Achtergrond methode TRIM en graadmeters

De methode in het programma TRIM bestaat uit de bewerking van cijfers, en de bepaling van trends. De methode is geschikt voor de analyse van tijdreeksen van aantallen waarin veel ontbrekende tellingen voorkomen.  Met de uitkomsten van TRIM worden graadmeters samengesteld.

Bewerking van cijfers

Omdat de werkelijke aantallen dieren en planten vaak niet bekend zijn, worden tijdreeksen omgezet in indexcijfers, waarbij (meestal) het eerste jaar van het meetnet op 100 (basisjaar) wordt gezet. Daardoor zijn procentuele veranderingen ten opzichte van het basisjaar direct af te lezen en zijn de veranderingen bij verschillende soorten onderling te vergelijken. In principe worden de reeksen gecorrigeerd voor mogelijke vertekeningen door over- of onderbemonstering van bepaalde regio’s en begroeiingstypen (bos, heide, duin moeras etc). Als tellingen ontbreken, schat TRIM de waarden uit waargenomen veranderingen op wel getelde meetpunten. Hierdoor kunnen bij het toevoegen van een nieuw jaar veranderingen optreden in indexcijfers van voorgaande jaren.

Bepaling van trends

Verder worden de trends over een reeks van jaren gezocht. TRIM doet een uitspraak of een soort significant toe- of afneemt dan wel stabiel of onzeker is. In StatLine is de trenduitspraak vermeld in de toelichting van de betreffende soort. In 2005 is een nieuwe trendclassificatie in gebruik genomen. Alle trends worden nu bepaald aan de hand van het percentage verandering in de aantallen per jaar en de onzekerheid van die verandering. De klassen van de trends zijn als volgt omschreven:

Trendcriteria

Sterke toename: zeker meer dan 5 procent toename per jaar.
Matige toename: zekere toename, maar niet zeker of deze meer dan 5 procent per jaar is.
Stabiel: aantalsverandering zeker kleiner dan 5 procent per jaar.
Matige afname: zekere afname, maar niet zeker of deze meer dan 5 procent per jaar is.
Sterke afname: zeker meer dan 5 procent afname per jaar.
Onzeker: omvang aantalsverandering met meetnet niet goed vast te stellen.

Samenstellen van graadmeters

De indexcijfers en trends worden op hun beurt weer gebruikt voor het samenstellen van natuurgraadmeters. Voor deze geaggregeerde cijfers worden gegevens van een aantal afzonderlijke soorten samengenomen. In CBS-publicaties zijn de indexcijfers van een aantal soorten meetkundig gemiddeld. Een dergelijke index wordt soortgroeptrendindex (SGT) genoemd. In de rapporten van het Milieu- en Natuurplanbureau zijn ook wel andere natuurgraadmeters opgenomen op basis van gegevens uit het NEM. Bij het samenstellen van SGT’s per begroeiingstype is uitgegaan van een selectie van de kenmerkende soorten uit de soortgroep.