2. Fosfaat- en stikstofexcretie
2.1 Fosfaat- en stikstofexcretie met rundveestapel op peildata I&R
Na afloop van elk kwartaal wordt op basis van beschikbaar gekomen nieuwe en actuele gegevens een berekening opgesteld van de totale fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. De methodiek sluit aan bij de geharmoniseerde rekenmethodiek die door het CBS wordt toegepast (WUM, 2010; CBS, 2024). De berekeningen vormen een momentopname waarbij de omvang van de rundveestapel is gebaseerd op het aantal dieren in het I&R-register na afloop van ieder kwartaal. De omvang van de rundveestapel in de voorliggende kwartaalrapportage is gebaseerd op het aantal runderen in het I&R-register met de stand op 1 juli 2025. Voor de overige diercategorieën zijn de aantallen in de rapportages afhankelijk van de beschikbaarheid van cijfers uit de Landbouwtelling.
In de kwartaalrapportages wordt steeds gebruik gemaakt van de meest recente gegevens over de omvang van de veestapel, de melkproductie per koe en van gegevens over de beschikbaarheid en de samenstelling van krachtvoer en ruwvoer. De kwartaalrapportages verschijnen ongeveer zes weken na afloop van het kwartaal.
In voorliggende kwartaalrapportage is de prognose gegeven van de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel in 2025 naar de situatie op 1 juli 2025 op basis van de tot dan beschikbare gegevens. Hierin zijn de volgende gegevens verwerkt:
Veestapel:
- Rundvee: I&R-gegevens per 1 juli 2025 (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland - RVO).
- Varkens, schapen, geiten, paarden, pony’s, en konijnen: voorlopige cijfers van de Landbouwtelling op de peildatum 1 april 2025, zonder bijtellingen voor leegstand van stallen op de peildatum2). Bij de omvang van de veestapels is het aantal dieren op de peildatum van belang; bijtellingen voor leegstand leiden tot overschatting van het gemiddeld aantal aanwezige dieren.
- Pluimvee: omdat de voorlopige cijfers van de Landbouwtelling op peildatum 1 april 2025 nog niet beschikbaar zijn voor pluimvee, zijn de dieraantallen uit de telling van december 20243) gebruikt.
Voerverbruik en voersamenstelling:
- Krachtvoer voor rundvee: het verbruik van mengvoer voor melkvee is berekend als een voortschrijdend jaartotaal (derde kwartaal 2024 tot en met het tweede kwartaal 2025). Vergeleken met de vorige kwartaalrapportage (tweede kwartaal 2024 tot en met het eerste kwartaal van 2025) is het verbruik van melkveemengvoer gestegen met 0,2 procent. De hoeveelheid stikstof steeg met 0,4 procent en de hoeveelheid fosfor daalde met 0,3 procent (Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie - Nevedi). Voor vleesvee zijn de N- en P-gehalten van het mengvoer in 2024 gebruikt (RVO).
- Het verbruik van graskuil en hooi in 2025 (uitgedrukt in droge stof) is nog niet bekend en daarom gebaseerd op het gemiddelde verbruik in de laatste vijf jaren waarvan definitieve cijfers bekend zijn (2020-2021: Centrale Database Kringloopwijzer; 2022-2024: CBS), waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven.
- Het verbruik van snijmaïs in 2025 is geschat door de snijmaïsopbrengst per hectare in de laatste vijf jaar (2020-2024) te middelen waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven. Deze gemiddelde opbrengst per hectare is vermenigvuldigd met het maïsareaal in 2024 als indicatie voor de beschikbare hoeveelheid in 2025. Het maïsareaal in 2024 is met 4,6 procent gestegen ten opzichte van 2023. De maïsopbrengsten per hectare in 2020-2023 zijn gebaseerd op cijfers uit het Bedrijveninformatienet (BIN) van Wageningen Social & Economic Research. De maïsopbrengst in 2024 is gebaseerd op cijfers over de akkerbouwproductie van het CBS.
- Ruwvoersamenstelling: de gemiddelde samenstelling van het verbruikte graskuil en snijmaïs in 2025 wordt bepaald door de samenstelling van de oogsten in 2024 en 2025. Er wordt hierbij van uitgegaan dat de oogst in een jaar voldoende is tot en met de weideperiode van het daaropvolgende jaar. De samenstelling van de graskuiloogst is een gemiddelde samenstelling van voorjaars-, zomer- en najaarskuilen (Eurofins Agro), waarbij de samenstelling globaal voor 50 procent wordt bepaald door de voorjaarskuilen (tot en met 15 juni), voor 40 procent door de zomerkuilen (16 juni-31 augustus) en voor 10 procent door de najaarskuilen (vanaf 1 september). De samenstelling van de zomer- en najaarskuilen van 2025 is nog niet bekend. Hiervoor is uitgegaan van vijfjaarsgemiddelden waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven. Dit is ook gedaan voor de samenstelling van de snijmaïsoogst van 2025 en voor de samenstelling van vers gras in 2025.
Overige uitgangspunten:
- Het P-gehalte van melk in 2025 is nog niet bekend en daarom gebaseerd op het gemiddelde van de laatste vijf jaren waarover gegevens bekend zijn (2020-2024) waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven (referentiemelk; Qlip). De samenstelling van andere dierlijke producten is niet gewijzigd ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage.
- De melkproductie per koe is berekend als een voortschrijdend gemiddelde, van juli 2024 tot en met juni 2025. De totale melkproductie is de som van de melkleveringen aan fabrieken (RVO) en de melk die achterblijft op de boerderij (Wageningen Social & Economic Research).
- Voor de berekening van de mineralenuitscheiding van varkens, pluimvee en konijnen zijn de definitieve excretiefactoren van 2024 (CBS, 2025) toegepast.
Tabel 2.1.1 laat zien dat het aantal melkkoeien in het tweede kwartaal van 2025 is gedaald met 0,3 procent ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage. Het aantal stuks vrouwelijk jongvee daalde met 1,1 procent.
| 20241) | 1e kwartaal- rapportage 20252) | 2e kwartaal- rapportage 20253) | ||
|---|---|---|---|---|
| Rundvee - melkvee | Totaal | 2 498 | 2 492 | 2 483 |
| Rundvee - melkvee | Vrouwelijk jongvee tot 1 jaar | 424 | 420 | 417 |
| Rundvee - melkvee | Mannelijk jongvee tot 1 jaar | 45 | 40 | 46 |
| Rundvee - melkvee | Vrouwelijk jongvee van 1 jaar en ouder | 475 | 489 | 482 |
| Rundvee - melkvee | Melkkoeien | 1 539 | 1 528 | 1 524 |
| Rundvee - melkvee | Fokstieren van 1 jaar en ouder | 15 | 14 | 14 |
| Rundvee - vleesvee | Totaal | 1 148 | 1 077 | 1 042 |
| Rundvee - vleesvee | Witvleeskalveren | 567 | 548 | 481 |
| Rundvee - vleesvee | Rosévleeskalveren | 327 | 314 | 331 |
| Rundvee - vleesvee | Vrouwelijk jongvee tot 1 jaar | 43 | 29 | 31 |
| Rundvee - vleesvee | Vleesstieren tot 1 jaar | 44 | 40 | 42 |
| Rundvee - vleesvee | Vrouwelijk jongvee van 1 jaar en ouder | 70 | 47 | 50 |
| Rundvee - vleesvee | Vleesstieren van 1 jaar en ouder | 44 | 44 | 47 |
| Rundvee - vleesvee | Weide- en zoogkoeien | 52 | 55 | 61 |
| Schapen | Ooien | 475 | 475 | 447 |
| Melkgeiten | Melkgeiten ouder dan 1 jaar | 451 | 451 | 445 |
| Paarden | Totaal | 65 | 65 | 65 |
| Pony's | Totaal | 37 | 37 | 38 |
| Varkens | Totaal (exclusief biggen tot spenen) | 8 508 | 8 508 | 8 030 |
| Varkens | Vleesvarkens | 4 681 | 4 681 | 4 386 |
| Varkens | Opfokvarkens | 188 | 188 | 179 |
| Varkens | Zeugen | 735 | 735 | 682 |
| Varkens | Gespeende biggen | 2 901 | 2 901 | 2 779 |
| Varkens | Dekberen | 4 | 4 | 5 |
| Pluimvee | Totaal | 83 957 | 83 957 | 83 073 |
| Pluimvee | Vleeskuikens | 35 101 | 35 101 | 36 373 |
| Pluimvee | Opfokouderdieren vleeskuikens | 2 614 | 2 614 | 2 514 |
| Pluimvee | Ouderdieren vleeskuikens | 4 209 | 4 209 | 4 054 |
| Pluimvee | Opfokleghennen incl ouderdieren in opfok | 9 317 | 9 317 | 7 511 |
| Pluimvee | Leghennen incl ouderdieren, tot ca 20 maanden | 26 649 | 26 649 | 27 566 |
| Pluimvee | Leghennen ouder dan ca 20 maanden | 5 187 | 5 187 | 4 322 |
| Pluimvee | Eenden | 378 | 378 | 363 |
| Pluimvee | Kalkoenen | 502 | 502 | 370 |
| Konijnen | Voedsters | 32 | 32 | 32 |
| 1) Definitieve cijfers op de peildatum 1 april 2024 van de Landbouwtelling, exclusief bijtellingen voor leegstand. Het aantal runderen op de peildatum is gecorrigeerd voor de geleidelijke veranderingen in de rundveestapel in de loop van 2024. 2) Het aantal runderen in het I&R-register op 1-4-2025. Voor de overige dieren zijn het de definitieve aantallen in de Landbouwtelling van 2024. 3) Het aantal runderen in het I&R-register op 1-7-2025. De pluimvee-aantallen zijn de aantallen in de telling van december 2024. Voor de overige dieren zijn het de voorlopige aantallen in de Landbouwtelling van 2025. N.B. Door afronding kunnen de weergegeven totalen afwijken van de som van de afzonderlijke getallen. | ||||
In Tabel 2.1.2 is de samenstelling van de belangrijkste voedermiddelen voor graasdieren weergegeven. De samenstelling van het verbruikte ruwvoer in 2025 wordt bepaald door de oogst van het vorige jaar (2024) en de oogst van het huidige jaar (2025). De samenstelling van de graskuilen van 2024 en de samenstelling van de voorjaarskuilen van 2025 zijn in deze kwartaalrapportage verwerkt. Voor de samenstelling van de zomer- en najaarskuilen van 2025 en voor de samenstelling van de snijmaïsoogst en vers gras in 2025 is uitgegaan van vijfjaarsgemiddelden waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarden buiten beschouwing blijven.
| Stikstof | Stikstof | Fosfor | Fosfor | |
|---|---|---|---|---|
| 1e kwartaal- rapportage 2025 | 2e kwartaal- rapportage 2025 | 1e kwartaal- rapportage 2025 | 2e kwartaal- rapportage 2025 | |
| Mengvoer melkvee (g/kg)1) | 28,4 | 28,5 | 4,21 | 4,19 |
| Graskuil oogstjaar 2024 (g/kg droge stof)2) | 25,4 | 25,4 | 3,69 | 3,69 |
| Graskuil oogstjaar 2025 (g/kg droge stof)2)3) | 26,5 | 26,9 | 3,56 | 3,71 |
| Snijmaïs oogstjaar 2024 (g/kg droge stof)2) | 10,2 | 10,2 | 1,90 | 1,90 |
| Snijmaïs oogstjaar 2025 (g/kg droge stof)2)4) | 11,1 | 11,1 | 1,76 | 1,76 |
| Vers gras 2025 (g/kg droge stof)2)4) | 31,1 | 31,1 | 3,80 | 3,80 |
| 1) Bron: Nevedi. 2) Bron: Eurofins Agro. 3) In de eerste kwartaalrapportage is het cijfer het gemiddelde van de vijf voorgaande jaren zonder het jaar met de laagste en het jaar met de hoogste waarde. In de tweede kwartaalrapportage is de samenstelling van de voorjaarskuilen van 2025 verwerkt. 4) In de eerste en tweede kwartaalrapportage is het cijfer het gemiddelde van de vijf voorgaande jaren zonder het jaar met de laagste en het jaar met de hoogste waarde. | ||||
In Tabel 2.1.3 is de melkproductie per koe per jaar weergegeven. Het cijfer is een voortschrijdend gemiddelde over de voorgaande 12 maanden, van juli 2024 tot en met juni 2025. Ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage steeg de melkproductie per koe met 0,1 procent.
| 2024 | 1e kwartaal- rapportage 2025 | 2e kwartaal- rapportage 2025 | |
|---|---|---|---|
| Melkproductie | 9 115 | 9 095 | 9 105 |
In Tabel 2.1.4 is de prognose weergegeven van de fosfaat- en stikstofexcretie.
| Fosfaat | Fosfaat | Stikstof | Stikstof | ||
|---|---|---|---|---|---|
| 1e kwartaal- rapportage 2025 | 2e kwartaal- rapportage 2025 | 1e kwartaal- rapportage 2025 | 2e kwartaal- rapportage 2025 | ||
| Rundvee | Totaal | 82,3 | 82,6 | 283,3 | 283,4 |
| Rundvee | Melkvee | 73,6 | 73,8 | 252,8 | 252,8 |
| Rundvee | Vleeskalveren | 5,4 | 5,2 | 18,8 | 18,1 |
| Rundvee | Overig vleesvee | 3,3 | 3,6 | 11,6 | 12,5 |
| Varkens | Totaal | 32,3 | 30,2 | 80,1 | 75,1 |
| Pluimvee | Totaal | 20,8 | 20,5 | 48,7 | 48,3 |
| Pluimvee | Kippen | 20,3 | 20,2 | 47,6 | 47,5 |
| Pluimvee | Kalkoenen | 0,3 | 0,2 | 0,9 | 0,6 |
| Pluimvee | Eenden | 0,1 | 0,1 | 0,2 | 0,2 |
| Paarden, pony’s, schapen en geiten | Totaal | 7,3 | 7,1 | 21,5 | 21,1 |
| Konijnen | Totaal | 0,1 | 0,1 | 0,3 | 0,3 |
| Veestapel | Totaal | 142,7 | 140,6 | 433,7 | 428,1 |
| Veestapel | Productieplafond2) | 135,0 | 135,0 | 440,0 | 440,0 |
| 1) De omvang van de rundveestapel in de kwartaalrapportages is gebaseerd op de aantallen in het I&R-systeem voor rundvee aan het einde van elk kwartaal. 2) Door de Europese Commissie en in Nederlandse wetgeving vastgesteld productieplafond voor Nederland. N.B. de momentopnames na afloop van elk kwartaal zijn door veranderingen in de rundveestapel niet representatief voor de fosfaat- en stikstofexcretie in het hele jaar. Daarnaast zijn de waarden van een aantal variabelen in de kwartaalrapportages geschat, zoals het verbruik en de samenstelling van bepaalde voeders, omdat deze gegevens op het moment van rapportage nog niet beschikbaar waren. Door afronding kunnen de weergegeven totalen afwijken van de som van de afzonderlijke getallen. | |||||
In 2025 zijn vanwege de derogatiebeschikking (EC, 2022) de productieplafonds verlaagd tot 440 miljoen kilogram stikstof en 135 miljoen kilogram fosfaat (Stb-2024-369). De stikstofexcretie van de gehele veestapel is volgens de momentopname in het tweede kwartaal van 2025 428 miljoen kilogram, 2,7 procent onder het stikstofproductieplafond. De fosfaatexcretie van de gehele veestapel bedroeg in het tweede kwartaal 141 miljoen kilogram, 4,1 procent boven het productieplafond.
De prognose van de fosfaat- en stikstofexcretie in 2025 in deze kwartaalrapportage berust voor een groot deel op voorlopige cijfers over de omvang van de veestapel en de hoeveelheden en de samenstelling van ruwvoer en krachtvoer. Dit betekent dat de onzekerheid in de prognose van de excretie in 2025 in deze kwartaalrapportage relatief groot is.
2.2 Fosfaat- en stikstofexcretie met gemiddeld aantal dieren
Na afloop van elk kalenderjaar berekent het CBS achtereenvolgens voorlopige en definitieve cijfers over de fosfaat- en stikstofexcretie van de veestapel. Bij de definitieve cijfers wordt uitgegaan van de excretiefactoren per dier die zijn vastgesteld door de Werkgroep Uniformering berekening Mest- en mineralencijfers (WUM) en het aantal dieren in de Landbouwtelling. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat het aantal dieren op de peildatum 1 april van de Landbouwtelling overeenkomt met het gemiddeld aantal aanwezige dieren in het jaar, behalve in jaren met uitbraken van dierziekten of andere bijzondere omstandigheden. In Tabel 2.2.1 is de excretie van stikstof en fosfaat in 2023 en 2024 weergegeven. De cijfers van 2024 zijn op 26 juni 2025 gepubliceerd.
| Fosfaat | Fosfaat | Stikstof | Stikstof | ||
|---|---|---|---|---|---|
| 2023 | 2024 | 2023 | 2024 | ||
| Rundvee | Totaal | 84,4 | 86,1 | 307,1 | 298,4 |
| Rundvee | Melkvee | 75,6 | 76,7 | 273,8 | 265,2 |
| Rundvee | Vleeskalveren | 5,0 | 5,5 | 19,0 | 19,6 |
| Rundvee | Overig vleesvee | 3,8 | 3,9 | 14,2 | 13,7 |
| Varkens | Totaal | 32,8 | 32,3 | 81,7 | 80,1 |
| Pluimvee | Totaal | 23,0 | 20,8 | 52,6 | 48,7 |
| Pluimvee | Kippen | 22,5 | 20,3 | 51,4 | 47,6 |
| Pluimvee | Kalkoenen | 0,4 | 0,3 | 0,9 | 0,9 |
| Pluimvee | Eenden | 0,1 | 0,1 | 0,3 | 0,2 |
| Paarden, pony’s, schapen en geiten | Totaal | 7,2 | 7,4 | 22,0 | 21,5 |
| Konijnen | Totaal | 0,1 | 0,1 | 0,2 | 0,3 |
| Veestapel | Totaal | 147,5 | 146,7 | 463,5 | 448,9 |
| N.B. Door afronding kunnen de weergegeven totalen afwijken van de som van de afzonderlijke getallen. | |||||
De stikstofexcretie van de melkveesector daalt van 273,8 miljoen kilogram in 2023 tot 265,2 miljoen kilogram in 2024. De stikstofexcretie van de gehele veestapel bedraagt in 2024 448,9 miljoen kilogram, 8,3 procent onder het productieplafond in 2024 van 489,4 miljoen kilogram. De fosfaatexcretie van de totale veestapel ligt in 2024 met 146,7 miljoen kilogram 2,6 procent onder het productieplafond in 2024 van 150,7 miljoen kilogram.
2) Met ingang van 2018 wordt het aantal dieren in de Landbouwtelling op de website van het CBS bijgesteld voor bedrijven met tijdelijke leegstand op de peildatum. Voor deze bijstelling wordt gebruik gemaakt van de opgave van voorgaand jaar. De reden voor deze bijstelling is dat de Landbouwtelling een structuurenquête is, waarin een bijstelling bij tijdelijke leegstand o.a. van belang is voor de bepaling van het bedrijfstype en de economische omvang van de bedrijven.
3) Het CBS publiceert ook cijfers op de peildatum 1 december (StatLine - Omvang veestapel op agrarische bedrijven: peildatum 1 april en 1 december). Voor pluimvee worden deze verkregen uit het I&R register van RVO.