onderwijs en de academische ziekenhuizen tot de overheid. De gesubsidieerde sector omvat de privaatrechtelijke bedrijven die door subsidie of via wettelijk vastgestelde bijdragen worden gefinancierd, voor zover zij niet tot de overheid behoren. Het gaat hierbij onder meer om het grootste deel van de gezondheids- en welzijnszorg, de uitvoeringsorganen voor de sociale verzekeringen en de sociale werkplaatsen. Alle overige privaatrechtelijke bedrijven worden tot de cao-sector particuliere bedrijven gerekend. Als gevolg hiervan worden onder andere de cao’s in de bedrijfstak energie- en waterleidingbedrijven (sbi 40-41) niet langer tot de overheid gerekend, maar tot de particuliere bedrijven.

8. Berekeningswijze bijzondere beloningen aangepast

Bij de reeks 1990=100 werden bijzondere beloningen in beginsel opgevoerd voor een periode van twaalf maanden, die eindigde in de maand waarin deze beloning werd uitbetaald. In de praktijk had dit als gevolg dat soms ver voor de ingangsdatum van de nieuwe cao, alsnog loonmutaties ontstonden.

Bij de reeks 2000=100 worden bijzondere beloningen in beginsel toegerekend aan de looptijd van de cao, ongeacht het moment van uitbetalen. Dit heeft als voordeel dat de wijzigingsmaanden (het op- en afvoeren van de bijzondere beloning) corresponderen met de looptijd van de cao. Een uitzondering wordt gemaakt voor eindejaarsuitkeringen, die in beginsel opgevoerd worden voor de periode januari tot en met december. Eenmalige beloningen die als compensatie gegeven worden vanwege uitgelopen cao-onderhandelingen, waarbij de eerstvolgende cao-loonstijging pas geruime tijd ná het aflopen van de laatste cao in gaat, worden toegerekend aan de ‘cao-loze’ maanden.

9. Gegevens opnieuw verwerkt

Naast de inhoudelijke verschillen tussen de reeksen 1990=100 en 2000=100 geldt verder dat bij de nieuwe reeks ook alle gegevens vanaf 2000 opnieuw verwerkt zijn. Bovendien zijn een aantal nieuwe cao’s in het onderzoek opgenomen, en andere cao’s juist buiten beschouwing gelaten. Ook hierdoor kunnen de nieuwe uitkomsten verschillen van de uitkomsten die bij de reeks 1990=100 gepubliceerd zijn. De uitkomsten van de reeks 1990=100 zijn gepubliceerd tot en met mei 2003. Tot en met 2002 zijn dat definitieve uitkomsten, daarna voorlopige cijfers, die niet meer geactualiseerd zullen worden.

Staat 2. Uitkomsten van de reeksen 1990=100 en 2000=100 (jaargemiddelden)


  Cao-lonen
per maand exclusief bijzondere beloningen
Cao-lonen
per maand inclusief bijzondere beloningen
Cao-lonen
per uur exclusief bijzondere beloningen
Cao-lonen
per uur inclusief bijzondere beloningen
Contractuele jaarlijkse arbeidsduur

  1990=100        
           
2000

129,0

129,1

132,0

132,2

98,0

2001

134,4

135,3

137,6

138,5

97,9

2002

139,1

140,3

142,4

143,7

97,9

           
  2000=100        
           
2000

100,0

100,0

100,0

100,0

100,0

2001

103,8

104,3

103,8

104,4

100,0

2002

107,3

108,2

107,3

108,2

100,0


10. Indexeringsclausules in contracten

De uitkomsten van de statistiek Indexcijfers van cao-lonen worden onder meer gebruikt in indexeringscontracten. Het betreft hierbij zowel algemeen bekende indexeringen (zoals de alimentatie, de loongrens Ziekenfondswet en de loonvast-hypotheek van het Bouwfonds Nederlandse Gemeenten), als ook tal van particuliere leveringscontracten. Bij deze indexeringen moet rekening worden gehouden met de overgang van de reeks 1990=100 naar de reeks 2000=100. Vanaf juli 2003 worden de uitkomsten van de reeks cao-lonen 1990=100 immers niet meer geactualiseerd (dit geldt nog niet voor de reeks contractuele loonkosten, die pas later overgaat naar de reeks 2000=100).

Voor zover in indexeringscontracten gebruik moet worden gemaakt van de indexcijfers cao-lonen 1990=100, kan dat tot en met de uitkomsten over mei 2003 (voor eerst-gepubliceerde indexcijfers) dan wel tot en met december 2002 (voor definitieve indexcijfers). Voor recentere cijfers moet worden overgeschakeld op de reeks indexcijfers 2000=100.

In het verleden publiceerde het CBS bij een basisverlegging koppelingsfactoren, aan de hand waarvan de gebruiker de indexcijfers van de nieuwe reeks kon koppelen aan de cijfers van de voorgaande reeks. Vanwege de grote verschillen tussen de wijze waarop de reeksen 1990=100 en 2000=100 worden samengesteld, worden nu geen koppelingsfactoren samengesteld.

Vanaf de cijfers over juni 2003 (eerst-gepubliceerde indexcijfers) of januari 2003 (voor definitieve indexcijfers) moet gebruik worden gemaakt van de reeks 2000=100. Hierbij kunnen zich twee situaties voordoen:

  1. indexeringscontracten waarin gebruik wordt gemaakt van de cao-loonindexcijfers om daaruit een procentuele mutatie te berekenen, of
  2. indexeringscontracten waarin andere berekeningen worden gemaakt, gebaseerd op de indexcijfers 1990=100 (of oudere reeksen).

In het eerste geval is het advies: bereken de procentuele ontwikkeling uit de indexcijfers van de reeks 2000=100. De procentuele ontwikkeling wordt berekend door het indexcijfer van dit jaar te delen door het overeenkomstige indexcijfer van het voorgaande jaar, te verminderen met 1 en het resultaat daarvan te vermenigvuldigen met 100 procent. Dit advies geldt ook als sprake is van een indexering waarbij de procentuele ontwikkeling elk jaar berekend wordt door het huidige indexcijfer te vergelijken met het overeenkomstige indexcijfer dat in het voorgaande jaar werd gebruikt. Door de overgang van de reeks 1990=100 naar de reeks 2000=100 zal dan eenmalig een uitzondering moeten worden gemaakt, en moet de procentuele ontwikkeling worden berekend op basis van twee indexcijfers van de reeks 2000=100.

Voorbeeld 1: bij indexering op basis van het eerst-gepubliceerde indexcijfer voor de maand juni van cao-lonen per maand inclusief bijzondere beloningen voor het totaal van de cao-sector particuliere bedrijven geldt in 2003:

het eerst-gepubliceerde indexcijfer juni 2003 (2000=100) is 110,3

het eerst-gepubliceerde indexcijfer juni 2002 (2000=100) is 107,5.

De procentuele ontwikkeling is dan gelijk aan:

(indexcijfer juni 2003 / indexcijfer juni 2002 - 1 ) x 100 procent,
dus (110,3 / 107,5 – 1) x 100 procent = 2,6 procent.

In het tweede geval is het advies: neem het laatst-gebruikte indexcijfer uit de reeks 1990=100, en verhoog dit indexcijfer met de procentuele ontwikkeling die daarna uit de indexcijfers van de reeks 2000=100 blijkt.

Voorbeeld 2: bij indexering op basis van het definitieve indexcijfer voor het jaarcijfer van cao-lonen per maand inclusief bijzondere beloningen voor het totaal van de cao-sector particuliere bedrijven geldt:

  • het definitieve indexcijfer jaargemiddelde 2003 (2000=100) is xxx 1)
  • het definitieve indexcijfer jaargemiddelde 2002 (2000=100) is 107,8
  • het definitieve indexcijfer jaargemiddelde 2002 (1990=100) is 142,1.

Met behulp van deze drie indexcijfers kan als volgt een indexcijfer berekend worden dat in overeenstemming is met de in het verleden gebruikte indexcijfers van de reeks 1990=100:

(indexcijfer jaar 2003, reeks 2000 / indexcijfer jaar 2002, reeks 2000) x
(indexcijfer jaar 2002, reeks 1990), dus

(xxx 1) / 107,8) x 142,1.

1) Het definitieve indexcijfer jaargemiddelde 2003 (2000=100) is nog niet bekend.

Bij indexeringen die gebaseerd zijn op indexcijfers voor volwassen werknemers moet er rekening mee worden gehouden dat bij de reeks 2000=100 geen afzonderlijke indexcijfers meer gepubliceerd worden voor volwassen werknemers. Geadviseerd wordt om bij de reeks 2000=100 gebruik te maken van de indexcijfers die voor het totaal van de werknemers (jeugd plus volwassenen) gelden.

Bij de reeks 2000=100 kan het voorkomen dat voor bepaalde publicatiegroepen de laatste maandcijfers niet gepubliceerd kunnen worden, omdat dan alle cao's geëxpireerd zijn en de cao-onderhandelingen nog niet tot een definitief akkoord hebben geleid. Dan kan de situatie ontstaan dat in een contract het gebruik van een bepaald eerst-gepubliceerd of voorlopig indexcijfer wordt voorgeschreven, terwijl dat cijfer niet direct door het CBS kan worden gepubliceerd, omdat van de desbetreffende cao’s de looptijd is verstreken en nog geen nieuwe cao’s zijn overeengekomen. Het advies is dan één of meerdere maanden te wachten, tot dat de desbetreffende cao’s zijn afgesloten en het CBS alsnog het bedoelde indexcijfer voor het eerst kan publiceren. Indien daarentegen in het contract is bepaald dat in een bepaalde maand geïndexeerd moet worden, terwijl zo’n cijfer niet beschikbaar is, kan worden teruggevallen op het gelijktijdig gepubliceerde indexcijfer van de desbetreffende publicatiegroep over de laatste verslagmaand vóór de maand genoemd in het contract, dat wél gepubliceerd is.

Voorbeeld 3: bij indexering op basis van het eerst-gepubliceerde indexcijfer voor het januaricijfer van cao-lonen per maand inclusief bijzondere beloningen voor de bedrijfstak zakelijke dienstverlening. Dit cijfer over januari 2004 zal begin februari 2004 gepubliceerd worden. Als op dat moment echter voor het grootste deel van de cao’s in deze bedrijfstak de looptijd is verstreken en nog geen nieuwe cao’s zijn overeengekomen, kan het CBS dit indexcijfer nog niet publiceren in februari. Dan kan het beste worden gewacht tot dat in maart (of later) alsnog voor het eerst een indexcijfer over januari 2004 voor deze bedrijfstak gepubliceerd wordt. Als daar niet op gewacht kan worden, kan teruggevallen worden op het indexcijfer over december 2003 (dan wel het novembercijfer of een eerder cijfer) zoals dat begin februari gepubliceerd wordt (het moment dat het eerst-gepubliceerde cijfer over januari 2004 gepubliceerd had moeten worden).