Statistiek Migratiemotieven
Wat behelst het onderzoek
Doel
De Statistiek Migratiemotieven geeft informatie over de immigratie van alle immigranten vanaf 1 januari 1999 naar de reden waarom zij zich in Nederland vestigen. De statistiek migratiemotieven behelst zes StatLine-tabellen voor drie onderwerpen: jaarlijkse instroom, omvang in de Nederlandse bevolking op 31 december en baankenmerken van werknemers. Per onderwerp worden de cijfers apart getoond voor immigranten met een nationaliteit van landen binnen de EU/EFTA en voor immigranten met een nationaliteit van landen buiten de EU/EFTA. Daarnaast worden deze cijfers ook getoond in het interactieve dashboard Migratiemotieven. In het dashboard zijn daarnaast extra gegevens opgenomen over onder andere onderwijs, woningkenmerken, zorggebruik en regionale spreiding naar migratiemotief.
Doelpopulatie
De populatie van deze tabellen bestaat uit alle immigranten die vanaf 1 januari 1999 naar Nederland zijn gekomen. De immigratiedatum, nationaliteit, leeftijd en verblijfsduur zijn bepaald op basis van de Basisregistratie Personen (BRP). Voor de nationaliteit wordt altijd de nationaliteit op het moment van immigratie aangehouden. De sociaaleconomische categorie, naturalisatie, baankenmerken van werknemers en het afgeleide migratiedoel (voor immigranten met een nationaliteit van een land binnen de EU/EFTA) worden vastgesteld op basis van gegevens uit het Stelsel van Sociaal-statistische Bestanden.
Om het afgeleide doel te bepalen, is een selectie gemaakt van alle immigranten die zich sinds 1999 in Nederland hebben ingeschreven. Van de geselecteerde immigranten zijn gegevens bekend over onder meer nationaliteit, immigratiedatum, immigratiedatum van de ouders, immigratiedatum van de partner, de datum over de aanvang van het huishouden, de datum van aanvang van een baan en de datum van de aanvang van een studie. Met deze gegevens is het afgeleid migratiedoel vastgesteld op basis van de volgende beslisregels:
Afgeleid migratiedoel en Beslisregel
Gezin - Er is sprake van afgeleid migratiedoel gezin indien een persoon binnen 120 dagen voor of na immigratie van de vader of moeder is geïmmigreerd. Personen die naar Nederland immigreren en een partner hebben die bij aanvang van de migratie van de persoon al in Nederland woonde, of die een partner hebben die binnen 120 dagen na immigratie van de naar Nederland is geïmmigreerd worden getypeerd als gezinsmigranten. Bij stellen die zonder vader of moeder naar Nederland komen wordt één persoon als gezinsmigrant getypeerd en één persoon als arbeidsmigrant. Hierbij wordt de persoon die als eerste aan het werk gaat, getypeerd als arbeidsmigrant, de andere persoon als gezinsmigrant.
Arbeid - Er is sprake van afgeleid migratiedoel arbeid als binnen 120 dagen na immigratie het zwaartepunt van de inkomsten van de immigrant bestaat uit inkomsten uit arbeid. Personen die zonder medereizigers naar Nederland migreren (zonder partner, vader of moeder) en die in het jaar voorafgaand aan de immigratie aan het werk zijn gegaan, worden getypeerd als arbeidsmigrant. Bij stellen die zonder vader of moeder naar Nederland komen wordt één persoon als arbeidsmigrant getypeerd en één persoon als gezinsmigrant. Hierbij wordt de persoon die als eerste aan het werk gaat, getypeerd als arbeidsmigrant, de andere persoon als gezinsmigrant.
Studie - Er is sprake van afgeleid migratiedoel studie als iemand binnen 366 dagen na immigratie studeert.
Geen afgeleid migratiedoel (Nederlandse nationaliteit) - Het gaat hierbij om personen die op het moment van immigratie de Nederlandse nationaliteit bezitten. In enkele zeldzame gevallen kan het voorkomen dat personen een andere nationaliteit dan de Nederland bezitten, maar dat deze wel wordt behandeld als zijnde de Nederlandse nationaliteit. In de tabellen over Bevolking en Werknemers is daarom het totaal van de niet-Nederlandse nationaliteit in sommige gevallen iets hoger dan het aantal personen dat Geen afgeleid migratiedoel heeft.
Overig en onbekend - Geen van de bovenstaande regels is van toepassing op de immigrant.
Bij het aantal studiemigranten dient het volgende te worden opgemerkt. Het aantal studiemigranten is lager dan het totaal aantal internationale studenten uit de EU/EFTA dat in Nederland studeert. Deze tabel bevat namelijk alleen immigranten die zich bij de gemeente hebben ingeschreven. Een deel van de buitenlandse studenten is geen immigrant, bijvoorbeeld Duitsers of Belgen die onderwijs volgen in Nederland, maar hier niet wonen. Als studenten wel in Nederland gaan wonen, maar zich niet bij een gemeente inschrijven, zijn het wel immigranten, maar zijn ze niet in deze tabel opgenomen. Ook kan het zijn dat studenten zich eerst inschrijven bij een onderwijsinstelling en pas later bij een gemeente. Het CBS kan de onderwijsgegevens dan soms niet koppelen aan de immigrant.
Immigranten die niet toegedeeld kunnen worden aan één van de afgeleide doelen arbeid, gezin of studie krijgen 'overig en onbekend' als afgeleid migratiedoel. Dit kunnen bijvoorbeeld studenten zijn die aan particuliere scholen studeren of werknemers die hier via uitzendbureau-constructies werken maar geen belasting in Nederland betalen.
Het CBS bepaalt of mensen samenwonen aan de hand van de BRP, maar gebruikt hiervoor ook belastinginformatie over het gezamenlijk aangifte doen of gezamenlijk toeslagen aanvragen. Als mensen dat samen doen, gaat het CBS ervanuit dat ze een paar zijn. Het duurt echter even voordat mensen belastingaangifte doen, en het CBS dus weet dat het om een paar en dus om gezinsmigratie gaat. In het meest recente verslagjaar worden de gezinsmigranten dan ook licht onderschat en wordt de categorie 'overig en onbekend’ overschat. Bij een volgende update van de tabel is er meer informatie beschikbaar en worden deze onder- en overschattingen zo goed mogelijk hersteld.
Meegekomen gezinsmigranten
De nadere uitsplitsing van gezinsmigranten in de categorieën Meegekomen met arbeid, Meegekomen met studie, Meegekomen met asiel en Overig is door het CBS bepaald op basis van activiteiten die immigranten kort voor of na immigratie in Nederland ontplooien. Dat geldt zowel voor meegekomen gezinsmigranten van binnen de EU/EFTA als buiten de EU/EFTA. Het type meegekomen gezinsmigrant wordt bepaald aan de hand van de persoon waarbij een immigrant zich voegt bij aanvang van de immigratie. Deze persoon wordt aangeduid als de referent van de gezinsmigrant. Mogelijke referenten zijn ouders, kinderen en partners van gezinsmigranten. Zij vormen bij aanvang van de migratie van de gezinsmigrant samen een huishouden. Het maakt niet uit of de referent een EU/EFTA-nationaliteit heeft of niet. Het kan dus voorkomen dat een gezinsmigrant behoort tot de groep met een EU/EFTA-nationaliteit en de referent waarmee de gezinsmigrant (eventueel) is meegekomen tot de groep met een niet-EU/EFTA-nationaliteit en vice versa.
Om het type meegekomen gezinsmigrant te bepalen zijn de volgende beslisregels gehanteerd:
- De referent is een ouder, partner of kind van de gezinsmigrant;
- De gezinsmigrant vormt bij aanvang van de immigratie direct (partner) of binnen 120 dagen een huishouden (ouders en kinderen) met de referent;
- Indien meerdere referenten mogelijk zijn, wordt geprioriteerd op partner boven vader boven moeder boven kinderen.
- Het migratiemotief (niet-EU/EFTA) van de referent is niet geïmputeerd. De referent mag wel een afgeleid migratiedoel hebben (EU/EFTA).
Migratiemotief niet-EU/EFTA
De migratiemotieven van immigranten met een nationaliteit van een land buiten de EU/EFTA zijn afkomstig van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van het ministerie van Justitie en Veiligheid en gebaseerd op het type verblijfsvergunning die de IND heeft afgegeven. De koppeling van de gegevens over migratiemotieven met de Basisregistratie Personen (BRP) verrijkt de informatie over migratiemotieven met andere gegevens, zoals het jaar van vestiging in Nederland, sociaaleconomische categorie, nationaliteit en verblijfsduur.
Bij de IND zijn alleen personen met een niet-Nederlandse nationaliteit geregistreerd. Het CBS heeft dan ook alleen informatie over de motieven van immigranten met een niet-Nederlandse nationaliteit die naar Nederland komen.
Statistische eenheid
Personen.
Aanvang onderzoek
Het CBS beschikt sinds 1999 over de IND-gegevens.
Frequentie
Jaarlijks.
Publicatiestrategie
Jaarlijkse instroom: begin derde kwartaal van jaar t worden de gegevens over het jaar t-1 (niet-EU/EFTA) en t-2 (EU/EFTA) gepubliceerd.
Bevolking en baankenmerken werknemers: eind derde kwartaal van jaar t worden de gegevens over het jaar t-1 (niet-EU/EFTA) en t-2 (EU/EFTA) gepubliceerd.
Hoe wordt het onderzoek uitgevoerd
Soort onderzoek
Integrale waarneming.
Waarnemingsmethode
Jaarlijkse gegevensverstrekking door de IND (voor immigranten met een niet-EU/EFTA-nationaliteit).
Berichtgevers
IND (voor immigranten met een niet-EU/EFTA-nationaliteit).
Steekproefomvang
Niet van toepassing.
Controle- en correctiemethoden
De cijfers worden gecontroleerd op inconsistenties met informatie uit de BRP aan de hand van vastgestelde regels en criteria. Van een aantal niet-EU/EFTA-immigranten is het migratiemotief van de IND niet bekend of niet ingevuld. Deze ‘onbekende motieven’ worden door het CBS bijgeschat op basis van de verdeling van de bekende motieven.
Bij deze schatting is uitgegaan van de kenmerken die het sterkst samenhangen met het migratiemotief, te weten geslacht, leeftijd, burgerlijke staat, het jaar van vestiging in Nederland en nationaliteit. Het gaat hierbij om 1% van alle niet-EU/EFTA-immigranten.
Weging
Niet van toepassing.
Wat is de kwaliteit van de uitkomsten
Nauwkeurigheid
De informatie die het CBS van de IND ontvangt, is niet in alle gevallen volledig. Het CBS maakt dan een schatting van de ontbrekende gegevens. Zie verder bij Controle- en correctiemethoden.
Door nieuwe informatie kunnen de uitkomsten in lichte mate afwijken van eerder gepubliceerde uitkomsten en van elders op StatLine gepubliceerde aantallen. Dit geldt voor alle opgenomen perioden in de tabellen. Door afrondingen tijdens de berekeningen is het mogelijk dat de som van de afzonderlijke motieven van niet-Nederlandse immigranten afwijkt van het totaal.
Volgtijdelijke vergelijkbaarheid
De gegevens zijn volgtijdelijk vergelijkbaar.
Beschrijving kwaliteitsstrategie
De cijfers worden gecontroleerd op volledigheid, interne consistentie en plausibiliteit.