Onderweg in Nederland (ODiN) 2024 - Onderzoeksbeschrijving

Over deze publicatie

Het onderzoek Onderweg in Nederland (ODiN) verschaft adequate informatie over de dagelijkse mobiliteit van de Nederlandse bevolking beschreven naar plaats van herkomst, bestemming, tijdstip waarop het vervoer plaatsvindt, gebruikte vervoermiddelen en de reismotieven voor de verplaatsingen. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De onderzoeksbeschrijving over het onderzoeksjaar 2024 bevat een globale beschrijving van de uitvoering van het onderzoek in dat jaar.

Methodebreuk
Bij het analyseren van de resultaten van het onderzoek Onderweg in Nederland 2024 (ODiN) is een methodebreuk geconstateerd. Dit betekent dat de uitkomsten van 2024 niet zomaar vergelijkbaar zijn met de resultaten van eerdere jaren. Meer informatie hierover is te vinden in de plausibiliteitsrapportage van ODiN 2024 en in de speciale bijsluiter bij het bestand van ODiN 2024.

1. Inleiding

Dit document geeft een globale beschrijving van de uitvoering van het onderzoek Onderweg in Nederland (ODiN) in 2024.

1.1 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 zijn een aantal kenmerken van het ODiN beschreven, zoals het doel, de onderzoeksfasen en het meer- en maatwerk. De belangrijkste verschillen tussen ODiN 2024 ten opzichte van ODiN 2023 staan vermeld in hoofdstuk 3. De hoofdstukken 4 tot en met 6 beschrijven respectievelijk de steekproeftrekking, het veldwerk en het verwerkingsproces van het onderzoek.

In bijlage A wordt een aantal zaken toegelicht die van belang zijn bij het gebruik van het ODiN-databestand en de interpretatie van de resultaten. Bijlage B bevat de deelgebieden van het meerwerk en bijlage C het weegmodel. Enkele kerncijfers op basis van ODiN 2024 zijn te vinden in bijlage D. Marges behorende bij de randtotalen van die gepresenteerde kerncijfers staan in bijlage E. Meer gedetailleerde resultaten worden gepubliceerd op StatLine, de elektronische databank van het CBS.

Naast deze onderzoeksbeschrijving verschijnt er jaarlijks een landelijke plausibiliteitsrapportage en is er een handleiding beschikbaar voor het gebruik van het databestand.

 

1.2 Meer informatie

Cijfers op basis van het ODiN zijn te vinden op StatLine, de elektronische databank van het CBS:
CBS Open data StatLine

De databestanden van ODiN en OViN kunnen aangevraagd en gedownload worden via DANS (Data Archiving and Networked Services):
DANS Data Station Social Sciences and Humanities

Voor het uitvoeren van uitgebreide analyses, eventueel met gebruik van andere data van het CBS, kan informatie gevonden worden op:
Microdata: Zelf onderzoek doen | CBS

Voor publicaties over het thema verkeer en vervoer, waaronder van ODiN, kunt u de internetsite van het CBS raadplegen:
Verkeer en vervoer | CBS

Als u vragen heeft naar aanleiding van de documentatie, dan kunt u via onderstaand e-mailadres terecht bij de infoservice van het CBS:
infoservice@cbs.nl

2. Onderweg in Nederland (ODiN)

Het onderzoek Onderweg in Nederland (ODiN) is het nationale mobiliteitsonderzoek onder inwoners van Nederland. Verplaatsingsonderzoek kent in Nederland een lange geschiedenis. Sinds 1978 onderzoekt het CBS de mobiliteit van personen in Nederland. Tussen 1978 en 2004 gebeurde dit onder de naam Onderzoek Verplaatsingsgedrag (OVG). In de periode 2004 tot en met 2009 werd het onderzoek in opdracht van Rijkswaterstaat uitgevoerd door het bureau SocialData onder de naam Mobiliteitsonderzoek Nederland (MON). Met ingang van 2010 kwam de uitvoering van het mobiliteitsonderzoek weer terug bij het CBS, als Onderzoek Verplaatsingen in Nederland (OViN). Met ingang van 2018 werd het onderzoek gewijzigd en gaat het verder onder de naam Onderweg in Nederland, kortweg ODiN.

2.1 Doel van het onderzoek

Het doel van het onderzoek ODiN is om bruikbare informatie te leveren over de dagelijkse mobiliteit van de Nederlandse bevolking ten behoeve van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, andere overheden, beleids- en onderzoeksinstanties en de maatschappij. De informatie wordt onder andere gebruikt bij het ontwikkelen en toetsen van het verkeer- en vervoerbeleid in Nederland.

Het ODiN bestaat uit een basisonderzoek op landelijk niveau en eventuele verdichtingen of aanvullende onderzoeken. Het basisonderzoek is een dagelijks en continu onderzoek naar het verplaatsingsgedrag van inwoners van Nederland dat dagelijks plaatsvindt. Aan de respondenten wordt gevraagd om voor één bepaalde dag van het jaar op te geven waar ze die dag naartoe zijn gegaan, met welk doel, met welk vervoermiddel en hoe lang het duurde om er te komen. Daarnaast zijn er vragen naar andere relevante zaken zoals (elektrische) fietsbezit, gemiddeld gebruik van vervoermiddelen en vragen over onderwijs en maatschappelijke positie. Aanvullend worden gegevens, bijvoorbeeld voertuig- en rijbewijsbezit, gekoppeld uit registers.

Op grond van dit onderzoek kan informatie worden verkregen over alle dagelijkse verplaatsingen, ook tijdens vakantie, door inwoners van Nederland op Nederlands grondgebied.

2.2 Onderzoeksprocessen

Het onderzoek wordt in drie hoofdfases uitgevoerd, te weten:

  1. Steekproeftrekking
  2. Veldwerk
  3. Verwerking

Tijdens de steekproeftrekking wordt bepaald welke personen een uitnodiging ontvangen om mee te doen aan het onderzoek. Ook wordt dan aan elke steekproefpersoon een weekdag toegekend waarover deze persoon zijn of haar gegevens dient in te vullen. Na de steekproeftrekking volgt het veldwerk. Dit omvat het samenstellen en verzenden van het enquêtemateriaal en het verzamelen van de respons. De verzamelde gegevens worden gecodeerd en opgenomen in een veldwerkbestand. De data in het veldwerkbestand wordt gecontroleerd, aangevuld en bewerkt in het verwerkingsproces. De weging is een belangrijk onderdeel van de verwerking. Daarbij worden de weegfactoren bepaald om de gegevens zo representatief mogelijk te maken voor de hele Nederlandse bevolking. De weegfactoren worden gekoppeld aan het bestand waarna analyses met gewogen resultaten uitgevoerd kunnen worden. In de hoofdstukken 4 tot en met 6 worden de fases nader toegelicht.

2.3 Meer- en maatwerk

Het basisonderzoek van ODiN meet op nationaal niveau informatie over het verplaatsingsgedrag van inwoners van Nederland van 6 jaar of ouder. Het basisonderzoek kan goed worden gebruikt om uitspraken te doen over het verplaatsingsgedrag in heel Nederland. Het basisonderzoek leent zich ook voor het doen van uitspraken op regionaal niveau, maar daarbij geldt dat de betrouwbaarheid van het resultaat afneemt naarmate het geografisch schaalniveau lager is. Het kan dan ook nodig zijn kenmerken op een hoger aggregatieniveau te berekenen (in minder klassen bijvoorbeeld) om te zorgen voor voldoende betrouwbare resultaten.

Aanvullende informatiebehoefte op aanvraag kent twee vormen. In de eerste plaats kan er behoefte zijn aan een vergroting van de responsaantallen op regionaal niveau. Daarnaast kan er gevraagd worden naar aanvullende (verbredende of verdiepende) informatie over een specifiek (beleids)thema. In het eerste geval spreken we van meerwerk, in het tweede geval van maatwerk.

Meerwerk is een optie wanneer de steekproef en de respons van het basisonderzoek onvoldoende groot zijn om op een lager aggregatieniveau betrouwbare uitspraken te doen. Het basisonderzoek kan wel worden gebruikt om uitspraken te doen over het verplaatsingsgedrag in heel Nederland, maar bijvoorbeeld niet over het verplaatsingsgedrag in de regio Arnhem-Nijmegen. Wanneer in zo’n regio meer respondenten voor het ODiN worden benaderd, kan verdiepend onderzoek op regionaal niveau wél plaatsvinden. Deze extra respondenten krijgen dezelfde vragen als in het basisonderzoek. De responsen van de meerwerkrespondenten worden altijd samen gewogen met die van het basisonderzoek en ook samen met de landelijke responsen geleverd in één databestand.

Van maatwerk is sprake wanneer als aanvulling op het basisonderzoek wordt ingespeeld op actuele beleidsthema’s of andere specifieke onderzoeksvragen. In dat geval krijgen respondenten van het basisonderzoek een extra vragenlijst met aanvullende vragen. Maatwerk kan eventueel op regionaal niveau worden uitgevoerd. In dat geval spreken we van ‘regionaal maatwerk’.

Wanneer gebruikers behoefte hebben aan meer- of maatwerk, of een combinatie van beide, kunnen zij daarvoor een verzoek indienen bij het CBS. Voor meer- en maatwerk gelden wel een aantal criteria, waaronder:

  • De kwaliteit van het ODiN-basisonderzoek mag niet worden beïnvloed door het meer- of maatwerk.
  • De opdrachtgever van een verzoek om meer- of maatwerk stemt ermee in dat de responsen onderdeel gaan uitmaken van het databestand en in die zin openbaar worden gemaakt.

2.4 Uitgevoerd meer- en maatwerk in 2024

In 2024 waren er drie meerwerkonderzoeken. In opdracht van de Vervoerregio Amsterdam is het meerwerk Noordvleugel uitgevoerd. Dit meerwerk betreft sinds 2022 het gehele gebied van de beide provincies Noord-Holland en Flevoland. Het tweede meerwerkonderzoek betreft het meerwerk in opdracht van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag in de gelijknamige regio. Tenslotte is er het meerwerk in opdracht van de Gemeente en de Provincie Utrecht in alle gemeenten van de provincie Utrecht. In bijlage B worden de indelingen van de meerwerkgebieden in deelregio's, gemeenten en wijken gepresenteerd.

3. Verschillen tussen ODiN 2024 en ODiN 2023

Het onderzoek ODiN is in 2024 grotendeels op dezelfde wijze uitgevoerd als in het voorgaande onderzoeksjaar. Er zijn enkele verschillen en deze worden in dit hoofdstuk toegelicht.

Methodebreuk

Bij het analyseren van de resultaten van het onderzoek Onderweg in Nederland 2024 (ODiN) is een methodebreuk geconstateerd. Dit betekent dat de uitkomsten van 2024 niet zomaar vergelijkbaar zijn met de resultaten van eerdere jaren. Meer informatie hierover is te vinden in de plausibiliteitsrapportage van ODiN 2024 en in de speciale bijsluiter bij het bestand van ODiN 2024.

3.1 Steekproeftrekking en respondentbenadering

In het voorgaande onderzoeksjaar is een nieuwe herkomstindeling doorgevoerd in de verwerking, de weging en het databestand. Het is een driedeling naar herkomstland: Nederland, Europa (excl. Nederland) en Buiten Europa. In ODiN 2024 is deze indeling ook doorgevoerd in de steekproeftrekking en de respondentbenadering. Daarmee is de CBS-brede transitie naar geboorteland als achtergrondkenmerk ook voor ODiN volbracht.

Wat betreft de steekproeftrekking is er daarnaast een wijziging doorgevoerd in verband met een aangepaste responswens. Met ingang van 2024 wordt namelijk voor het meerwerk Noordvleugel voor alle stadsdelen van de gemeente Amsterdam een responswens gehanteerd van 250 respondenten. Vorig jaar was die wens alleen voor het stadsdeel Zuidoost en voor het stadsgebied Weesp van toepassing.

Ten aanzien van de respondentbenadering zijn er nog een drietal bijzonderheden voor ODiN 2024 te melden.

In de eerste plaats zijn met ingang van ODiN 2024 de aanschrijfbrief en rappelbrieven van ODiN enigszins verkort met als doel dat deze beter gelezen en begrepen worden.

In de tweede plaats is in 2024 is tot en met weekportie 18 van het veldwerk een experiment uitgevoerd waarbij de effecten van het wel of niet meesturen van een folder op het responspercentage zijn onderzocht voor de drie verschillende groepen van Herkomstland (Nederland; Europa (excl. NL); Buiten-Europa). De resultaten van het experiment hebben geleid tot het besluit om met ingang van ODiN 2025 geen folder meer mee te sturen.

Tenslotte is er een wijziging van de kansincentive doorgevoerd. Tot en met ODiN 2023 kon de respondent kiezen uit een set VVV-cadeaukaarten of een iPad als kansincentive. Gedurende de looptijd van het folder-experiment bestond de incentive enkel uit verloting van de VVV-cadeaukaarten (er was dus geen keuzemogelijkheid). Met ingang van weekportie 19 heeft de respondent voor de kansincentive de keuze uit een smartwatch of een set VVV-cadeaukaarten.

3.2 Vragenlijst

In de vragenlijst zijn de vragen en antwoorden over de onderwerpen onkostenvergoeding en vervoersarmoede aangepast op basis van de ingevulde responsteksten van respondenten in de voorgaande jaren. Het betreft vragen die de respondent worden voorgelegd nadat alle verplaatsingen en ritten zijn uitgevraagd.

De belangrijkste wijziging bij de vragen over de onkostenvergoeding is de toevoeging van de antwoordmogelijkheid “Vergoeding via een fiscaal vriendelijke regeling”. De andere wijziging betreft het aanpassen van de tekst van het antwoord “Vergoeding per daadwerkelijk gereden kilometer” naar “Vergoeding op basis van het aantal kilometers”.

Bij de vragen gerelateerd aan vervoersarmoede zijn ook wijzigingen doorgevoerd. Voor elk van de negen typen locaties waarvan de bereikbaarheid wordt gevraagd is de vraag aangepast en is in de antwoorden de detaillering van de mate van bereikbaarheid gewijzigd. Vraag en antwoorden waren:

Hoe vaak kunt u de volgende plekken wél bereiken als u er naartoe wilt?

  1. Altijd
  2. Vaak
  3. Soms
  4. Zelden
  5. Nooit
  6. Niet van toepassing; ik wil/hoef hier nooit heen

En dat is nu geworden:

Hoe vaak kunt u de volgende plekken goed bereiken als u er naartoe wilt?

  1. Meestal of altijd bereikbaar
  2. Soms wel, soms niet bereikbaar
  3. Meestal niet of nooit bereikbaar
  4. Niet van toepassing; ik hoef hier nooit heen

Indien sprake is van de antwoorden 2 of 3, dan wordt een vervolgvraag gesteld over de twee belangrijkste redenen dat men de locatie niet altijd kan bereiken. Daarbij zijn in enkele gevallen de antwoordteksten aangepast. Zo is de oude antwoordtekst “Ik wil of kan niet met het openbaar vervoer reizen of vind het te ingewikkeld” vervangen door de tekst “De reis met het openbaar vervoer is onhandig of moeilijk” en is de antwoordtekst “Vanwege mijn gezondheid” gewijzigd in “Vanwege gezondheidsklachten- of beperkingen”.

3.3 Verwerkingsproces

In het verwerkingsproces zijn uiteraard wijzigingen doorgevoerd die vrijwel jaarlijks optreden zoals van jaartallen, gewijzigde regionale indelingen (waaronder gemeentelijke herindelingen en wijzigingen in het meerwerk), mutaties in treinstations en spoorwegverbindingen en dergelijke. Ook wijzigingen in de steekproeftrekking, de vragenlijst en het databestand hebben daar waar nodig geleid tot aanpassingen van het verwerkingsproces. Er waren voor ODiN 2024 geen andere aanpassingen noodzakelijk

3.4 Databestand

In deze paragraaf staan de belangrijkste wijzigingen in de codering en labels van het databestand ten opzichte van ODiN 2023 beschreven. Niet alle wijzigingen zijn beschreven: jaarlijkse wijzigingen in verband met het nieuwe kalenderjaar, gemeentelijke herindelingen en wijzigingen in treinstations zijn hieronder bijvoorbeeld niet opgenomen. Alle wijzigingen zijn uiteraard ook doorgevoerd in het codeboek.

Variabele VergFisc

De variabele VergFisc is toevoegd aan het bestand vanwege het toevoegen van de antwoordmogelijkheid “Vergoeding via een fiscaal vriendelijke regeling” bij de vraag over de onkostenvergoeding voor het reizen van en naar het werk. Deze variabele kent dezelfde indeling als de overige antwoorden op de genoemde vraag:

  1. Nee
  2. Ja
  3. Niet van toepassing

Variabelen over bereikbaarheid

Vanwege het aanpassen van de vraag en de antwoorden over de mate van bereikbaarheid zijn de negen Ber-variabelen hernoemd tot Brb-variabelen. Zo is de variabele BerWrk vervangen door de variabele BrbWrk. Ook de waarden behorende bij deze variabelen zijn aangepast. Iedere Brb-variabele heeft nu de volgende waarden:

  1. Meestal of altijd
  2. Soms wel, soms niet
  3. Meestal niet of nooit
  4. Onbekend
  5. Niet van toepassing; OP wil/hoeft hier nooit heen
  6. Niet van toepassing; OP jonger dan 15 jaar

Bij de variabelen waarin de reden is vastgelegd waarom men de locatie niet altijd kan bereiken (de Rd-variabelen) is een tekstuele wijziging in een waardelabel doorgevoerd. Daar is het label “Wil of kan niet met OV reizen” in alle gevallen vervangen door “Reis met OV is onhandig of moeilijk”.

Vanwege aangescherpte regels voor de statistische beveiliging van onderzoeksbestanden van het CBS wordt met ingang van ODiN 2024 voor externe onderzoekers niet meer hetzelfde microdatabestand van ODiN aan DANS beschikbaar gesteld zoals in de afgelopen jaren. Daarvoor in de plaats komt een bestand met minder variabelen en in sommige gevallen ingedikte variabelen. Bij alle geraakte variabelen gaat het om in meer of mindere mate identificerende variabelen. Daarnaast worden vertrek- en aankomstpostcodes van ruis voorzien volgens PRAM (Post Randomisatie Methode). Het doel van al deze bewerkingen is het aantal onveilige combinaties in het bestand te reduceren en daarmee de kans op onthulling. Bij het DANS-bestand van ODiN hoort een apart codeboek en er komt tevens documentatie beschikbaar met een toelichting op de beveiligingsmethode en een beschrijving van de verschillen tussen het DANS-bestand en het tot nu toe via DANS beschikbaar gestelde microdatabestand.

4. Steekproeftrekking ODiN 2024

De steekproef van ODiN is een personensteekproef. De doelpopulatie van ODiN bestaat uit alle in Nederland woonachtige personen in particuliere huishoudens met een leeftijd van 6 jaar en ouder. De basis voor de steekproeftrekking is de Basisregistratie Personen (BRP). Steekproefpersonen waarvan geconstateerd wordt dat ze behoren tot de institutionele bevolking (bewoners van inrichtingen, instellingen en tehuizen (IIT)) worden niet benaderd1).

In 2024 heeft het CBS zowel het basisonderzoek op landelijk niveau als drie regionale meerwerkonderzoeken uitgevoerd. Voor het basisonderzoek worden iedere maand twee personensteekproeven getrokken: een steekproef voor het evenredig deel en een steekproef voor het aanvullend deel. De steekproeven voor het evenredig deel worden getrokken uit het steekproefkader dat is afgeleid uit de BRP en wordt gebruikt voor alle personensteekproeven van het CBS. De steekproeven voor het aanvullend deel en voor het meerwerk worden getrokken uit een schaduwkader2). Ook het schaduwkader is afgeleid uit de BRP. Zowel het reguliere kader als het schaduwkader bevatten ongeveer zeven procent van de in de BRP ingeschreven Nederlandse bevolking van 6 jaar of ouder. Er is geen overlap tussen deze kaders. Voor de meerwerkonderzoeken geldt dat er iedere maand één steekproef wordt getrokken voor elke deelregio van het meerwerkgebied waarin verdichting nodig is.

De steekproeven zijn getrokken volgens een gestratificeerd tweetrapsmodel. In de eerste trap zijn per coropgebied systematisch (deel)gemeenten geselecteerd met kansen evenredig aan hun inwoneraantallen, waarbij tevens voor elke geselecteerde (deel)gemeente het aantal te trekken personen is bepaald. De tweede trap is een enkelvoudig aselecte steekproef van personen in de geselecteerde (deel)gemeenten, met omvangen per deelgemeente zoals vastgesteld in de eerste trap.

In de uitzet voor het aanvullend deel van het basisonderzoek en de beide meerwerkonderzoeken zijn moeilijk responderende groepen oververtegenwoordigd. Hiervoor is de geoperationaliseerde doelpopulatie opgedeeld in vijf strata, gebaseerd op leeftijd, herkomst en inkomen. Leeftijd is verdeeld in vijf categorieën: 6-17 jaar, 18-34 jaar, 35-54 jaar, 55-74 jaar en 75+. Herkomstland wordt verdeeld in drie categorieën: Nederland, Europa (excl. Nederland) en Buiten Europa. Personen waarvan de herkomst onbekend is worden ingedeeld bij de laatstgenoemde categorie. Voor inkomen wordt het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen gebruikt en ook dit kenmerk wordt in twee categorieën verdeeld: lage inkomens (de laagste vier decielen en onbekenden) en hoge inkomens (de hoogste zes decielen). Met deze categorieën leidt uitkruising van leeftijd, herkomst en inkomen tot 5×3×2 = 30 groepen. Deze groepen zijn zodanig in vijf strata ingedikt dat responspercentages van groepen in hetzelfde stratum bij het basisonderzoek vergelijkbaar zijn en responspercentages van groepen in verschillende strata bij het basisonderzoek duidelijk anders zijn. In tabel 4.1 wordt de samenstelling van de vijf strata weergegeven.

4.1 Stratificatie van de steekproeftrekking
StratumLeeftijdHerkomstland 1)Inkomen
118 t/m 34 jaarEuropaLaag
118 t/m 34 jaarBuiten EuropaLaag
118 t/m 34 jaarBuiten EuropaHoog
135 t/m 54 jaarEuropaLaag
135 t/m 54 jaarBuiten EuropaLaag
155 t/m 74 jaarBuiten EuropaLaag
1> 75 jaarBuiten EuropaLaag
218 t/m 34 jaarNederlandLaag
218 t/m 34 jaarEuropaHoog
235 t/m 54 jaarNederlandLaag
235 t/m 54 jaarBuiten EuropaHoog
255 t/m 74 jaarEuropaLaag
2> 75 jaarNederlandLaag
2> 75 jaarEuropaLaag
36 t/m 17 jaarNederlandLaag
36 t/m 17 jaarEuropaLaag
36 t/m 17 jaarBuiten EuropaLaag
318 t/m 34 jaarNederlandHoog
335 t/m 54 jaarEuropaHoog
355 t/m 74 jaarNederlandLaag
355 t/m 74 jaarBuiten EuropaHoog
46 t/m 17 jaarBuiten EuropaHoog
435 t/m 54 jaarNederlandHoog
4> 75 jaarBuiten EuropaHoog
56 t/m 17 jaarNederlandHoog
56 t/m 17 jaarEuropaHoog
555 t/m 74 jaarNederlandHoog
555 t/m 74 jaarEuropaHoog
5> 75 jaarNederlandHoog
5> 75 jaarEuropaHoog
1) Europa is Europa exclusief Nederland.

Bij de steekproeftrekking worden meer personen getrokken dan uiteindelijk worden uitgezet. Dit wordt gedaan om te compenseren voor uitval bij de screening. Deze uitval betreft personen van wie het adres gedurende de afgelopen twaalf maanden al eerder in een CBS-steekproef voorkwam, personen van wie het adres behoort tot de adressen van de institutionele bevolking en personen van wie geen bruikbaar adres wordt verkregen bij de BRP. Indien meerdere personen woonachtig op hetzelfde adres getrokken worden, blijft na screening maximaal één persoon woonachtig op dit adres over. Na de screening volgt nog een uitdunning. Daarbij wordt het aantal steekproefpersonen beperkt tot de omvangen van de uit te zetten steekproefporties. Het resultaat na screening en uitdunning van de initiële steekproeftrekking is de uitzet.

Bij ODiN wordt vervolgens aan iedere persoon in de uitzet een bepaalde dag van de week toegekend. Dit is de dag waarover de respondent in het veldwerk gevraagd wordt te responderen.

4.1 Realisatie steekproeftrekking in 2024

De steekproeftrekking voor het basisonderzoek in ODiN 2024 was gericht op het behalen van minimaal 45.000 bruikbare responsen. Bij de steekproef voor het meerwerk Noordvleugel was voor het deelgebied van de metropoolregio Amsterdam plus de gemeenten Zeewolde en Dronten een aantal 2.000 meerwerkresponsen maatgevend. Voor de deelregio Noord-Holland Noord betrof dat 700 respondenten (uit de landelijke en de meerwerksteekproef) voor elk van de drie deelregio’s van Noord-Holland Noord en voor Urk en Noordoostpolder was het gezamenlijke totaal ook 700 respondenten. Tenslotte gaat het voor elk stadsdeel van de gemeente Amsterdam om 250 responsen. De steekproef voor het meerwerk MRDH was gericht op het behalen van 5.529 responsen uit de landelijke en de meerwerksteekproef. Voor het meerwerk in de provincie Utrecht gaat het om 3.924 responsen, waarvan 1.092 in de gemeente Utrecht en 2.832 in de overige gemeenten van de provincie.

Gedurende het gehele onderzoeksjaar wordt gemonitord of de responsaantallen aan de verwachtingen voldoen. Zodoende kan ingeschat worden of aan de responseisen voldaan wordt. In 2024 bleek het gedurende het jaar niet nodig om in te grijpen met extra steekproeftrekkingen.

Voor het basisonderzoek zijn in 2024 in totaal 197.443 steekproefpersonen benaderd. De uitgezette steekproef voor het meerwerk Noordvleugel was 16.877, waarvan 1.936 in Noord-Holland Noord en 2.731 in Urk + Noordoostpolder. Voor het meerwerk MRDH zijn 31.435 personen benaderd en voor het meerwerkgebied Utrecht betrof het in totaal 16.542 personen, waarvan 5.053 in de gemeente Utrecht.

1) De institutionele bevolking betreft personen in huishoudens van één of meer personen die samen een woonruimte bewonen en daar bedrijfsmatig worden voorzien in dagelijkse levensbehoeften. Ook de huisvesting vindt bedrijfsmatig plaats. Het gaat met name om zorginstellingen zoals verpleeg-, en verzorgingshuizen, maar bijvoorbeeld ook om internaten, kloosters, gevangenissen, kazernes en asielzoekerscentra, waarin de personen in principe voor langere tijd (zullen) verblijven.

2)Uit het reguliere kader mogen alleen aselecte steekproeven getrokken worden (het niet getrokken deel van het kader moet altijd aselect zijn in verband met steekproeven die later uit het kader worden getrokken). Als voor ODiN alleen aselecte steekproeven uit het reguliere kader getrokken zouden worden (en deze steekproeven vervolgens mogelijk selectief uitgedund worden), raakt dit kader uitgeput voordat alle steekproeven eruit getrokken zijn die eruit getrokken moeten worden.

5. Veldwerk ODiN 2024

Het veldwerk bestaat uit het opstellen, verspreiden en verzamelen van enquêtemateriaal. Het ODiN (basisonderzoek en meerwerk) wordt waargenomen met behulp van internetwaarneming waarvoor steekproefpersonen per brief worden uitgenodigd.

Brieven en folders

Iedere persoon die in de ODiN-steekproef is gevallen, ontvangt een aanschrijfbrief met daarin het verzoek om deel te nemen aan het onderzoek. In de brief wordt vermeld over welke dag van de week (de invuldag) de respondent de vragenlijst dient in te vullen. Deze dag is reeds in de steekproeftrekking toegewezen. Het doel van het onderzoek, de samenwerking met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en het feit dat dat deelnemers aan het onderzoek kans maken op een beloning (incentive) worden ook in de aanschrijfbrief aangegeven. De brief eindigt met een informed consent waarin staat dat het CBS de verzamelde gegevens aanvult met enkele reeds bij het CBS aanwezige achtergrondkenmerken uit andere bronnen. Bij de aanschrijfbrief wordt voor personen met herkomstland Buiten Europa een folder bijgevoegd die specifiek is samengesteld voor ODiN. Merk op dat dit gedurende het folder-experiment van ODiN 2024 anders was (zie paragraaf 3.1).

Twee weken na de aanschrijfbrieven worden rappelbrieven verstuurd. Daarin staat opnieuw het verzoek om deel te nemen aan het onderzoek. De invuldag is daarbij gelijk aan de oorspronkelijk toegekende invuldag. Deze brief wordt alleen verstuurd aan steekproefpersonen waarvan geen respons is ontvangen en die niet bij het CBS hebben aangegeven niet te willen of kunnen deelnemen aan het onderzoek.

Vier weken na de aanschrijfbrieven, en dus twee weken na de eerste rappelbrieven, worden de tweede rappelbrieven verstuurd met wederom het verzoek om deel te nemen aan het onderzoek. De invuldag is ook nu onveranderd en dus gelijk aan de oorspronkelijk toegekende invuldag. Ook deze brief wordt alleen verstuurd aan steekproefpersonen waarvan nog geen respons is ontvangen via internet en die niet hebben aangegeven niet te willen of kunnen deelnemen aan het onderzoek. In de brief staat een uiterste datum tot wanneer de vragenlijst kan worden ingevuld. Daarna worden geen nieuwe rappels meer aan de betreffende steekproefpersoon verzonden.

Voor de uitvoering van de benaderstrategie worden dus drie typen brieven gebruikt: een aanschrijfbrief, een eerste rappel- en een tweede rappelbrief. Voor het invullen van vragenlijsten door kinderen van 6 jaar of ouder wordt door het CBS de volgende standaard werkwijze gehanteerd:

  • voor kinderen in de leeftijd van 6 tot en met 12 jaar wordt de vragenlijst door de ouders/verzorgers ingevuld;
  • voor kinderen in de leeftijd van 12 tot en met 15 jaar wordt aan de ouders/verzorgers gevraagd of het kind de vragenlijst zelf mag invullen. Indien dit niet het geval is mag de vragenlijst door de ouders/verzorgers worden ingevuld;
  • kinderen in de leeftijd van 16 jaar of ouder vullen zelf de vragenlijst in.

Er zijn dus afzonderlijke brieven voor alle drie de leeftijdscategorieën.

De uitzet is verdeeld in weekporties en de brieven worden wekelijks verstuurd. Steekproefpersonen ontvangen op vrijdag in week t de aanschrijfbrief. Respons naar aanleiding van de aanschrijfbrief, kan dan betrekking hebben op week t-1 t/m week t+2. Respons naar aanleiding van de eerste rappelbrief, kan betrekking hebben op week t+1 t/m week t+4. Tenslotte kan respons naar aanleiding van de tweede rappelbrief, betrekking hebben op week t+3 t/m week t+7. Elke weekportie wordt afgesloten op de toegewezen invuldag in week t+7. De doorlooptijd van de internetwaarneming is hiermee voor alle weekporties gelijk, namelijk 45 dagen.

Website

Op de website van het CBS staat een pagina over ODiN (https://www.cbs.nl/onderweg) die is gericht op de respondent. Deze pagina is onder andere gericht op het informeren en enthousiasmeren van de respondent. De site bevat ook de voorlichtingsvideo ‘Onderweg in Nederland’. De site beoogt respons-bevorderend te werken.

Vragenlijst

Voor ODiN wordt een elektronische vragenlijst gebruikt voor de internetwaarneming. Met de vragenlijst wordt in vragenblokken huishoudinformatie, persoonsinformatie en informatie over verplaatsingen en ritten verzameld. In de brieven wordt vermeld welke dag van de week (de invuldag) aan de respondent is toegekend. Bij het inloggen in de vragenlijst wordt automatisch de meest recente datum behorende bij de aan de respondent toegewezen invuldag getoond. Dat kan ook de inlogdatum zelf zijn indien de respondent inlogt op de dag van de week die hem of haar is toegewezen. Deze werkwijze betekent dat een respondent in het uiterste geval maximaal zes dagen terug in de tijd hoeft te kijken. In de vragenlijst van ODiN wordt de respondent dagboeksgewijs aan de hand genomen om de dag door te nemen (place-based). Waar is de respondent geweest, hoe laat kwam hij daar aan, wat deed hij daar, hoe laat vertrok hij weer en welke vervoermiddelen zijn daar vervolgens voor gebruikt. Globaal gezien is er sprake van de volgende blokken in de vragenlijst:

  1. Opening (controle persoonsgegevens en tonen van de datum van de invuldag);
  2. Locatie uitvraag (tijdstippen, adressen en activiteiten);
  3. Ritten uitvraag (tabel met vervoermiddelen, tijdstippen en afstanden en doorvragen over trein en autoverplaatsingen);
  4. Vragen over bezit e-fiets, bezit auto, gemiddeld gebruik van vervoermiddelen en vragen over onderwijs en maatschappelijke positie;
  5. Vragen over onkostenvergoeding reizen naar het werk
  6. Vragen gerelateerd aan vervoersarmoede
  7. Vragen en informatie met betrekking tot de verloting van de incentive.

De personen die responderen worden tevens geworven voor deelname aan vervolgonderzoeken. De vragenlijst is niet geschikt om op een smartphone in te kunnen vullen, vanwege de benodigde schermruimte om alles goed in beeld te brengen en te kunnen bedienen. Daarom heeft de vragenlijst een smartphone blokkade toegevoegd. In de brieven wordt dit ook medegedeeld. Mocht een respondent toch inloggen op een smartphone, dan verschijnt er een melding dat de vragenlijst niet werkt op een smartphone. Als een respondent inlogt op een tablet in de portretmodus (verticale stand) dan volgt de melding dat deze alleen werkt in de landschapmodus van een tablet en dat de respondent anders de vragenlijst moet invullen op een computer.

5.1 Realisatie veldwerk in 2024

Een belangrijke indicator voor de realisatie van het veldwerk is het responspercentage. Dit was in 2024 voor het landelijk onderzoek 27,2%. Voor het meerwerk Noordvleugel was het 23,9%, voor het meerwerk MRDH 21,4% en voor het meerwerk in de provincie Utrecht was dit 30,0%. Dit zijn percentages op basis van het veldwerk (volledige responsen ten opzichte van de uitzet) en daarbij is dus geen rekening gehouden met eventuele uitval in het verwerkingsproces.

6. Verwerkingsproces ODiN 2024

De gegevens die via het veldwerk binnenkomen zijn niet direct geschikt voor analysedoeleinden. Om tot een bruikbaar databestand te komen worden eerst een aantal bewerkingsslagen op de data uitgevoerd. Hieronder staan de voornaamste onderdelen van het verwerkingsproces vermeld.

Afbakenen respons en converteren datamodel

In dit onderdeel van het verwerkingsproces worden de volledige en bruikbare responsen geselecteerd. Hierbij worden onder andere die responsen geselecteerd die betrekking hebben op het kalenderjaar waar op dat moment aan gewerkt wordt. Ook wordt in deze stap de overgang gemaakt van het uniforme vragenlijstmodel naar het datamodel dat beter geschikt is voor de verwerking.

Corrigeren

Om de responsen geschikt te maken voor verdere verwerking wordt op de data een aantal verschillende correcties uitgevoerd:

  • Corrigeren van ritten met een te hoge of te lage snelheid.
  • Corrigeren van ritten met een te lange reisduur.
  • Corrigeren van ritten met een ritreisduur van 0 minuten.
  • Corrigeren van ritten met een ritafstand van 0,0 kilometer.
  • Corrigeren van verplaatsingstijden die niet overeenkomen met rittijden.

Veel van de punten die hierboven zijn vermeld worden (deels) afgevangen in de vragenlijst. Omdat de respondent soms teruggaat in de vragenlijst om zaken te corrigeren kunnen er uiteindelijk toch inconsistenties in de responsdata voor komen.

Typeren en coderen

Coderen heeft onder andere betrekking op het typeren of classificeren van antwoorden op open vragen. Voorbeelden hiervan zijn het doel van een verplaatsing en de gebruikte vervoermiddelen. Ook het bijzoeken van postcodes op basis van adresgegevens en het bijzoeken van informatie ten behoeve van grensoverschrijdende verplaatsingen valt hieronder.

Verrijken

De responsdata in het verwerkingsproces wordt verrijkt met data uit registers. Bij ODiN gaat het onder andere om:

  • Geografische informatie gerelateerd aan het woonadres.
  • Geografische informatie gerelateerd aan de verplaatsingspostcodes.
  • Routeafstanden tussen verplaatsingspostcodes3).
  • Treinafstanden (koppeling op basis van gerespondeerde in- en uitstapstation)
  • Persoons- en huishoudkenmerken (niet-geografische informatie).
  • Rijbewijsbezit (voor respondent en huishoudleden).
  • Reisrecht van studenten (OV-studentenchipkaart respondent; week/weekend).
  • Voertuigbezit (voor respondent en huishoudleden).
  • Kenmerken van leaseauto’s.

Gaafmaken

In ODiN zijn een aantal processen gericht op het uniform te maken en/of te laten passen van de responsen bij de onderzoeksafbakening. Het betreft de volgende processen:

  • Correctie van verplaatsingen naar ritten.
  • Samenvoegen OV-ritten.
  • Verwijderen vliegtuigritten.
  • Splitsen grensoverschrijdende verplaatsingen.
  • Verwijderen geheel buitenlandse verplaatsingen.

Afleiden

Om van de variabelen in de verwerking te komen tot de variabelen in het databestand vinden afleidingen plaats. In sommige gevallen betreft het eenvoudige afleidingen. Bijvoorbeeld om van leeftijd (variabele Leeftijd) naar leeftijdsklasse (variabele KLeeft) te komen. In andere gevallen gaat het om complexe afleidingen. Zo moet voor de afleiding van het motief (KMotiefV) in sommige gevallen naar het doel van voorgaande verplaatsingen van de respondent worden gekeken. De meeste afleidingen vinden plaats nadat alle verwerkingsprocessen zijn doorlopen. Daarop zijn een aantal uitzonderingen. Een aantal voorlopige afleidingen worden al veel eerder in het proces uitgevoerd, omdat het voor de verwerking belangrijke variabelen betreft (zoals het soort verplaatsing, het doel en het vervoermiddel) of omdat een oorspronkelijke status bewaard moet worden (bijvoorbeeld of het vertrek- of aankomstadres een vakantieadres was).

Wegen

Van alle respondenten wordt informatie verzameld over het verplaatsingsgedrag op één bepaalde dag van het jaar. Om op basis van het ODiN toch uitspraken te kunnen doen over het hele jaar en over de hele Nederlandse bevolking van 6 jaar of ouder (exclusief personen in instellingen, inrichtingen en tehuizen) moeten de steekproefresultaten worden opgehoogd naar de totale doelpopulatie.

Een steekproef is nooit perfect representatief voor de werkelijke populatie. Voor een deel komt dit door de steekproeftrekking, maar een belangrijkere oorzaak is selectieve non-respons. Sommige groepen doen nu eenmaal eerder mee aan enquêtes dan andere. Door te wegen naar achtergrondkenmerken wordt voor de selectiviteit in de steekproef gecorrigeerd. Achtergrondkenmerken die in de weging worden meegenomen zijn variabelen die van belang zijn voor het verplaatsingsgedrag, zoals leeftijd, geslacht, inkomen, stedelijkheidsgraad en voertuigbezit.

Het weegproces van ODiN start met een voorweging om de insluit- of startgewichten voor de eindweging te benaderen. In de voorweging wordt gecorrigeerd voor verschillen in insluitkansen die met het steekproefontwerp te maken hebben en ook deels voor selectieve respons tussen de verschillende groepen. De voorweging bestaat gewoonlijk uit 3 elementen, namelijk de doelgroepen (strata) uit de steekproef, een regionale component en een eventuele periode-indeling. In de voorweging wordt de daadwerkelijk toegepaste stratificatie van het steekproefontwerp meegenomen. Het betreft de indeling van de doelgroepbenadering op basis van inkomen, leeftijd en herkomst. De regionale component bestaat doorgaans uit de meerwerkgebieden met een specifieke responswens. De periode-indeling wordt gebaseerd op eventuele bijzonderheden in de respondentbenadering en/of een ongelijke verdeling van de respons gedurende het onderzoeksjaar.

Na de voorweging volgt de eindweging. Het weegmodel hiervan bevat tientallen termen. In de eindweging wordt ook een correctie uitgevoerd voor mogelijke extra non-respons onder vakantiegangers. Dit is dus een correctie op persoonsniveau die corrigeert voor het gegeven dat inwoners van Nederland een deel van het jaar in het binnen- of buitenland op vakantie zijn en hierdoor niet of ánders responderen dan wanneer ze het gehele jaar thuis zouden verblijven. De correctiegewichten van ODiN zorgen ervoor dat de selectiviteit van de respons rond en tijdens vakantieperioden wordt verminderd. Dit gebeurt door de waargenomen vakantiekenmerken (of de dag begon of eindigde op een vakantieadres) te relateren aan bijbehorende populatieschattingen van het aantal vakantiegangers uit het Continu Vakantieonderzoek (CVO).

De eindweging leidt uiteindelijk tot weegfactoren voor de afzonderlijke personen (persoonsgewichten). Deze worden aan het verwerkingsbestand gekoppeld. Vervolgens worden van de persoonsgewichten de weegfactoren voor huishoudens en voor verplaatsingen afgeleid. In bijlage C is het weegmodel van ODiN beschreven.

Bestandscontrole en analyse

Op het databestand vinden talrijke controles plaats om te bezien of de data juist, logisch en onderling consistent zijn. Het databestand van ODiN bevat uiteindelijk alleen respondenten die gedurende het verwerkingsproces gaaf, dat wil zeggen bruikbaar, zijn bevonden. Als dat het geval is, is het bestand klaar om tabellen voor de rapportages en StatLine te maken. De uitkomsten in de tabellen worden vergeleken met die van voorgaande jaren en zo mogelijk met resultaten uit andere onderzoeken om na te gaan of de resultaten plausibel zijn. Als het databestand en de resultaten plausibel zijn bevonden, dan kan worden overgegaan tot publicatie.

6.1 Realisatie verwerkingsproces in 2024

Voor het verwerkingsproces zijn in totaal 69.647 volledige responsen opgehaald uit het veldwerkbestand met een invuldatum in 2024. Daarvan werden 462 responsen in het verwerkingsproces als onbruikbaar bestempeld, omdat deze vanwege onlogische gegevens foutief waren en niet gaaf te maken waren. In het databestand van ODiN 2024 zijn daarmee uiteindelijk 69.185 responsen aanwezig.

3) Het ODiN-bestand bevat afstanden zoals opgegeven door de respondent. De hier vermelde routeafstanden worden alleen gebruikt in bepaalde gevallen waarbij de snelheid van het vervoermiddel te hoog is gegeven de gerespondeerde afstand en de tijdsduur.

Bijlage A. Gebruik van ODiN-data

In deze bijlage worden een aantal zaken toegelicht die van belang zijn bij het gebruik van het ODiN-databestand en de interpretatie van de kerntabellen in bijlage D en op StatLine.

A.1 Definitie ODiN

ODiN omvat de dagelijkse mobiliteit van de Nederlandse bevolking van 6 jaar of ouder, exclusief personen in instellingen, inrichtingen en tehuizen, op Nederlands grondgebied in een jaar4).

“De dagelijkse mobiliteit…”

De dagelijkse mobiliteit is de reguliere mobiliteit inclusief vakantiemobiliteit en exclusief (werkgerelateerde) serieverplaatsingen, exclusief mobiliteit met zware vrachtvoertuigen en exclusief mobiliteit met vliegtuigen.

“van de Nederlandse bevolking van 6 jaar of ouder, exclusief personen in instellingen, inrichtingen en tehuizen…”

De doelpopulatie van het ODiN bestaat uit alle in Nederland woonachtige personen van 6 jaar en ouder die deel uitmaken van particuliere huishoudens en ingeschreven zijn bij de Basisregistratie Persoonsgegevens. Bewoners van instellingen, inrichtingen en tehuizen (IIT) worden buiten beschouwing gelaten, omdat zij in hun verplaatsingsgedrag beperkt zijn of beperkt worden.

“in Nederland…”

Met het ODiN worden alleen de verplaatsingen op Nederlands grondgebied onderzocht. Verplaatsingen die geheel in het buitenland plaatsvinden, zijn niet in het databestand opgenomen. Grensoverschrijdende verplaatsingen zijn wel in het databestand opgenomen. Voor de ritten van deze verplaatsingen zijn de ritafstand en de ritreisduur deels toegekend aan Nederland en deels aan het buitenland. In publicaties over de resultaten van het ODiN wordt dit buitenlandse deel buiten beschouwing gelaten5).

“in een jaar.”

Een ODiN-jaar is gelijk aan een kalenderjaar.

A.2 Betrouwbaarheidsmarges

ODiN is een steekproefonderzoek. Dat wil zeggen dat slechts een gedeelte van de totale doelpopulatie wordt onderzocht. Uitspraken op populatieniveau gaan daardoor gepaard met een bepaalde onzekerheid. Met behulp van betrouwbaarheidsmarges kan deze onzekerheid worden uitgedrukt. De betrouwbaarheidsmarges zijn afhankelijk van de omvang van de steekproef. In het algemeen geldt: hoe groter de omvang van de steekproef, hoe groter de betrouwbaarheid en dus hoe kleiner de betrouwbaarheidsmarges.

Bij het uitvoeren van analyses met het databestand van ODiN kan blijken dat de resultaten onvoldoende betrouwbaar zijn voor publicatie. Dit is voornamelijk het geval als er op een laag aggregatieniveau wordt geanalyseerd. Het aantal waarnemingen is dan te klein. Een voorbeeld hiervan is een analyse naar bromfietsgebruik op gemeenteniveau. Ook bij situaties die in de praktijk zelden voorkomen, zoals een analyse naar de afgelegde afstand van personen van 75 jaar en ouder op een motorfiets, is de betrouwbaarheid meestal onvoldoende. Bij dergelijke analyses is het aantal waarnemingen vaak zo klein dat de betrouwbaarheid onacceptabel laag wordt. De vuistregels die doorgaans worden toegepast zijn: 1) het aantal ongewogen, unieke respondenten waarop een cijfer is gebaseerd bedraagt minimaal 50. 2) de relatieve marge op een schatting is kleiner is dan 50%. Voor sommige analyses is het mogelijk het aantal waarnemingen te vergroten door meerdere ODiN-jaren samen te nemen. Een nadeel van het stapelen van jaren is echter dat recente ontwikkelingen minder duidelijk naar voren komen, omdat de uitkomsten gesmooth worden door de stapeling.

A.3 Ondervertegenwoordiging en vertekening van bepaalde gegevens

A.3.1 Vrachtautoverplaatsingen

Een speciale vorm van beroepsmatige verplaatsingen zijn de (serie)verplaatsingen per vrachtauto. Deze hebben in het ODiN voor de variabele Verpl de waarde 7 of 8. De beroepsmatige verplaatsingen per vrachtauto zijn in het algemeen ondervertegenwoordigd en worden daarom ook niet meegenomen in de berekeningen van de resultaten die het CBS publiceert. Vrachtautoverplaatsingen voor privédoeleinden (als ze al voor komen) zijn als reguliere verplaatsingen in het databestand opgenomen.

A.3.2 Toeren/wandelen

Verplaatsingen met als doel toeren of wandelen zijn in ODiN, net als bij OViN, als gehele verplaatsing in het bestand opgenomen. In de periode van het OVG en MON van 1999 t/m 2009 werden deze verplaatsingen gesplitst in twee verplaatsingen (een heen- en een terugreis).

A.4 Gebruik weegfactoren

Het databestand bevat de gemeten verplaatsingsgegevens (steekproefdata) en drie weegfactoren: één voor personen (FactorP), één voor verplaatsingen (factorV) en één voor huishoudens (FactorH). Door gebruik te maken van deze weegfactoren kunnen de steekproefdata representatief worden gemaakt voor de totale populatie.

De ophoogfactoren worden door middel van het proces van weging berekend. Daarbij wordt gewogen naar (veelal combinaties van) verschillende kenmerken, zoals leeftijdsklasse en provincie. In het bestand zijn veel van deze kenmerken ook als variabele vertegenwoordigd en soms ook op een gedetailleerder niveau, zoals leeftijd en gemeente. Omdat voor het bepalen van de ophoogfactoren voor sommige kenmerken klassen (bijvoorbeeld leeftijdsklasse) zijn gebruikt, zal toepassing van de ophoogfactoren op gedetailleerdere kenmerken (in dit geval leeftijd), kunnen leiden tot vertekening. Een gedetailleerde schatting met de data in het ODiN-bestand is dan mogelijk geen goede afspiegeling van de populatie op dat detailniveau.

A.5 Gebruik cijfers voertuigbezit

In het bestand is informatie aanwezig over voertuigbezit. Hierdoor kan met het bestand een totaal aantal voertuigen in Nederland worden berekend. Dit geschatte totaal op basis van ODiN-gegevens wijkt mogelijk af van totalen die men op StatLine vindt over het voertuigenpark op basis van registers. Dit komt omdat de informatie in het ODiN-bestand een combinatie is van register- en responsinformatie en omdat er andere definities gehanteerd worden. Tevens zijn in het weegmodel niet alle detailkenmerken met betrekking tot voertuigbezit opgenomen. ODiN-schattingen van opgehoogde aantallen vervoermiddelen worden berekend met de ophoogfactoren die volgen uit het weegmodel waardoor ook afwijkingen ten opzichte van StatLine-informatie over het voertuigpark kunnen ontstaan.

A.6 Gebruik OV-cijfers

Reizigerskilometers met de trein en met de bus, tram en metro op basis van ODiN hebben grote betrouwbaarheidsmarges. Het totaal aantal reizigerskilometers met bus, tram en metro is mogelijk betrouwbaarder af te leiden uit de jaarverslagen van de openbaar vervoerbedrijven. Ook voor het totaal aantal reizigerskilometers met de trein zijn de jaarverslagen van de spoorwegbedrijven de meest geschikte bron. De cijfers van ODiN over het openbaar vervoer zijn wel geschikt voor (trendmatige) analyses van de modal split6).

A.7 Gebruik geografische variabelen

In het databestand ODiN zijn op persoonsniveau een aantal geografische variabelen opgenomen, zoals gemeente, provincie en Corop-gebied. Het gaat hier om geografische indelingen die het gebied aanduiden waar de respondent woont. Daarmee is dus de mobiliteit van de bewoners van zo’n gebied te berekenen. Deze variabelen kunnen echter niet zomaar gebruikt worden om de totale mobiliteit in een bepaald gebied te berekenen. Verplaatsingen vinden tenslotte niet alleen binnen het (woon)gebied plaats. Er dient dus rekening te worden gehouden met reizigers die het gebied verlaten en reizigers die het gebied binnenkomen. Dit kan door gebruik te maken van vertrek- en aankomstpostcodes en geografische variabelen op verplaatsingsniveau en door aannames te doen voor routeberekening.

A.8 Verschillen tussen jaren

Gezien het karakter van het onderzoek (steekproefonderzoek) gaf vergelijking van mobiliteitsgegevens van jaar tot jaar al gedurende de OVG en MON jaren een beperkt inzicht in de ontwikkeling van de mobiliteit. Voor ODiN is het vergelijken van cijfers met eerdere OViN, MON en OVG jaren niet mogelijk aangezien de methodebreuk niet gekwantificeerd is. Datzelfde geldt voor de vergelijking van OViN met MON en OVG. Met voortgezet onderzoek naar trendmodellering is in 2020 voor het eerst een trend geschat voor de reeks OVG 1999 t/m 2003 – MON 2004 t/m 2009 – OViN 2010 t/m 2017 en ODiN vanaf 2018. Deze reeks is op StatLine gepubliceerd (onder het thema 'verkeer en vervoer / mobiliteit van personen') en wordt vooralsnog jaarlijks geüpdatet na het beschikbaar komen van een nieuwe jaargang van ODiN. Voor ODiN 2024 geldt als aandachtspunt dat er ten opzichte van de voorgaande jaren tevens een methodebreuk is geconstateerd.

A.9 Per persoon per dag (p.p.p.d.)

De mobiliteitscijfers over het aantal verplaatsingen en de afgelegde afstand worden vaak uitgedrukt in gemiddelden per persoon per dag (p.p.p.d.). De betekenis van het begrip p.p.p.d. kan het best uitgelegd worden aan de hand van een voorbeeld. We nemen daarvoor het gemiddeld aantal afgelegde kilometers per persoon per dag voor het motief 'Van en naar het werk'. Dit is niet hetzelfde als de gemiddelde afstand die men aflegt van de vertreklocatie naar het werk en van het werk naar de aankomstlocatie, want de totale afgelegde afstand voor het motief ‘Van en naar het werk’ is niet gedeeld door het aantal werkenden, maar door de totale doelpopulatie van ODiN (inwoners van Nederland van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens) en geldt dus bijvoorbeeld ook voor een 6-jarige die uiteraard niet werkt. Dezelfde parallel is te trekken voor alle andere cijfers uit het ODiN waar p.p.p.d. achter staat: bij p.p.p.d. is gedeeld door de totale doelpopulatie in plaats van door de voor dat cijfer ‘relevante’ populatie. De achterliggende gedachte hiervan is dat, conform de realiteit, alle ontwikkelingen binnen de gehele doelpopulatie het totale verplaatsingsgedrag beïnvloeden. Dus is niet alleen de ‘relevante’ populatie van belang bij het bepalen van het mobiliteitscijfer, maar de totale doelpopulatie. Daarnaast is het door het gebruik van het gemiddelde p.p.p.d. mogelijk om eenvoudiger te berekeningen of mobiliteit toe of afneemt als enkel de bevolking (in een gebied) toe of afneemt.

4) Om een idee te geven: De doelpopulatie van 6 jaar en ouder op 1 juli 2018 is 15.934.134 personen, terwijl de populatie ongeacht de leeftijd 16.973.909 is. Een verschil van 1.039.775 personen.
5) Het buitenlandse ritdeel is onder aparte variabelen opgenomen in het databestand, dus deze worden niet automatisch meegenomen in de analyses die men uitvoert.
6) Modal split is de verdeling tussen de verschillende vervoerwijzen.

Bijlage B. Meerwerkgebieden ODiN 2024

In deze bijlage staan de indelingen in deelgebieden van de meerwerkgebieden vermeld. De indelingen zijn opgebouwd uit gemeenten. Daar waar gemeenten ten behoeve van de steekproeftrekking zijn opgedeeld zijn ook wijk- of buurtnummers vermeld.

B.1 Indeling meerwerkgebied Noordvleugel in 2024
Regio en gemeenteGemeentecodeWijken
Basisregio Amsterdam
Stadsdeel Centrum 363A
Stadsdeel Noord 363N
Stadsdeel West (incl. Westpoort) 363E, B
Stadsdeel Nieuw-West 363F
Stadsdeel Zuid 363K
Stadsdeel Oost 363M
Stadsdeel Zuidoost 363T
Stadsgebied Weesp 363S
Basisregio Waterland
Edam-Volendam 385
Landsmeer 415
Purmerend 439
Waterland 852
Basisregio Zaanstreek
Oostzaan 431
Zaanstad 479
Wormerland 880
Basisregio IJmond
Beverwijk 375
Heemskerk 396
Uitgeest 450
Velsen 453
Basisregio Zuid-Kennemerland
Bloemendaal 377
Haarlem 392
Heemstede 397
Zandvoort 473
Basisregio Meerlanden
Aalsmeer 358
Haarlemmermeer 394
Uithoorn 451
Basisregio Amstelland
Amstelveen 362
Diemen 384
Ouder-Amstel 437
Basisregio Gooi en Vechtstreek
Blaricum 376
Hilversum 402
Huizen 406
Laren 417
Wijdemeren1 696
Gooise Meren1 942
Basisregio Almere + Zeewolde
Almere 34
Zeewolde 50
Basisregio Lelystad + Dronten
Dronten 303
Lelystad 995
Noord-Holland Noord – Regio Alkmaar1)
Alkmaar361
Bergen (NH.)373
Castricum383
Heiloo399
Dijk en Waard1980
Noord-Holland Noord – West-Friesland
Enkhuizen388
Hoorn405
Medemblik420
Opmeer432
Drechterland498
Stede Broec532
Koggenland1598
Noord-Holland Noord – Kop van Noord-Holland
Den Helder400
Schagen441
Texel448
Hollands Kroon1911
Urk & Noordoostpolder
Noordoostpolder171
Urk184
1) In de Regio Alkmaar vindt geen oversampling plaats, maar het wordt wel als deel van het meerwerkgebied gezien.

B.2 Indeling meerwerkgebied MRDH in 2024
Regio en gemeenteGemeentecodeWijknummers
Den Haag Centrum
Centrum 5185, 22, 23, 27 t/m 30 en 37
Haagse Hout 5184 en 24 t/m 26
Laak 51838 en 39
Den Haag Zuidwest
Loosduinen 51814 t/m 18
Escamp 51831 t/m 36 en 40
Den Haag Noordwest
Segbroek 51812, 13 en 19 t/m 21
Scheveningen 5181 t/m 3 en 6 t/m 11
Den Haag Oost
Leidschenveen-Ypenburg 51841 t/m 44
Haaglanden Zuidwest
Westland1 783-
Midden-Delfland1 842-
Haaglanden Zuid
Delft 503-
Rijswijk 603-
Haaglanden Oost
Zoetermeer 637-
Pijnacker-Nootdorp1 926-
Haaglanden Noord
Wassenaar 629-
Leidschendam-Voorburg1 916-
Rotterdam Noord - zuid
Centrum 5991
Delfshaven 5993, 19
Rotterdam Noord - noordoost
Overschie 5994, 24, 18 en 26
Hillegersberg-Schiebroek 5996
Prins Alexander 59914
Rotterdam Noord - noordwest
Kralingen-Crooswijk 5998
Noord 5995
Rotterdam Zuid
Charlois 59915
Feijenoord 59910
IJsselmonde 59912
Waalhaven-Eemhaven 59921
Vondelingenplaat 59922
Botlek-Europoort-Maasvlakte 59923
Rijnmond Noordwest
Maassluis 556-
Rotterdam - Hoek van Holland 59917
Schiedam 606-
Vlaardingen 622-
Rijnmond Noord/Noordoost
Capelle aan den IJsel 502-
Krimpen aan den IJsel 542-
Rotterdam - Rivium 59925
Lansingerland1 621-
Rozenburg en Voorne Putten
Rotterdam - Rozenburg 59927
Nissewaard1 930-
Voorne aan Zee1 992-
Rijnmond Zuid/Zuidoost
Barendrecht 489-
Ridderkerk 597-
Rotterdam - Pernis 59913
Rotterdam - Hoogvliet 59916
Albrandswaard 613-

B.3 Indeling meerwerkgebied Utrecht in 2024
Regionale indelingGemeentecodeWijknummersBuurtcodes
De Ronde Venen en Stichtse Vecht (noord)
De Ronde Venen736--
Stichtse Vecht - Loenen aan de Vecht19043-
Stichtse Vecht - Nieuwer Ter Aar19044-
Stichtse Vecht - Vreeland19046-
Stichtse Vecht - Nigtevecht19048-
Stichtse Vecht - Nieuwersluis19049-
Stichtse Vecht - Loenersloot190410-
Stichtse Vecht (zuid)
Stichtse Vecht - Maarssen19041-
Stichtse Vecht - Breukelen19042-
Stichtse Vecht - Kockengen19045-
Stichtse Vecht - Tienhoven19047-
Stichtse Vecht - Oud Zuilen190411-
Stichtse Vecht - Maarssenbroek190412-
Woerden
Woerden632--
Lopik, Montfoort, IJsselstein en Oudewater
Lopik331--
Montfoort335--
IJsselstein353--
Oudewater589--
Vijfheerenlanden
Vijfheerenlanden1961--
De Bilt en Zeist (noord)
De Bilt310--
Zeist - Huis ter Heide, Bosch en Duin3555-
Zeist (zuid)
Centrum Zeist3551-
Zeist-Noord3552-
Zeist-West3553-
Zeist-Oost, Zeister Bos en omgeving3554-
Nieuwegein
Nieuwegein356--
Houten
Houten 321--
Utrechtse Heuvelrug (west) en Bunnik
Bunnik312--
Utrechtse Heuvelrug - Doorn15810-
Utrechtse Heuvelrug - Driebergen-Rijssenburg15811-
Utrechtse Heuvelrug - Maarn15814-
Utrechtse Heuvelrug (oost), Wijk bij Duurstede en Rhenen
Rhenen340--
Wijk bij Duurstede352--
Utrechtse Heuvelrug - Leersum15812-
Utrechtse Heuvelrug - Amerongen15813-
Renswoude en Veenendaal
Renswoude339--
Veenendaal345--
Baarn, Eemnes en Soest (noord)
Baarn308--
Eemnes317--
Soest - ’t Hart-Soestdijk3421-
Soest - Klaarwater3422-
Soest - Boerenstreek3423-
Soest - de Eng-Soest-Midden3424-
Soest - Smitsveen3425-
Soest - Overhees3426-
Amersfoort (zuid), Leusden, Soest (zuid) en Woudenberg
Amersfoort (zuid)307-0307308, 0307309,
03071201, 03071202,
03073401 t/m 03073403
Leusden327--
Soest - Soest-Zuid3427-
Soest - Soesterberg3428-
Woudenberg351--
Amersfoort (midden)307-03070100 t/m 03070108, 03070200,
03070202, 03070204, 03070300 t/m 03070307,
03070401, 03070402, 03070504, 03070505,
03070600, 03070601, 03070603,
03070700 t/m 03070702, 03070800, 03070801,
03070803, 03070900, 03070902, 03070903,
03070905, 03070906,
03071000 t/m 03071004, 03071100, 03071101,
03071203 t/m 03071205, 03071300 t/m 03071302,
03071400 t/m 03071403, 03071500 t/m 03071503,
03071600 t/m 03071603, 03071700 t/m 03071707,
3071800 t/m 03071804, 03072007, 03072500,
03072501, 03072600 t/m 03072603,
03072900 t/m 03072902, 03073000, 03073001,
03073106, 03073301, 03073302
Amersfoort (noord) en Bunschoten
Amersfoort (noord)3071903071900 t/m 03071906, 03072000 t/m 03072006,
03072100 t/m 03072108, 03072201, 03072400,
03072402 t/m 03072405, 03072407,
03072700, 03072701, 03072709,
03072800 t/m 03072804, 03073100 t/m 03073105,
03073201, 03073303, 03073304
Bunschoten313--
Utrecht: West, Noordwest en Overvecht
West 3441-
Noordwest3442-
Overvecht3443-
Utrecht: Noordoost en Oost
Noordoost3444-
Oost3445-
Utrecht: Binnenstad, Zuid en Zuidwest
Binnenstad3446-
Zuid3447-
Zuidwest3448-
Utrecht: Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern
Leidsche Rijn3449-
Vleuten-De Meern34410-

Bijlage C. Weegmodel ODiN 2024

In ODiN worden landelijke en meerwerkresponsen in de weging geïntegreerd. Daarom is in het weegmodel via diverse regionale variabelen onderscheid gemaakt tussen de landsdekkende provincies en meerwerkgebieden. Hierdoor is het mogelijk om het landelijke deel goed te kunnen blijven schatten zonder verstoring door meerwerkresponsen. Dit onderscheid naar regio gebeurt echter niet voor alle weegtermen, maar alleen voor een aantal belangrijke kenmerken. Deze beperking is er om te voorkomen dat het weegmodel te gedetailleerd wordt en daardoor de spreiding van de gewichten te groot.

Weegmodel voorweging ODiN 2024

Regio_oversampling55 x Periode2vw

+ DoelgroepHkl5 x Periode2vw

Weegmodel eindweging ODiN 2024

Regio66 * Geslacht2 (1)
+ Regio62 * (Inkomen5 + Leeftijd4 + HHgrootte4) (2), (3), (4)
+ Regio52 * HerkLand3 (5)
+ Geslacht2 * (HHgrootte4 + Leeftijd18 + Herkland3) (6), (7), (8)
+ Geslacht2 * Leeftijd18 (7)
+ Geslacht2 * Herkland3 (8)
+ Stedelijkheid5 * Leeftijd9 * Geslacht2 (9)
+ Maand12 * Weekdag7 (10)
+ Provincie12 * (Maand12 + Weekdag7) (11), (12)
+ Leeftijd9 * (Maand12 + Weekdag7) (12)
+ Leeftijd9 * Maand12 (13)
+ Leeftijd9 * Weekdag7 (14)
+ Stedelijkheid5 * Maand12 (15)
+ Stedelijkheid5 * Weekdag7 (16)
+ HerkLand3 * Weekdag7 (17)
+ Bouwjaar7 (18)
+ Brandstof4 (19)
+ Leeftijd9 * (Personenautobezit2 + PersonenautobezitHH2) (20), (21)
+ PersonenautobezitHH4 (22)
+ Geslacht2 * (Bestelautobezit2 + BestelautobezitHH2) (23), (24)
+ Geslacht2 * Bijtelling2 (25)
+ BijtellingHH3 (26)
+ Geslacht2 * (Bromsnorfietsbezit2 + BromsnorfietsbezitHH2) (27), (28)
+ Geslacht2 * (Motorfietsbezit2 + MotorfietsbezitHH2) (29), (30)
+ Inkomen10 (31)
+ SEC4 (32)
+ VakBin2 * (LeeftijdV4 + Periode2 + Schoolvakantieregio3) (33), (34), (35)
+ VakZakBui2 * (LeeftijdV4 + Periode2 + Schoolvakantieregio3) (36), (37), (38)
+ Geslacht2 * RijbewijsAu2 (39)
+ HerLand3 * RijbewijsAu2 (40)
+ PersonenautobezitHH2 * RijbewijsAu2 (41)
+ MotorfietsbezitHH2 * RijbewijsMo2 (42)
+ BromsnorfietsbezitHH2 * RijbewijsBr2 (43)
+ OVstudentenkaart3 * (Weekend2 + Geslacht2) (44), (45)

Categorie-indelingen van de weegvariabelen uit de voorweging

DoelgroepHkl5 (Doelgroepen van doelgroepbenadering obv herkomstland)

  1. stratum 1
  2. stratum 2
  3. stratum 3
  4. stratum 4
  5. stratum 5

Periode2vw (Periode voor voorweging)

  1. januari, augustus, september
  2. februari t/m juli + oktober t/m december

Regio_oversampling55 (Woonregio in 55 klassen)

  1. stadsdeel Centrum
  2. stadsdeel Noord
  3. stadsdeel Zuidoost
  4. stadsgebied Weesp
  5. rest gemeente Amsterdam
  6. basisregio Waterland
  7. basisregio Zaanstreek
  8. basisregio IJmond
  9. basisregio Zuid-Kennemerland
  10. basisregio Meerlanden
  11. basisregio Amstelland
  12. basisregio Gooi en Vechtstreek
  13. basisregio Almere + Zeewolde
  14. basisregio Lelystad + Dronten
  15. Noord-Holland Noord – Regio Alkmaar
  16. Noord-Holland Noord – West-Friesland
  17. Noord-Holland Noord – Kop van Noord-Holland
  18. Urk & Noordoostpolder
  19. MRDH regio Den Haag Centrum
  20. MRDH regio Den Haag Zuidwest
  21. MRDH regio Den Haag Noordwest
  22. MRDH regio Den Haag Oost
  23. MRDH regio Haaglanden Zuidwest
  24. MRDH regio Haaglanden Zuid
  25. MRDH regio Haaglanden Oost
  26. MRDH regio Haaglanden Noord
  27. MRDH regio Rotterdam Noord: Centrum en Delfshaven
  28. MRDH regio Rotterdam Noord: Overschie, Hillegersberg-Schiebroek en Prins Alexander
  29. MRDH regio Rotterdam Noord: Kralingen-Crooswijk en Noord
  30. MRDH regio Rotterdam Zuid
  31. MRDH regio Rijnmond Noordwest
  32. MRDH regio Rijnmond Noord/Noordoost
  33. MRDH regio Rozenburg en Voorne Putten
  34. MRDH regio Rijnmond Zuid/Zuidoost
  35. Utr De Ronde Venen en Stichtse Vecht (noord)
  36. Utr Stichtse Vecht (zuid)
  37. Utr Woerden
  38. Utr Lopik, Montfoort, IJsselstein en Oudewater
  39. Utr Vijfheerenlanden
  40. Utr De Bilt en Zeist (noord)
  41. Utr Zeist (zuid)
  42. Utr Nieuwegein
  43. Utr Houten
  44. Utr Utrechtse Heuvelrug (west) en Bunnik
  45. Utr Utrechtse Heuvelrug (oost), Wijk bij Duurstede en Rhenen
  46. Utr Renswoude en Veenendaal
  47. Utr Baarn, Eemnes en Soest (noord)
  48. Utr Amersfoort (zuid), Leusden, Soest (zuid) en Woudenberg
  49. Utr Amersfoort (midden)
  50. Utr Amersfoort (noord) en Bunschoten
  51. Utr Utrecht: West, Noordwest en Overvecht
  52. Utr Utrecht: Noordoost en Oost
  53. Utr Utrecht: Binnenstad, Zuid en Zuidwest
  54. Utr Utrecht: Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern
  55. de rest van Nederland

Categorie-indelingen van de weegvariabelen uit de eindweging

Weegvariabelen gerelateerd aan de woonregio

Provincie12 (Provincie woonadres)
  1. Groningen
  2. Friesland
  3. Drenthe
  4. Overijssel
  5. Flevoland
  6. Gelderland
  7. Utrecht
  8. Noord-Holland
  9. Zuid-Holland
  10. Zeeland
  11. Noord-Brabant
  12. Limburg
Regio66 (Woonregio in 66 klassen)
  1. gemeente Amsterdam - stadsdeel Centrum
  2. gemeente Amsterdam - stadsdeel Noord
  3. gemeente Amsterdam - stadsdeel West (incl. Westpoort)
  4. gemeente Amsterdam - stadsdeel Nieuw-West
  5. gemeente Amsterdam - stadsdeel Zuid
  6. gemeente Amsterdam - stadsdeel Oost
  7. gemeente Amsterdam - stadsdeel Zuidoost
  8. gemeente Amsterdam - stadsgebied Weesp
  9. basisregio Waterland
  10. basisregio Zaanstreek
  11. basisregio IJmond
  12. basisregio Zuid-Kennemerland
  13. basisregio Meerlanden
  14. basisregio Amstelland
  15. basisregio Gooi en Vechtstreek
  16. basisregio Almere + Zeewolde
  17. basisregio Lelystad + Dronten
  18. Noord-Holland Noord – Regio Alkmaar
  19. Noord-Holland Noord – West-Friesland
  20. Noord-Holland Noord – Kop van Noord-Holland
  21. Groningen
  22. Friesland
  23. Drenthe
  24. Overijssel
  25. Urk & Noordoostpolder
  26. Gelderland
  27. rest van Zuid-Holland
  28. Zeeland
  29. Noord-Brabant
  30. Limburg
  31. MRDH regio Den Haag Centrum
  32. MRDH regio Den Haag Zuidwest
  33. MRDH regio Den Haag Noordwest
  34. MRDH regio Den Haag Oost
  35. MRDH regio Haaglanden Zuidwest
  36. MRDH regio Haaglanden Zuid
  37. MRDH regio Haaglanden Oost
  38. MRDH regio Haaglanden Noord
  39. MRDH regio Rotterdam Noord: Centrum en Delfshaven
  40. MRDH regio Rotterdam Noord: Overschie, Hillegersberg-Schiebroek en Prins Alexander
  41. MRDH regio Rotterdam Noord: Kralingen-Crooswijk en Noord
  42. MRDH regio Rotterdam Zuid
  43. MRDH regio Rijnmond Noordwest
  44. MRDH regio Rijnmond Noord/Noordoost
  45. MRDH regio Rozenburg en Voorne Putten
  46. MRDH regio Rijnmond Zuid/Zuidoost
  47. Utr De Ronde Venen en Stichtse Vecht (noord)
  48. Utr Stichtse Vecht (zuid)
  49. Utr Woerden
  50. Utr Lopik, Montfoort, IJsselstein en Oudewater
  51. Utr Vijfheerenlanden
  52. Utr De Bilt en Zeist (noord)
  53. Utr Zeist (zuid)
  54. Utr Nieuwegein
  55. Utr Houten
  56. Utr Utrechtse Heuvelrug (west) en Bunnik
  57. Utr Utrechtse Heuvelrug (oost), Wijk bij Duurstede en Rhenen
  58. Utr Renswoude en Veenendaal
  59. Utr Baarn, Eemnes en Soest (noord)
  60. Utr Amersfoort (zuid), Leusden, Soest (zuid) en Woudenberg
  61. Utr Amersfoort (midden)
  62. Utr Amersfoort (noord) en Bunschoten
  63. Utr Utrecht: West, Noordwest en Overvecht
  64. Utr Utrecht: Noordoost en Oost
  65. Utr Utrecht: Binnenstad, Zuid en Zuidwest
  66. Utr Utrecht: Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern
Regio62 (Woonregio in 62 klassen)
  1. gemeente Amsterdam - stadsdeel Centrum
  2. gemeente Amsterdam - stadsdeel Noord
  3. gemeente Amsterdam - stadsdeel West (incl. Westpoort)
  4. gemeente Amsterdam - stadsdeel Nieuw-West
  5. gemeente Amsterdam - stadsdeel Zuid
  6. gemeente Amsterdam - stadsdeel Oost
  7. gemeente Amsterdam - stadsdeel Zuidoost
  8. gemeente Amsterdam - stadsgebied Weesp
  9. Waterland en Zaanstreek
  10. IJmond en Zuid-Kennemerland
  11. Amstelland en Meerlanden
  12. Gooi en Vechtstreek
  13. Flevopolder
  14. Noord-Holland Noord – Regio Alkmaar
  15. Noord-Holland Noord – West-Friesland
  16. Noord-Holland Noord – Kop van Noord-Holland
  17. Urk & Noordoostpolder
  18. Groningen
  19. Friesland
  20. Drenthe
  21. Overijssel
  22. Gelderland
  23. rest van Zuid-Holland
  24. Zeeland
  25. Noord-Brabant
  26. Limburg
  27. MRDH regio Den Haag Centrum
  28. MRDH regio Den Haag Zuidwest
  29. MRDH regio Den Haag Noordwest
  30. MRDH regio Den Haag Oost
  31. MRDH regio Haaglanden Zuidwest
  32. MRDH regio Haaglanden Zuid
  33. MRDH regio Haaglanden_Oost
  34. MRDH regio Haaglanden Noord
  35. MRDH regio Rotterdam Noord: Centrum en Delfshaven
  36. MRDH regio Rotterdam Noord: Overschie, Hillegersberg-Schiebroek en Prins Alexander
  37. MRDH regio Rotterdam Noord: Kralingen-Crooswijk en Noord
  38. MRDH regio Rotterdam Zuid
  39. MRDH regio Rijnmond Noordwest
  40. MRDH regio Rijnmond Noord/Noordoost
  41. MRDH regio Rozenburg en Voorne Putten
  42. MRDH regio Rijnmond Zuid/Zuidoost
  43. Utr De Ronde Venen en Stichtse Vecht (noord)
  44. Utr Stichtse Vecht (zuid)
  45. Utr Woerden
  46. Utr Lopik, Montfoort, IJsselstein en Oudewater
  47. Utr Vijfheerenlanden
  48. Utr De Bilt en Zeist (noord)
  49. Utr Zeist (zuid)
  50. Utr Nieuwegein
  51. Utr Houten
  52. Utr Utrechtse Heuvelrug (west) en Bunnik
  53. Utr Utrechtse Heuvelrug (oost), Wijk bij Duurstede en Rhenen
  54. Utr Renswoude en Veenendaal
  55. Utr Baarn, Eemnes en Soest (noord)
  56. Utr Amersfoort (zuid), Leusden, Soest (zuid) en Woudenberg
  57. Utr Amersfoort (midden)
  58. Utr Amersfoort (noord) en Bunschoten
  59. Utr Utrecht: West, Noordwest en Overvecht
  60. Utr Utrecht: Noordoost en Oost
  61. Utr Utrecht: Binnenstad, Zuid en Zuidwest
  62. Utr Utrecht: Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern
Regio52 (Woonregio in 52 klassen)
  1. gemeente Amsterdam - stadsdeel Centrum
  2. gemeente Amsterdam - stadsdeel Noord
  3. gemeente Amsterdam - stadsdeel Zuidoost + stadsgebied Weesp
  4. rest gemeente Amsterdam
  5. Waterland en Zaanstreek
  6. IJmond en Zuid-Kennemerland
  7. Amstelland en Meerlanden
  8. Gooi en Vechtstreek
  9. Flevoland
  10. Noord-Holland Noord – Regio Alkmaar
  11. Noord-Holland Noord – West-Friesland
  12. Noord-Holland Noord – Kop van Noord-Holland
  13. Groningen
  14. Friesland
  15. Drenthe
  16. Overijssel
  17. Gelderland
  18. rest van Zuid-Holland
  19. Zeeland
  20. Noord-Brabant
  21. Limburg
  22. MRDH regio Den Haag Centrum
  23. MRDH regio Den Haag Zuidwest
  24. MRDH regio Den Haag Noordwest
  25. MRDH regio Den Haag Oost
  26. MRDH regio Haaglanden Zuidwest
  27. MRDH regio Haaglanden Zuid
  28. MRDH regio Haaglanden Oost
  29. MRDH regio Haaglanden Noord
  30. MRDH regio Rotterdam Noord: Centrum en Delfshaven
  31. MRDH regio Rotterdam Noord: Overschie, Hillegersberg-Schiebroek en Prins Alexander
  32. MRDH regio Rotterdam Noord: Kralingen-Crooswijk en Noord
  33. MRDH regio Rotterdam Zuid
  34. MRDH regio Rijnmond Noordwest
  35. MRDH regio Rijnmond Noord/Noordoost
  36. MRDH regio Rozenburg en Voorne Putten
  37. MRDH regio Rijnmond Zuid/Zuidoost
  38. Utr De Ronde Venen en Stichtse Vecht (noord)
  39. Utr Stichtse Vecht (zuid)
  40. Utr Woerden + Lopik, Montfoort, IJsselstein en Oudewater
  41. Utr Vijfheerenlanden + Nieuwegein
  42. Utr Houten
  43. Utr Utrechtse Heuvelrug (west) en Bunnik + Zeist (zuid)
  44. Utr Utrechtse Heuvelrug (oost), Wijk bij Duurstede en Rhenen + Renswoude en Veenendaal
  45. Utr Baarn, Eemnes en Soest (noord)
  46. Utr Amersfoort (zuid), Leusden, Soest (zuid) en Woudenberg + De Bilt en Zeist (noord)
  47. Utr Amersfoort (midden)
  48. Utr Amersfoort (noord) en Bunschoten
  49. Utr Utrecht: West, Noordwest en Overvecht
  50. Utr Utrecht: Noordoost en Oost
  51. Utr Utrecht: Binnenstad, Zuid en Zuidwest
  52. Utr Utrecht: Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern
Schoolvakantieregio3 (Schoolvakantieregio woonadres)
  1. noord
  2. midden
  3. zuid
Stedelijkheid5 (Stedelijkheid woongemeente)
  1. zeer sterk stedelijk
  2. sterk stedelijk
  3. matig stedelijk
  4. weinig stedelijk
  5. niet stedelijk
Overige weegvariabelen in de eindweging op alfabetische volgorde

Weegvariabelen gerelateerd aan inkomen betreffen het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen. Alle inkomensgegevens zijn van het jaar voorafgaand aan het onderzoeksjaar met status voorlopig. Alle weegvariabelen aangaande voertuigbezit bevatten het voertuigbezit op basis van de registerinformatie op naam. Leaseauto’s worden daarbij dus niet meegeteld. Het beschikken over een leaseauto is opgenomen in aparte weegvariabelen over de bijtelling. Bromfietsbezit betreft bromfietsen, snorfietsen, brommobielen en overige bijzondere bromfietsen. Bouwjaar en brandstof zijn die van de hoofdauto. De hoofdauto wordt bepaald op basis van 1) type auto, 2) brandstof, 3) datum toelating en 4) gewicht.

Bestelautobezit2 (Bestelautobezit OP in 2 klassen)
  1. nee
  2. ja
BestelautobezitHH2 (Bestelautobezit huishouden in 2 klassen)
  1. nee
  2. ja
Bijtelling2 (Persoon met bijtelling)
  1. Geen sprake van privégebruik van bedrijfsauto
  2. Wel sprake van privégebruik van bedrijfsauto
BijtellingHH3 (Aantal personen met bijtelling in het huishouden in 3 klassen)
  1. 0 personen met bijtelling
  2. 1 persoon met bijtelling
  3. 2 of meer personen met bijtelling
Bouwjaar7 (Bouwjaarklasse van de hoofdauto van de onderzoekspersoon)
  1. 1900 - < enquetejaar-12 >
  2. < enquetejaar-11 > - < enquetejaar-9 >
  3. < enquetejaar-8 > - < enquetejaar-6 >
  4. < enquetejaar-5 > - < enquetejaar-3 >
  5. < enquetejaar-2 >
  6. < enquetejaar-1 > of later
  7. geen auto of onbekend
Brandstof4 (Brandstof van de hoofdauto van de onderzoekspersoon)
  1. diesel
  2. benzine
  3. overig
  4. geen auto of onbekend
Bromsnorfietsbezit2 (Bromvoertuigbezit OP in 2 klassen)
  1. nee
  2. ja
BromsnorfietsbezitHH2 (Bromvoertuigbezit huishouden in 2 klassen)
  1. nee
  2. ja
Geslacht2 (Geslacht van de onderzoekspersoon (OP))
  1. man
  2. vrouw
HerkLand3 (Herkomstland in 3 klassen)
  1. Nederland
  2. Europa (excl. Nederland)
  3. Buiten-Europa (incl. onbekend)
HHgrootte4 (Huishoudgrootte in 4 klassen)
  1. 1-persoonshuishouden
  2. 2-persoonshuishouden
  3. 3-persoonshuishouden
  4. huishouden met 4 of meer personen
Inkomen10 (Gestandaardiseerd besteedbaar inkomen van het huishouden in 10 klassen)

De 10 klassen zijn gebaseerd op de decielen van huishoudinkomen op huishoudniveau.

  1. 1e deciel
  2. 2e deciel
  3. 3e deciel
  4. 4e deciel (incl. inkomen onbekend)
  5. 5e deciel
  6. 6e deciel
  7. 7e deciel
  8. 8e deciel
  9. 9e deciel
  10. laatste deciel
Inkomen5 (Gestandaardiseerd besteedbaar inkomen van het huishouden in 5 klassen)

De 5 klassen zijn gebaseerd op de kwintielen van huishoudinkomen op huishoudniveau.

  1. 1e kwintiel
  2. 2e kwintiel (incl. inkomen onbekend)
  3. 3e kwintiel
  4. 4e kwintiel
  5. laatste kwintiel
Leeftijd18 (Leeftijd in 18 klassen)
  1. 6 - 7 jaar
  2. 8 - 11 jaar
  3. 12 - 14 jaar
  4. 15 - 17 jaar
  5. 18 - 19 jaar
  6. 20 - 24 jaar
  7. 25 - 29 jaar
  8. 30 - 34 jaar
  9. 35 - 39 jaar
  10. 40 - 44 jaar
  11. 45 - 49 jaar
  12. 50 - 54 jaar
  13. 55 - 59 jaar
  14. 60 - 64 jaar
  15. 65 - 69 jaar
  16. 70 - 74 jaar
  17. 75 - 79 jaar
  18. 80 jaar of ouder
Leeftijd9 (Leeftijd in 9 klassen)
  1. 6 - 11 jaar
  2. 12 - 17 jaar
  3. 18 - 24 jaar
  4. 25 - 29 jaar
  5. 30 - 39 jaar
  6. 40 - 49 jaar
  7. 50 - 64 jaar
  8. 65 - 74 jaar
  9. 75 jaar of ouder
Leeftijd4 (Leeftijd in 4 klassen)
  1. 6 - 17 jaar
  2. 18 - 34 jaar
  3. 35 - 54 jaar
  4. 55 jaar of ouder
LeeftijdV4 (Leeftijd in 4 klassen, voor kruising met vakantie afwezigheid)
  1. 6 - 14 jaar
  2. 15 - 29 jaar
  3. 30 - 64 jaar
  4. 65 jaar of ouder
Maand12 (Rapportagemaand)
  1. januari
  2. februari
  3. maart
  4. april
  5. mei
  6. juni
  7. juli
  8. augustus
  9. september
  10. oktober
  11. november
  12. december
Motorfietsbezit2 (Motorfietsbezit OP in 2 klassen)
  1. nee
  2. ja
MotorfietsbezitHH2 (Motorfietsbezit huishouden in 2 klassen)
  1. nee
  2. ja
OVstudentenkaart3 (Bezit OP van een OV-studentenreisproduct in 3 klassen)
  1. nee
  2. weekabonnement
  3. weekendabonnement
Periode2 (Tweedeling van de rapportagemaand naar zomerperiode en rest van het jaar)
  1. zomer (juli, augustus, september)
  2. overige maanden
Personenautobezit2 (Personenautobezit OP in 2 klassen)
  1. nee
  2. ja
PersonenautobezitHH4 (Personenautobezit huishouden in 4 klassen)
  1. geen auto’s
  2. 1 auto
  3. 2 auto’s
  4. 3 of meer auto’s
PersonenautobezitHH2 (Personenautobezit huishouden in 2 klassen)
  1. nee
  2. ja
RijbewijsAu2 (Rijbewijsbezit OP voor auto)
  1. nee
  2. ja
RijbewijsBr2 (Rijbewijsbezit OP voor bromfiets)
  1. nee
  2. ja
RijbewijsMo2 (Rijbewijsbezit OP voor motor)
  1. nee
  2. ja
SEC4 (Sociaal-economische categorie in 4 klassen)
  1. werknemer
  2. zelfstandige
  3. uitkering
  4. overig (incl. onbekend)
VakBin2 (Vakantie in het binnenland in 2 klassen)
  1. OP heeft geen binnenlandse vakantie
  2. OP heeft binnenlandse vakantie
VakZakBui2 (Vakantie of zakelijke reis in het buitenland in 2 klassen)
  1. OP heeft geen vakantie of zaken in het buitenland
  2. OP heeft vakantie of zaken in het buitenland
Weekdag (Rapportageweekdag)
  1. zondag
  2. maandag
  3. dinsdag
  4. woensdag
  5. donderdag
  6. vrijdag
  7. zaterdag
Weekend (Gebaseerd op rapportageweekdag)
  1. zaterdag, zondag
  2. maandag t/m vrijdag

Bijlage D. Kerntabellen

In deze bijlage zijn enkele kerncijfers uit ODiN 2024 opgenomen. Indien minder dan 50 unieke respondenten bijdragen aan de schatting en/of de relatieve marge 50% of meer is, dan wordt er geen cijfer gepubliceerd en is de betreffende cel gevuld met een punt. Meer gedetailleerde resultaten worden ook gepubliceerd op StatLine, de elektronische databank van het CBS.

Methodebreuk

Bij het analyseren van de resultaten van het onderzoek Onderweg in Nederland 2024 (ODiN) is een methodebreuk geconstateerd. Dit betekent dat de uitkomsten van 2024 niet zomaar vergelijkbaar zijn met de resultaten van eerdere jaren. Meer informatie hierover is te vinden in de plausibiliteitsrapportage van ODiN 2024 en in de speciale bijsluiter bij het bestand van ODiN 2024.

D.1 Verkeersdeelname van personen van 6 jaar of ouder in procenten naar leeftijd en geslacht, 2024 1)
MannenVrouwenTotaal
Totaal77,878,278,0
6 tot 12 jaar86,286,886,5
12 tot 18 jaar80,784,282,4
18 tot 25 jaar78,480,379,3
25 tot 35 jaar81,681,181,4
35 tot 50 jaar80,981,981,4
50 tot 65 jaar77,681,579,5
65 tot 75 jaar72,872,872,8
75 jaar of ouder62,455,958,8
1) Verkeersdeelname is afgeleid uit het aandeel personen dat op de dag van enquêtering minimaal één reguliere verplaatsing of serieverplaatsing heeft gemaakt. Daarbij tellen personen met uitsluitend (beroepsmatig) wegvervoer met een zwaar vrachtvoertuig niet mee.

D.2 Deelname aan het openbaar vervoer van personen van 6 jaar of ouder in procenten naar leeftijd en geslacht, 2024 1)
MannenVrouwenTotaal
Totaal6,57,97,2
6 tot 12 jaar..1,8
12 tot 18 jaar8,210,69,4
18 tot 25 jaar17,422,820,0
25 tot 35 jaar11,912,212,0
35 tot 50 jaar5,77,06,4
50 tot 65 jaar3,75,54,6
65 tot 75 jaar3,03,83,4
75 jaar of ouder1,92,52,2
1) Het aandeel personen dat op een dag minimaal één reguliere rit of serieverplaatsing met trein, bus, tram of metro heeft gemaakt.

D.3 Totale vervoersprestatie van personen van 6 jaar of ouder in miljarden reizigerskilometers naar woonprovincie en ritvervoerwijze, 2024 1)
Personenauto als bestuurderPersonenauto als passagierTreinBus/tram/metroFietsLopenOverigTotaal
Totaal98,834,819,95,617,15,814,3196,2
Groningen3,41,40,60,20,70,20,56,8
Fryslân4,61,8..0,70,20,88,7
Drenthe3,81,3..0,50,20,66,9
Overijssel6,92,71,40,11,40,41,013,9
Flevoland3,11,20,50,10,30,10,55,9
Gelderland13,44,32,40,42,20,72,225,6
Utrecht8,02,72,10,41,60,50,916,0
Noord-Holland12,65,04,01,42,91,11,929,0
Zuid-Holland18,36,44,11,93,31,32,337,5
Zeeland2,60,7..0,40,10,64,7
Noord-Brabant15,65,42,50,52,40,82,229,2
Limburg6,51,91,10,20,90,41,011,9
1) De totale vervoersprestatie bevat alle reizigerskilometers van reguliere verplaatsingen (inclusief vakantieverplaatsingen) en serieverplaatsingen. Niet inbegrepen is (beroepsmatig) wegvervoer met een zwaar vrachtvoertuig.

D.4 Gemiddelde afgelegde afstand per persoon van 6 jaar of ouder per dag in reizigerskilometers naar motief en ritvervoerwijze, 2024 1)
Personenauto als bestuurderPersonenauto als passagierTreinBus/tram/metroFietsLopenOverigTotaal
Totaal15,85,73,20,92,80,91,831,1
Van en naar het werk5,20,31,10,20,60,00,68,1
Zakelijk en beroepsmatig1,40,10,10,00,00,00,42,2
Diensten en verzorging0,40,20,00,00,10,00,00,7
Winkelen en boodschappen doen1,50,60,10,10,30,10,12,8
Onderwijs of cursus volgen0,30,20,50,20,40,00,11,7
Visite en logeren2,51,60,60,10,20,00,15,1
Uitgaan, sport en hobby2,42,00,50,10,60,20,26,1
Toeren en wandelen0,40,2.0,00,50,50,11,6
Ander motief1,70,50,20,00,10,00,12,7
1) Het betreft enkel reguliere verplaatsingen, dus inclusief vakantieverplaatsingen en exclusief serieverplaatsingen.

D.5 Gemiddeld aantal verplaatsingen per 1 000 personen van 6 jaar of ouder per dag naar motief en hoofdvervoerwijze, 2024 1)
Personenauto als bestuurderPersonenauto als passagierTreinBus/tram/metroFietsLopenOverigTotaal
Totaal8542786662689450882 486
Van en naar het werk2121425161222128 439
Zakelijk en beroepsmatig4322110316 77
Diensten en verzorging3012122192 79
Winkelen en boodschappen doen1845941014211010 519
Onderwijs of cursus volgen1220121396286 187
Visite en logeren91538556266 245
Uitgaan, sport en hobby1308610111507911 476
Toeren en wandelen147.1301393 194
Ander motief137243363357 272
1) Het betreft enkel reguliere verplaatsingen, dus inclusief vakantieverplaatsingen en exclusief serieverplaatsingen.

D.6 Gemiddelde reisduur per persoon van 6 jaar of ouder per dag naar motief en hoofdvervoerwijze, 2024 1)
Personenauto als bestuurderPersonenauto als passagierTreinBus/tram/metroFietsLopenOverigTotaal
Totaal22,228,355,262,8115,0312,382,9969,05
Van en naar het werk6,580,441,790,712,370,260,8613,01
Zakelijk en beroepsmatig1,640,110,200,040,210,050,542,78
Diensten en verzorging0,610,300,080,090,300,130,061,57
Winkelen en boodschappen doen2,801,150,260,341,711,360,197,81
Onderwijs of cursus volgen0,390,380,880,641,780,330,194,60
Visite en logeren2,991,900,850,230,970,300,197,45
Uitgaan, sport en hobby3,422,800,850,493,502,650,4614,17
Toeren en wandelen1,130,60.0,113,406,910,2812,51
Ander motief2,660,670,260,170,790,400,205,15
1) Het betreft enkel reguliere verplaatsingen, dus inclusief vakantieverplaatsingen en exclusief serieverplaatsingen.

D.7 Gemiddelde afgelegde afstand per verplaatsing in reizigerskilometers naar motief en ritvervoerwijze, 2024 1)
Personenauto als bestuurderPersonenauto als passagierTreinBus/tram/metroFietsLopenOverigTotaal
Totaal18,5120,5249,3514,224,042,1020,0112,52
Van en naar het werk24,5121,2144,0615,144,902,3022,3618,56
Zakelijk en beroepsmatig33,4342,3159,7416,844,532,3726,6228,19
Diensten en verzorging11,7114,3738,169,822,761,2310,328,76
Winkelen en boodschappen doen8,0710,9938,047,852,110,948,875,49
Onderwijs of cursus volgen25,779,1240,7017,543,791,3113,578,92
Visite en logeren27,8429,4469,7820,883,611,2122,7920,98
Uitgaan, sport en hobby18,3923,8954,1812,294,002,6718,5612,87
Toeren en wandelen26,6827,39.22,3116,063,3527,518,43
Ander motief12,5820,4061,0113,552,230,9417,1410,03
1) Het betreft het gemiddelde aantal kilometers dat per reguliere verplaatsing wordt afgelegd door personen van 6 jaar of ouder. De afstand naar vervoerwijze is op basis van de ritvervoerwijze zodat alle gebruikte vervoermiddelen meetellen. Het aantal verplaatsingen is echter naar de hoofdvervoerwijze van een verplaatsing

D.8 Gemiddelde reisduur per verplaatsing in minuten naar motief en hoofdvervoerwijze, 2024 1)
Personenauto als bestuurderPersonenauto als passagierTreinBus/tram/metroFietsLopenOverigTotaal
Totaal26,0330,0579,9245,1421,8227,5334,0427,77
Van en naar het werk31,0030,9170,2844,3119,4912,2630,8829,67
Zakelijk en beroepsmatig38,3148,0482,8434,7721,6817,4433,8636,23
Diensten en verzorging20,0724,8375,3136,9214,3013,9825,4319,96
Winkelen en boodschappen doen15,2019,5468,2732,8011,9912,3819,7615,04
Onderwijs of cursus volgen33,5218,4576,6247,7018,5111,8033,9824,55
Visite en logeren33,0035,57101,5651,4317,3711,6235,1030,43
Uitgaan, sport en hobby26,2132,6786,5446,6323,3833,6942,8629,81
Toeren en wandelen80,8987,36.132,51113,7849,66103,4864,53
Ander motief19,3828,1392,1751,4012,7111,3628,4718,97
1) Het betreft enkel reguliere verplaatsingen van personen van 6 jaar of ouder.

Bijlage E. Marges kerntabellen

In de tabellen van deze bijlage staan de schattingen (waarden) van de randtotalen uit bijlage D samen met de onder- en bovengrens van het betrouwbaarheidsinterval. Deze begrenzen het interval waarvan met 95% zekerheid verwacht wordt dat de werkelijke waarde er binnen ligt.

Methodebreuk

Bij het analyseren van de resultaten van het onderzoek Onderweg in Nederland 2024 (ODiN) is een methodebreuk geconstateerd. Dit betekent dat de uitkomsten van 2024 niet zomaar vergelijkbaar zijn met de resultaten van eerdere jaren. Meer informatie hierover is te vinden in de plausibiliteitsrapportage van ODiN 2024 en in de speciale bijsluiter bij het bestand van ODiN 2024.

E.1a Marges verkeersdeelname van personen van 6 jaar of ouder in procenten naar leeftijd, 2024
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal78,077,678,40,5
6 tot 12 jaar86,585,187,91,7
12 tot 18 jaar82,481,083,71,7
18 tot 25 jaar79,378,180,61,6
25 tot 35 jaar81,480,482,31,2
35 tot 50 jaar81,480,682,21,0
50 tot 65 jaar79,578,780,31,0
65 tot 75 jaar72,871,773,91,5
75 jaar of ouder58,857,560,12,2

E.1b Marges verkeersdeelname van personen van 6 jaar of ouder in procenten naar geslacht, 2024
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal78,077,678,40,5
Mannen77,877,378,30,7
Vrouwen78,277,678,70,7

E.2a Marges deelname aan het openbaar vervoer van personen van 6 jaar of ouder in procenten naar leeftijd, 2024
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal: 6 jaar of ouder7,27,07,52,9
6 tot 12 jaar1,81,42,328,4
12 tot 18 jaar9,48,510,39,7
18 tot 25 jaar20,019,021,25,5
25 tot 35 jaar12,011,412,75,8
35 tot 50 jaar6,45,96,87,3
50 tot 65 jaar4,64,35,08,5
65 tot 75 jaar3,43,03,912,9
75 jaar of ouder2,21,92,719,0

E.2b Marges deelname aan het openbaar vervoer van personen van 6 jaar of ouder in procenten naar geslacht, 2024
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal7,27,07,52,9
Mannen6,56,36,84,5
Vrouwen7,97,68,33,9

E.3a Marges totale vervoersprestatie van personen van 6 jaar of ouder in miljarden reizigerskilometers naar woonprovincie, 2024
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal196,2193,2199,21,5
Groningen6,86,17,610,8
Fryslân8,77,99,69,7
Drenthe6,96,17,610,9
Overijssel13,913,014,97,0
Flevoland5,95,46,59,2
Gelderland25,624,326,84,9
Utrecht16,015,416,74,0
Noord-Holland29,027,930,24,0
Zuid-Holland37,536,238,93,5
Zeeland4,74,15,312,0
Noord-Brabant29,227,930,54,4
Limburg11,911,012,77,2

E.3b Marges totale vervoersprestatie van personen van 6 jaar of ouder in miljarden reizigerskilometers naar ritvervoerwijze, 2024
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal196,2193,2199,21,5
Personenauto als bestuurder98,896,6101,02,2
Personenauto als passagier34,833,436,24,1
Trein19,918,820,95,2
Bus/tram/metro5,65,35,95,4
Fiets17,116,817,52,0
Lopen5,85,75,92,0
Overig14,313,215,47,8

E.4a Marges gemiddelde afgelegde afstand per persoon van 6 jaar of ouder per dag in reizigerskilometers naar motief, 2024
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal31,130,731,61,5
Van en naar het werk8,17,98,42,7
Zakelijk en beroepsmatig2,22,02,38,1
Diensten en verzorging0,70,60,77,7
Winkelen en boodschappen doen2,82,73,03,9
Onderwijs of cursus volgen1,71,61,85,6
Visite en logeren5,14,95,34,2
Uitgaan, sport en hobby6,15,96,33,8
Toeren en wandelen1,61,61,74,4
Ander motief2,72,62,95,1

E.4b Marges gemiddelde afgelegde afstand per persoon van 6 jaar of ouder per dag in reizigerskilometers naar ritvervoerwijze, 2024
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal31,130,731,61,5
Personenauto als bestuurder15,815,516,12,2
Personenauto als passagier5,75,55,94,1
Trein3,23,13,45,3
Bus/tram/metro0,90,80,95,1
Fiets2,82,72,82,0
Lopen0,90,91,02,0
Overig1,81,61,97,9

E.5a Marges gemiddeld aantal verplaatsingen per 1 000 personen van 6 jaar of ouder per dag naar motief, 2024
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal2 4862 4692 5040,7
Van en naar het werk 439 431 4461,6
Zakelijk en beroepsmatig 77 73 804,7
Diensten en verzorging 79 75 824,1
Winkelen en boodschappen doen 519 511 5271,6
Onderwijs of cursus volgen 187 182 1922,7
Visite en logeren 245 239 2502,3
Uitgaan, sport en hobby 476 468 4831,6
Toeren en wandelen 194 190 1982,2
Ander motief 272 265 2792,6

E.5b Marges gemiddeld aantal verplaatsingen per 1 000 personen van 6 jaar of ouder per dag naar hoofdvervoerwijze, 2024
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal2 4862 4692 5040,7
Personenauto als bestuurder 854 841 8661,5
Personenauto als passagier 278 271 2852,4
Trein 66 63 684,1
Bus/tram/metro 62 59 654,5
Fiets 689 678 6991,5
Lopen 450 442 4581,8
Overig 88 83 925,1

E.6a Marges gemiddelde reisduur per persoon van 6 jaar of ouder per dag naar motief, 2024
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal69,0568,4069,700,9
Van en naar het werk13,0112,7413,292,1
Zakelijk en beroepsmatig2,782,602,956,4
Diensten en verzorging1,571,481,655,3
Winkelen en boodschappen doen7,817,637,982,3
Onderwijs of cursus volgen4,604,424,773,8
Visite en logeren7,457,207,693,3
Uitgaan, sport en hobby14,1713,8214,532,5
Toeren en wandelen12,5112,1712,852,7
Ander motief5,154,955,353,9

E.6b Marges gemiddelde reisduur per persoon van 6 jaar of ouder per dag naar hoofdvervoerwijze, 2024
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal69,0568,4069,700,9
Personenauto als bestuurder22,2221,8222,621,8
Personenauto als passagier8,358,088,633,3
Trein5,265,025,504,6
Bus/tram/metro2,812,662,965,4
Fiets15,0314,7015,362,2
Lopen12,3812,1012,662,2
Overig2,992,793,186,5

E.7a Marges gemiddelde afgelegde afstand per verplaatsing in reizigerskilometers naar motief, 2024
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal12,5212,3412,701,4
Van en naar het werk18,5618,1518,982,2
Zakelijk en beroepsmatig28,1926,3130,086,7
Diensten en verzorging8,768,189,346,6
Winkelen en boodschappen doen5,495,295,683,6
Onderwijs of cursus volgen8,928,469,385,1
Visite en logeren20,9820,2021,753,7
Uitgaan, sport en hobby12,8712,4213,313,5
Toeren en wandelen8,438,098,774,0
Ander motief10,039,5710,494,6

E.7b Marges gemiddelde afgelegde afstand per verplaatsing in reizigerskilometers naar ritvervoerwijze, 2024
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal12,5212,3412,701,4
Personenauto als bestuurder18,5118,1518,861,9
Personenauto als passagier20,5219,8021,253,5
Trein49,3547,6851,023,4
Bus/tram/metro14,2213,6714,783,9
Fiets4,043,974,111,7
Lopen2,102,072,141,7
Overig20,0118,6721,356,7

E.8a Marges gemiddelde reisduur per verplaatsing in minuten naar motief, 2024
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal27,7727,5328,020,9
Van en naar het werk29,6729,2330,121,5
Zakelijk en beroepsmatig36,2334,5737,904,6
Diensten en verzorging19,9619,2420,673,6
Winkelen en boodschappen doen15,0414,7815,301,7
Onderwijs of cursus volgen24,5523,8225,283,0
Visite en logeren30,4329,6231,242,7
Uitgaan, sport en hobby29,8129,1930,432,1
Toeren en wandelen64,5363,1965,872,1
Ander motief18,9718,3619,583,2

E.8b Marges gemiddelde reisduur per verplaatsing in minuten naar hoofdvervoerwijze, 2024
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal27,7727,5328,020,9
Personenauto als bestuurder26,0325,6726,391,4
Personenauto als passagier30,0529,2730,832,6
Trein79,9278,0681,782,3
Bus/tram/metro45,1443,6446,643,3
Fiets21,8221,4022,241,9
Lopen27,5327,0228,051,9
Overig34,0432,3135,785,1