Enquête Slachtoffers Misdrijven (ESM; 1981-1993)

Wat behelst het onderzoek

Doel

Het schetsen van een zo volledig mogelijk overzicht van (o.a.) aard, omvang en ontwikkelingen van slachtofferschap van veel voorkomende criminaliteit en de daarbij ondervonden delicten, van onveiligheidsgevoelens en voorzorgsmaatregelen in verband met criminaliteit, van de Nederlandse bevolking van 15 jaar en ouder in particuliere huishoudens. Periodiek is ook een beeld geschetst van het algemene beroep op hulpverlening dat op de politie wordt gedaan, van problemen die tot een beroep op rechtskundige instanties kunnen leiden, en van het beroep op rechtskundige instanties.

Doelpopulatie

Personen van 15 jaar en ouder in particuliere huishoudens in Nederland.

Statistische eenheid

Personen; huishoudens; delicten.

Aanvang onderzoek

De ESM is gestart in 1981.  De laatste uitvoering vond plaats in 1993.

Frequentie

Van 1981 t/m 1985 jaarlijks; van 1987 t/m 1993 tweejaarlijks.

Publicatiestrategie

Definitieve cijfers.

Hoe wordt het uitgevoerd

Soort onderzoek

Personensteekproef (vanaf 1983 uitsluitend gebaseerd op afgiftepuntenbestand; in 1981 en 1982 op basis van gemeentelijke bevolkingsregisters en voor enkele gemeenten op basis van adressenbestand).

Waarnemingsmethode

Persoonlijke interviews, t/m 1989 op basis van gestructureerde, door enquêteur/enquêtrice in te vullen vragenlijst; in 1991 en 1993 directe computerinvoer door enquêteur/enquêtrice. De ESM werd telkens in de eerste maanden van een onderzoeksjaar uitgevoerd.

Berichtgevers

Steekproefpersonen in particuliere huishoudens.

Steekproefomvang

Zie onderstaand overzicht voor het aantal respondenten voor de ESM.

Jaar  respons (personen)

         aantal

1981    8475 
1982  10738
1983  10765
1984  10931
1985    9730 
1987    9502 
1989    4686 
1991    4513 
1993    4448

Controle- en correctiemethoden

De gegevens van een respondent worden gecontroleerd op interne consistentie.  Via de wegingsmethode wordt gecorrigeerd voor onder- en oververtegenwoordiging van bepaalde groepen in de respons.

Weging

De steekproef is voor de hulpvariabelen geslacht, leeftijd, burgerlijke staat, urbanisatiegraad en regio vergeleken met de bekende populatie-aantallen. (Het ophogings- en wegingskader wordt gevormd door de Bevolkingsstatistiek van het CBS.) Dat levert individuele ophogings- en wegingscoëfficiënten op die ervoor zorgen dat bij kruising van de genoemde hulpvariabelen de randtotalen in de steekproef voor de categorieën van deze kenmerken (en de afzonderlijke cellen van de volledig gewogen hulpvariabelen) gelijk zijn aan die in de populatie.

Wat is de kwaliteit van de uitkomsten

Nauwkeurigheid

Bij minder dan 50 steekproefpersonen voor een bepaalde indelingscategorie worden in de StatLine-tabellen geen percentages gepresenteerd. De marges zijn dan te groot om nog van voldoende betrouwbare geschatte percentages te kunnen spreken.
Voor meer informatie over (o.a.) onnauwkeurigheidsmarges zie paragraaf ‘Betrouwbaarheid van de gegevens’ in de POLS-toelichting.

Volgtijdelijke vergelijkbaarheid

De onderzoeksopzet van de Enquête Slachtoffers Misdrijven is in de onderzoeksjaren niet gewijzigd.

Beschrijving kwaliteitsstrategie

De gegevens van de vragenlijsten (1981-1987) worden ingevoerd en omgezet in databestanden. Vervolgens wordt in meerdere stappen gecontroleerd op volledigheid, juistheid en interne consistentie. Bij directe computerinvoer (1991; 1993) kunnen inconsistente antwoorden direct gesignaleerd worden.
Door de wegingsmethode wordt gecorrigeerd voor onder- en oververtegenwoordiging van bepaalde groepen in de respons.