Sociaal en institutioneel vertrouwen

Het institutioneel vertrouwen heeft betrekking op een aantal maatschappelijke en politieke instituten, instellingen en organisaties. De vraag over institutioneel vertrouwen luidde: ‘Dan nu enkele vragen over uw vertrouwen in diverse organisaties en hun functioneren. Wilt u voor elk van de volgende instellingen aangeven hoeveel vertrouwen u hierin heeft? Kerken, leger, rechters, pers, politie, Tweede kamer, ambtenaren, banken, politici, grote bedrijven en de Europese Unie. Met als antwoordcategorieën: ‘Heel veel vertrouwen’, ‘Tamelijk veel vertrouwen’, ‘Niet zo veel vertrouwen‘ en ‘Helemaal geen vertrouwen’. De categorieën ‘Heel veel vertrouwen’ en ‘Tamelijk veel vertrouwen’ zijn vervolgens samengevoegd, net als de categorieën ‘Niet zo veel vertrouwen’ en ‘Helemaal geen vertrouwen’.

Sociaal vertrouwen wordt als volgt uitgevraagd: ‘Vindt u dat over het algemeen de meeste mensen wel te vertrouwen zijn of vindt u dat men niet voorzichtig genoeg kan zijn in de omgang met anderen?’. De antwoordcategorieën waren: ‘Wel te vertrouwen’ en ‘Je kunt niet voorzichtig genoeg zijn’.

De bevindingen zijn gebaseerd op het grootschalige onderzoek Sociale Samenhang en Welzijn dat in de periode 2012–2021 onder 75 duizend personen van 15 jaar of ouder is uitgevoerd.