Haalbaarheidsonderzoek Nederlandse sporteconomie 2022 naar regio

Onderzoek

Optie 1: gebruik maken van Regionale rekeningen

De landelijke cijfers over de Nederlandse sporteconomie in 2022 geven een zo compleet mogelijk beeld van de bijdrage van sport aan de economie via de belangrijke macro-economische variabelen zoals productie, consumptie, toegevoegde waarde en werkgelegenheid (CBS2025). De cijfers sluiten aan bij de Nationale rekeningen van het CBS. Dat betekent dat ze qua begrippen en definities aansluiten bij de cijfers over de gehele Nederlandse economie van 2022 (CBS2023). Naast deze landelijke cijfers over de Nederlandse economie, publiceert het CBS ook economische cijfers per regio (CBS 2024). Deze cijfers worden samengesteld binnen de satellietrekening Regionale rekeningen en sluiten ook qua begrippen en definities aan bij de Nationale rekeningen. Als eerste stap in het haalbaarheidsonderzoek is gekeken of met behulp van de Regionale rekeningen schattingen gemaakt kunnen worden voor de regionale omvang van de sporteconomie. 

De Regionale rekeningen worden samengesteld door het aandeel van bedrijven te schatten in de productie en toegevoegde waarde van de bedrijfstak waarin bedrijven actief zijn1).  Van deze bedrijven is bekend tot welke bedrijfstak zij behoren maar ook in welke gemeenten zij zijn gevestigd. Hiermee kan de productie en toegevoegde waarde per bedrijfstak naar regio berekend worden. Het gaat hier vooral om de aanbodkant van de economie. In de Nationale rekeningen en in de Nederlandse sporteconomie worden naast de productie en de toegevoegde waarde, ook de consumptie en (weder)uitvoer berekend, ofwel de vraagkant van de economie. Hiervoor zijn geen regionale cijfers beschikbaar. Gebruik van de Regionale rekeningen om voor de sporteconomie tot regionale uitkomsten te komen, heeft daarmee de beperking dat dat alleen kan voor de aanbodkant van de sporteconomie: de binnenlandse productie, toegevoegde waarde en werkgelegenheid per bedrijfstak.

Een andere beperking van de Regionale rekeningen is dat er geen cijfers geraamd worden voor de goederen en diensten die de bedrijven produceren. Alleen wat de bedrijfstak in zijn geheel produceert is regionaal verdeeld, dus ongeacht welke product of dienst het betreft. De uitkomsten van de Nederlandse sporteconomie tonen binnen de binnenlandse productie wel om welke producten en diensten het gaat bij elke bedrijfstak.

Uit deze twee beperkingen volgt dat alleen voor een klein deel van Tabel 3 Aanbod- en gebruiktabel van de tabellenset sporteconomie 2006-20222)  m.b.v. de Regionale rekeningen regionale schattingen te maken zijn. Dat betreft het totale aanbod en gebruik per bedrijfstak (regel 29 en kolommen B t/m O van Tabel 3), het intermediair verbruik en toegevoegde waarde per bedrijfstak (regels 31 en 32) en het arbeidsvolume per bedrijfstak (regel 37).

Als de regionale verdeling van de hele Nederlandse economie per bedrijfstak zonder extra onderzoek toegepast wordt op de uitkomsten van de Nederlandse sporteconomie, dan kan dat alleen onder een aanname. De aanname is dat bedrijven die een bijdrage leveren aan sporteconomie ongeveer dezelfde regionale verdeling hebben als de bedrijfstak waarin zij toe behoren. Een voorbeeld om dit te verduidelijken: de handel en horeca zijn twee bedrijfstakken die een grote bijdrage leveren aan de sporteconomie; de aanname zou dan zijn dat de horeca- en handelsbedrijven die specifiek een bijdrage leveren aan de sporteconomie net zo over het land verdeeld als alle bedrijven binnen de handel en horeca. Het CBS vindt deze aanname niet plausibel. Extra onderzoek naar de bedrijven in de diverse bedrijfstakken die een bijdrage leveren aan de sporteconomie is noodzakelijk om de uitkomsten uit de Regionale rekeningen op een goede manier te kunnen gebruiken voor de regionalisering van de sporteconomie. Dit is een zodanig grote klus, vanwege het grote aantal bedrijven, dat het CBS dit niet haalbaar vindt.

Optie 2: huidige methode voor sporteconomie uitbreiden

Bij het samenstellen van de landelijke uitkomsten voor de Nederlandse sporteconomie wordt per productgroep met een sportbijdrage gezocht naar bruikbare bronnen om landelijke schattingen te maken. Een optie voor het schatten van regionale cijfers van de sporteconomie zou kunnen zijn deze bron-analyse uit te breiden om ook regionaal bruikbare cijfers samen te stellen. Dit heeft net als optie 1 het voordeel dat de regionale uitkomsten volledig aansluiten bij de landelijke uitkomsten. Daarnaast heeft het als voordeel dat de regionale uitkomsten tegelijk met de landelijke publicatie beschikbaar zijn.

Bij de bronanalyse voor de landelijke uitkomsten staan vooral de aan sport gerelateerde finale bestedingen centraal. Per productgroep wordt er op basis van die bronanalyse bepaald hoe de bestedingen van consumenten en overheid aan sport toebedeeld kunnen worden. In de integratiefase die daarna plaatsvindt, wordt de aanbodkant van de sporteconomie afgeleid. Regionalisering vanuit deze bronanalyse heeft ten opzichte van optie 1 een extra voordeel dat ook de consumptiekant van de sporteconomie in beeld komt. 

Het CBS is echter van mening dat op dit moment met de huidige beschikbare informatie deze optie geen betrouwbare regionale uitkomsten op zal leveren. Voor sommige productgroepen was het namelijk al zeer uitdagend om goede bronnen te vinden om betrouwbare landelijke schattingen te kunnen maken. Er zijn producten en diensten die meetellen in de sporteconomie waarbij CBS beschikking heeft over goede en gedetailleerde bronnen om landelijke berekeningen te maken. Vanuit bijvoorbeeld de CBS-sportstatistieken, gegevens van de overheid of internationale handel. Er zijn echter ook producten en diensten waarvoor er minder betrouwbare gedetailleerde bronnen beschikbaar zijn. Dat geldt voor bijvoorbeeld het gebruik van zeepproducten, sportsupplementen en sportapps. In die gevallen zijn de best mogelijke landelijke schattingen gemaakt op basis van wat er wel bekend is. Deze schattingen bevatten echter zo’n mate van onzekerheid, dat het niet haalbaar is om deze uitkomsten ook nog te regionaliseren. Een extra complicatie is bovendien dat bronnen die gebruikt zijn om schattingen te maken vanuit de finale bestedingen misschien wel informatie bevatten over vanuit welke regio de aankoop is gedaan, maar niet in welke regio dit product aangeboden wordt. Deze optie zal nu geen betrouwbare regionale uitkomsten gaan opleveren.

Optie 3: alleen het characteristic deel van de sporteconomie

De internationale afgestemde definitie voor afbakening van de sporteconomie, Vilnius 3.0, maakt een onderscheid in characteristic goods en connected goods. Characteristic goods zijn die goederen en diensten die niet zouden bestaan als er geen sport is. In de sporteconomie van 2022 kwam ongeveer 40 procent van de hele toegevoegde waarde van de sporteconomie vanuit de characteristic goods. In de binnenlandse productie van de sporteconomie bedraagt het aandeel van de characteristic goods 34 procent en in de werkgelegenheid van de sporteconomie 40 procent3).  De goederen en diensten van het characteristic deel worden bijna volledig geproduceerd in de bedrijfstakken Onderwijs en Sport en recreatie.

Het is een optie om alleen voor dit deel van de sporteconomie regionale cijfers samen te stellen met behulp van de Regionale rekeningen. Het is de methode van optie 1 zoals hiervoor beschreven, echter het onderzoek beperkt zich dan tot twee bedrijfstakken, namelijk Onderwijs en Sport en recreatie. Dit is volgens het CBS haalbaar. Voor de bedrijfstak Onderwijs beschikt het CBS over goede en gedetailleerde bronnen, en is de locatie van elke onderwijsinstelling bekend. De bedrijfstak Sport en recreatie bevat daarnaast in totaal ongeveer 8,5 duizend bedrijven, die beoordeeld kunnen worden op hun bijdrage aan de sporteconomie. Via aansluiting met de uitkomsten van de Regionale rekeningen voor heel Nederland kan dit leiden tot regionale cijfers van de characteristic goods van de sporteconomie in 2022. Hier geldt wel dat het alleen om een regionale verdeling van de toegevoegde waarde, binnenlandse productie en werkgelegenheid van dit characteristic deel gaat. De consumptie, in- en uitvoer blijven buiten beschouwing. Voor beide bedrijfstakken geldt echter dat invoer en uitvoer een kleine rol spelen en dat een groot deel van de characteristic goods die geproduceerd worden in de regio ook in die regio wordt afgenomen.

1) Regionale rekeningen | CBS
2) Tabellenbijlage | CBS
3) Zie: hoofdstuk 3 van De Nederlandse sporteconomie 2022 | CBS