Arbeidskosten en concurrentiepositie industrie

De concurrentiepositie van de Nederlandse industrie op de niet-EU-markt hangt samen met de arbeidskosten per eenheid product. Meer specifiek gaat het hierbij om het verschil in ontwikkeling van deze arbeidskosten in niet-EU-landen en Nederland. Vooral de concurrentiepositie van de lowtechsector en in iets mindere mate de mediumtechsector zijn gevoelig voor de ontwikkeling van de arbeidskosten per eenheid product. Daarentegen is hightechsector hier minder gevoelig voor. In de afgelopen tien jaar zijn de verschillen in ontwikkeling van de arbeidskosten per eenheid product bijna volledig toe te schrijven aan wisselkoerseffecten.

Beoordeling concurrentiepositie

De arbeidskosten per eenheid product is een van de factoren die concurrentiepositie van ondernemers bepaalt. De concurrentiepositie van de ondernemers in de industrie verbetert als de arbeidskosten per eenheid product voor de niet-euroconcurrenten meer toenemen dan voor de Nederlandse producenten. Een andere methode om inzicht te krijgen in de concurrentiepositie, is het vragen aan de ondernemers in de industrie hoe zij hun concurrentiepositie beoordelen. De eigen beoordeling van de ondernemers gaat goed samen met de ontwikkeling van de arbeidskosten per eenheid product. In de ontwikkeling van de arbeidskosten per eenheid product zijn de veranderingen in wisselkoersen verdisconteerd.

In 2000 namen de arbeidskosten per eenheid product bij de niet-euroconcurrenten met bijna 15 procent meer toe dan bij de Nederlandse ondernemers. Deze beoordeelden hun concurrentiepositie dan ook als goed. Een sterkere toename van de arbeidskosten per eenheid product in de Nederlandse industrie dan elders gaat daarentegen samen met een negatieve beoordeling van concurrentiepositie. Dit was zichtbaar in 2003. De arbeidskosten stegen in deze periode in de Nederlandse industrie duidelijk harder dan buiten de EU. Het oordeel van de ondernemers bereikte een dieptepunt. Na 2003 is de beoordeling van de concurrentiepositie weer gestegen. In 2006 zijn ondernemers weer redelijk positief over hun concurrentiepositie.

1. Concurrentiepositie en arbeidskostenontwikkeling

1. Concurrentiepositie en arbeidskostenontwikkeling

Hightechsector minst gevoelig

De industrie kan worden ingedeeld in drie sectoren. De lowtechsector bestaat uit industrietakken met relatief eenvoudige productieprocessen, zoals de textielindustrie en de papierindustrie. De rubber- en plasticindustrie behoren tot de mediumtechsector. De hightechsector bestaat uit technisch hoogwaardige productieprocessen, zoals de productie van medische apparatuur. De indeling van sectoren naar low, medium, en high tech is afkomstig van de Europese Centrale Bank (ECB).

De beoordeling van de concurrentiepositie buiten de EU door ondernemers is voor deze drie sectoren duidelijk verschillend. De beoordeling van ondernemers in de lowtech sector kent eenzelfde verloop als dat van de arbeidskosten. Deze sector is dus gevoelig voor de ontwikkeling van de arbeidskosten per eenheid per product. Dat geldt in iets mindere mate ook voor de mediumtechsector. 

De beoordeling van de concurrentiepositie van de hightechsector daarentegen fluctueert duidelijk minder met de ontwikkeling van de arbeidskosten. Bovendien is het verloop afwijkend. Deze sector is minder gevoelig voor de ontwikkeling van de arbeidskosten. Kennelijk concurreert de hightechsector op basis van andere aspecten.

2. Concurrentiepositie op de niet-EU-markt

2. Concurrentiepositie op de niet-EU-markt

Wisselkoers meest bepalend voor concurrentiepositie

Tussen landen met dezelfde munt bepalen de ontwikkeling van de loonvoet en de arbeidsproductiviteit de ontwikkeling van de arbeidskosten per eenheid product. Bij vergelijking van de arbeidskosten tussen gebieden met verschillende valuta is ook de wisselkoers van invloed. Het verschil in ontwikkeling van de loonvoet tussen Nederland en niet-EU-landen was de afgelopen tien jaar nooit meer dan 5 procent. Hetzelfde geldt voor de arbeidsproductiviteit. De wisselkoers (euro/dollar) liet in deze periode veel grotere schommelingen zien.

3. Loonvoet

3. Loonvoet

4. Arbeidsproductiviteit

4. Arbeidsproductiviteit

In 1997 verminderde de waarde van de euro ten opzichte van de dollar met bijna 14 procent. Omgekeerd nam in 2003 de waarde van de euro ten opzichte van de dollar met bijna 20 procent toe. De schommelingen in de wisselkoers overstijgen de ontwikkelingen in de loonvoet en de arbeidsproductiviteit. Het verschil in ontwikkeling van de arbeidskosten per eenheid product tussen niet-eurolanden en Nederland is voor deze periode dan ook bijna volledig het gevolg van schommelingen in de wisselkoers.

5. Wisselkoers en arbeidskostenontwikkeling

5. Wisselkoers en arbeidskostenontwikkeling