Dakloos in Nederland

Wat behelst het onderzoek

Doel

Het onderzoek Dakloos in Nederland heeft als doel inzicht te verschaffen in de omvang en achtergrondkenmerken, zoals geslacht, leeftijd, herkomst en verblijfplaats (al dan niet in één van de vier grote steden Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag), van de populatie dakloze mensen in Nederland.

Doelpopulatie

Dit onderzoek richt zich op de populatie dakloze mensen van 18 tot 65 jaar. Dit zijn mensen zonder vaste verblijfplaats die slapen in de openbare ruimte (de open lucht of in overdekte openbare ruimten, zoals portieken, fietsenstallingen, stations, winkelcentra of een auto), of binnen slapen in de noodopvang (dag- en nachtopvang, passantenverblijven van de maatschappelijke opvang en crisisopvang) of verblijven op niet-conventionele woonplekken of, op niet-structurele basis, bij vrienden, kennissen of familie.

Deze afbakening is naast de breed geaccepteerde ETHOS light classificatie gehouden. ETHOS staat voor ‘European Typology of Homelessness and Housing Exclusion’, waarbij dakloosheid wordt gezien als een gebrek aan volwaardige huisvesting. ETHOS Light is ontwikkeld als instrument om het aantal dak- en thuisloze mensen in kaart te brengen en geldt als minimale classificatie van dakloosheid. De classificatie omvat de volgende groepen:

  1. mensen die leven in de openbare ruimte;
  2. mensen in de noodopvang;
  3. mensen in een tijdelijke opvang voor dakloze mensen;
  4. mensen die uitstromen uit een instelling;
  5. mensen in niet-conventionele woonplekken (zoals auto, kraakpand, vakantiewoning);
  6. mensen die tijdelijk verblijven bij familie, vrienden of kennissen;

Deze classificatie wordt ook gebruikt bij de zogenoemde Telonderzoeken door de Hogeschool Utrecht (in Nederland) en de KU Leuven in België. Zij voegen aan de oorspronkelijke categorieën nog een groep toe, namelijk de mensen die te maken krijgen met dreigende huisuitzetting. Deze tellen zij mee omdat huisuitzetting een bekende route tot dakloosheid is.

Het CBS richt zich op de categorie 1, 2, 5 en 6. Categorie 3 valt alleen onder de schatting van het CBS voor zover het gaat om mensen die verblijven in de crisisopvang of in alternatieve tijdelijke opvang. Mensen die voor langere tijd en structureel (op 24-uurs basis) verblijven in de maatschappelijke opvang (de zogenoemde residentiële opvang), zoals sociale pensions, de vrouwenopvang en begeleid wonen vallen niet onder de schatting. Het CBS-onderzoek richt zich niet op mensen die uitstromen uit een instelling (categorie 4) en mensen die te maken krijgen met dreigende huisuitzetting.

Het CBS-onderzoek laat ook mensen buiten beschouwing die niet voor kunnen komen in de registers; dit is een voorwaarde voor het toepassen van de schattingsmethode. Dit betreft bijvoorbeeld uitgeprocedeerde asielzoekers, mensen die op de een of andere manier illegaal in Nederland verblijven, 18-minners en 65-plussers. De eerste twee categorieën hebben geen kans om voor te komen in de BRP. Jongere en oudere dakloze mensen kunnen in principe niet voor komen in het register met bijstandsuitkeringen voor adresloze mensen.

Er kan in de resultaten géén onderscheid worden gemaakt tussen de ETHOS light categorieën.

De cijfers in dit onderzoek komen tot stand door een ophoging van het aantal mensen die voorkomen in de door het CBS gebruikte registers (zie verder onder ‘Hoe wordt het uitgevoerd’). Het deel dat het CBS niet in beeld heeft wordt daarbij geschat met behulp van een statistisch model. Het gepubliceerde cijfer is een optelling van deze twee cijfers.

Statistische eenheid

Personen.

Aanvang onderzoek

Het onderzoek is gestart op 1 januari 2009.

Frequentie

Jaarlijks.

Publicatiestrategie

De definitieve cijfers werden van 2009 tot en met 2018 jaarlijks gepubliceerd in de Statlinetabel Daklozen; persoonskenmerken. Sinds 1 januari 2020 werden de gegevens jaarlijks gepubliceerd in de Statlinetabel; Daklozen 18-65 jaar, vanwege het gebruik van een nieuwe bron en de keuze voor een andere leeftijdsindeling.

Vanaf peildatum 1 januari 2022 wordt een nieuwe tabel opgestart; Dakloze mensen, persoonskenmerken.

De cijfers van 2009 tot en met 2021 worden samengevoegd in de bestaande tabel; Dakloze mensen persoonskenmerken.

Hoe wordt het uitgevoerd

Soort onderzoek

Het gaat om gegevens uit een drietal registers welke vervolgens door toepassing van een statistisch model wordt opgehoogd naar de totale populatie dakloze mensen in Nederland. Dit wordt gedaan door het deel dat het CBS niet in beeld heeft te schatten met behulp van een statistisch model. Het gepubliceerde cijfer is een optelling van deze twee cijfers.

Voor deze schatting van de omvang van de populatie dakloze mensen is de zogenoemde vangst-hervangst methode toegepast. Deze methode komt oorspronkelijk uit de biologie, waar ze wordt toegepast om de populatieomvang van bepaalde diersoorten te schatten. Als eerste werd de methode toegepast om het aantal vissen van een bepaalde soort in Limfjord (Denemarken) te schatten.

Bij deze benadering wordt een steekproef met een omvang n1 getrokken uit een populatie dieren met omvang N, en worden de gevangen dieren gemerkt en teruggeplaatst. Na een tijd wordt er een tweede steekproef met een omvang n2 uit dezelfde populatie getrokken. Vervolgens wordt gekeken hoeveel van de dieren uit n2 het merkteken hebben (m). De schatting van de populatieomvang vindt als volgt plaats: aangenomen dat de proportie gemerkte dieren in de hervangst een zuiver beeld geeft van de proportie gemerkte dieren in de populatie, geldt dat m2/n2 ongeveer gelijk is aan n1/N. Aldus is de populatieomvang N te schatten met (n1*n2)/m2. Dit betekent dat het vangen van meer vissen in één van de vangsten niet per se tot een hogere schatting leidt als ook het aantal gemerkte vissen in de tweede vangst sterk stijgt.

Bij de toepassing van deze methode in de sociale wetenschappen wordt doorgaans gebruik gemaakt van registers in plaats van steekproeven. De overlap tussen beide registers wordt vervolgens als hervangst opgevat. Wel geldt hierbij de aanname dat de twee registers onafhankelijk van elkaar zijn. De kans om voor te komen in het ene register moet dus onafhankelijk zijn van de kans om voor te komen in het andere register. Een van de manieren om deze aanname te versoepelen is het gebruik van drie in plaats van twee registers. Hierop kunnen standaard (loglineaire) modellen worden geschat. (Zie: Sikkel, D., P.G.M. van der Heijden en G. van Gils (2006) Methoden voor omvangschattingen van verborgen populaties).

Anders dan in de biologie wordt binnen de sociale wetenschappen ook veelal een andere manier gehanteerd om tot dezelfde populatieschatting te komen. Er zijn twee registers, register A en B. In register A wordt een aantal personen geobserveerd, hier aangeduid als c en d. Register B bevat eveneens een aantal geobserveerde personen, hier aangegeven met b en d. De overlap tussen beide registers wordt gemarkeerd door d en de bij-schatting wordt aangeduid met a.
B=0 B=1
A=0 a b
A=1 c d
Totaal N
Doordat aangenomen wordt dat de registers A en B onafhankelijk zijn, geldt dat a/b = c/d. Hierdoor is de schatting van a als volgt te berekenen uit de geobserveerde waarden: (b*c)/d. De populatieomvang N is dan gelijk aan b + c + d + (b*c)/d.

Ook hier geldt dat de omvang van de registers niet allesbepalend is voor de schatting van het totaal. Bijvoorbeeld, als de omvang van een register groeit, maar de overlap met het andere register neemt sterker toe, kan het zijn dat de schatting van het totaal aantal dakloze mensen daalt. Het door het CBS toegepaste vangst-hervangst model is geavanceerder dan hierboven wordt beschreven, want het maakt zowel gebruik van meer dan twee registers als achtergrondkenmerken van mensen (zoals leeftijd en geslacht). Dit leidt tot betere schattingen en maakt het mogelijk de groep dakloze mensen naar verschillende achtergrondkenmerken in te delen.

Waarnemingsmethode

De waarnemingen op de registers worden met de hierboven beschreven methode opgehoogd tot de totale geschatte populatie dakloze mensen. Er wordt sinds 2020 gebruik gemaakt van de volgende drie registers:

  • Personen op opvangadressen: Een binnen CBS samengestelde lijst van personen die volgens de BRP (Basisregistratie Personen) verblijven bij dag- en nachtopvangvoorzieningen voor dakloze mensen. Hiervoor is gebruik gemaakt van een lijst met opvanglocaties van de Federatie Opvang (branchevereniging voor maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en beschermd en begeleid wonen) en het Leger des Heils. Deze lijst wordt jaarlijks geüpdatet.
  • Dakloze mensen met een uitkering. Een binnen het CBS beschikbare lijst met personen die in het bijstandsregister stonden als personen zonder vaste verblijfsplaats, volgens de Participatiewet. Dit was tot 2015 het Besluit Adreslozen binnen de Wet Werk en Bijstand (WWB).
  • Reclassering: Sinds 1 januari 2020 wordt een selectie van dakloze mensen gebruikt die bekend waren bij een van drie reclasseringsorganisaties in Nederland (3RO): (1) Reclassering Nederland (RN); (2) Stichting Verslavingsreclassering GGZ (SVG); en (3) Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering. Het gaat daarbij om dakloze mensen waarvoor in het jaar voorafgaand aan de peildatum een RISC (Risicotaxatie- en adviesinstrument Reclassering 3RO) is ingevuld. De RISC is een instrument dat sinds 1 mei 2018 standaard wordt afgenomen bij alle cliënten van 3RO.

De gegevens uit deze registers zijn gekoppeld aan de BRP. Als peildatum is daarbij steeds 1 januari van het desbetreffende jaar gehanteerd).

Tot en met 2018 werd gebruik gemaakt van een selectie van dakloze mensen uit het LADIS: het Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem. Voor de jaren 2009 tot en met 2018 werden deze bestanden geleverd door de Stichting Informatie Voorziening Zorg, SIVZ. Vanwege een stop in de levering van deze bestanden sinds 2016, zijn voor de verslagjaren 2017 en 2018 de gegevens uit het LADIS (of vergelijkbaar) rechtstreeks opgevraagd bij de desbetreffende zorginstellingen.

Vanwege een stop in de levering is gezocht naar een alternatieve bron. Dat is sinds 2020 het hierboven genoemde bestand van de reclassering (3RO). Voor deze bron is gekozen vanwege de betere beschikbaarheid en grotere kwaliteit. Diverse robuustheidsanalyses lijken erop te wijzen dat het gebruik van het 3RO register niet leidt tot andere bevindingen dan met het LADIS en wordt met beide bronnen dezelfde populatie dakloze mensen in beeld gebracht. Naar verwachting zouden de cijfers bij gebruik van het LADIS dan ook binnen de huidige gehanteerde 95-procents betrouwbaarheidsintervallen vallen. Dit is echter met de huidige beschikbare gegevens niet met zekerheid vast te stellen.

Door een verandering in de samenstelling van de LADIS-bestanden vanaf 2017 is dit register niet meer goed vergelijkbaar met hoe dit eerder geleverd werd. Daardoor is een validering van de huidige cijfers vanaf 2020 met de na-geleverde LADIS-bestanden vooralsnog niet mogelijk.

Berichtgevers

  • Personen op opvangadressen: BRP van de gemeenten en voorzieningenlijst met opvangadressen via het internet.
  • WWB: gemeenten of regionale samenwerkingsverbanden of een door de gemeente(n) gemandateerde.
  • Sinds 2020: Reclassering: Reclassering Nederland, namens de drie reclasseringsorganisaties in Nederland (3RO): Reclassering Nederland (RN), Stichting Verslavingsreclassering GGZ (SVG) en Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering.
  • Tot en met 2016: LADIS: SIVZ, de Stichting Informatie Voorziening Zorg.
  • 2017 en 2018: Gegevens uit LADIS of vergelijkbaar, rechtstreeks opgevraagd bij instellingen voor verslavingszorg.

Wat is de kwaliteit van de uitkomsten

Nauwkeurigheid

De kwaliteit van de schatting hangt bij de vangst-hervangst methode af van de mate waarin voldaan wordt aan een aantal aannames, namelijk:

  1. Een gesloten populatie: er mag in de periode van de waarneming niemand op de lijst worden toegevoegd of ervan worden afgevoerd;
  2. Een perfecte koppeling tussen de gebruikte registers: afwezigheid van incorrecte en gemiste koppelingen;
  3. Onafhankelijke insluitkansen: de kans om voor te komen in het ene register moet statistisch los staan van de kans om voor te komen in het andere register; en
  4. Homogeniteit: de kans om voor te komen in een register moet voor iedereen gelijk zijn.

Deze homogeniteitsaanname kan worden versoepeld door in het model variabelen op te nemen die (een deel van) de verschillen in insluitkansen verklaren. Dit wordt ook wel aangeduid met de term geobserveerde heterogeniteit.

Beschrijving kwaliteitsstrategie

In dit onderzoek kan worden uitgegaan van een gesloten populatie, waarmee voldaan is aan aanname (1). Er is gebruik gemaakt van één peildatum voor de drie registers, waardoor de periode van waarneming zo kort mogelijk is.

Ook aan de aanname (2) – geen koppelfouten – is voldaan. Het nummer waar de registers op gekoppeld werden, de koppelsleutel, is namelijk voor alle drie registers gebaseerd op de unieke persoonsgegevens zoals die in de BRP staan, en zijn daarmee dus identiek als het om dezelfde persoon gaat.

Omdat in dit onderzoek gebruik is gemaakt van drie registers, kan de aanname van onafhankelijkheid (3) worden versoepeld. Er mogen wel paarsgewijze interacties voorkomen, zolang er maar geen drieweg-interactie tussen de registers is. Nadere analyses wijzen uit dat daarvan geen sprake is. Wel is er een paarsgewijze afhankelijkheid tussen het opvangregister en de WWB. Waar een geconstateerde afhankelijkheid precies vandaan komt, is in dit onderzoek niet te bepalen. Om daarop meer zicht te krijgen, zouden variabelen toegevoegd kunnen worden die iets zeggen over de kans om voor te komen in beide registers, zoals de duur van de dakloosheid of de aanwezigheid van bijkomende (drugs)problematiek. Dergelijke variabelen zijn echter niet voorhanden.

Voor de geobserveerde heterogeniteit – aanname (4) – is in dit onderzoek gecorrigeerd door het meenemen van geslacht, leeftijd, herkomst en al dan niet verblijven in een van de vier grote steden.
Het 95%-betrouwbaarheidsinterval is berekend met de zogeheten parametrische bootstrap. Bij de parametrische bootstrap worden steeds nieuwe steekproeven getrokken op basis van de geschatte populatieverdeling, waarbij de berekening van datgene waarin men geïnteresseerd is steeds opnieuw wordt uitgevoerd. Na een x aantal (bijvoorbeeld duizend) trekkingen worden de waarden gerangschikt. Bij 1000 trekkingen markeren waarden 25/26 en 975/976 het 95%-betrouwbaarheidsinterval.