Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest, eerste kwartaal 2025
Over deze publicatie
Op verzoek van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) stelt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) na afloop van elk kwartaal van 2025 een berekening op van de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. De kwartaalrapportages vormen de basis voor een driemaandelijks ijkmoment.
Deze rapportage is de eerste kwartaalrapportage van 2025 en bevat een momentopname van de fosfaat- en stikstofexcretie naar de stand van de rundveestapel op 1 april 2025.
1. Inleiding
Op verzoek van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) maakt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) na afloop van elk kwartaal van 2025 een prognose van de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. Het gaat om momentopnames waarbij de omvang van de rundveestapel na afloop van elk kwartaal gebaseerd is op het actuele aantal dieren in het Identificatie & Registratiesysteem (I&R).
In het kader van de stikstofproblematiek hebben de overheid en verschillende sectorpartijen in de melkveehouderij in 2021 afgesproken om op sectorniveau het ruweiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen in de komende jaren stapsgewijs te verlagen met als streefdoel maximaal 160 gram ruw eiwit per kilogram droge stof in 20251). Op verzoek van het ministerie van LVVN en sectorpartijen is een prognose van het ruweiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen aan de rapportage toegevoegd.
De voorliggende rapportage is de eerste kwartaalrapportage van 2025. Aangezien er nog geen gegevens beschikbaar zijn over de ruwvoersamenstelling in 2025 en de krachtvoergegevens beperkt zijn tot de eerste drie maanden van het jaar, is het nog te vroeg om in deze kwartaalrapportage een zinvolle raming op te stellen van het ruweiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen in 2025.
Bij het opstellen van de berekeningen is zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek die het CBS hanteert voor de reguliere jaarlijkse verantwoording over de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel aan de Europese Commissie.
2. Fosfaat- en stikstofexcretie
2.1 Fosfaat- en stikstofexcretie met rundveestapel op peildata I&R
Na afloop van elk kwartaal wordt op basis van beschikbaar gekomen nieuwe en actuele gegevens een berekening opgesteld van de totale fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. De methodiek sluit aan bij de geharmoniseerde rekenmethodiek die door het CBS wordt toegepast (WUM, 2010; CBS, 2024). De berekeningen vormen een momentopname waarbij de omvang van de rundveestapel is gebaseerd op het aantal dieren in het I&R-register na afloop van ieder kwartaal. De omvang van de rundveestapel in de voorliggende kwartaalrapportage is gebaseerd op het aantal runderen in het I&R-register met de stand op 1 april 2025. Voor de overige diercategorieën zijn de aantallen in de rapportages afhankelijk van de beschikbaarheid van cijfers uit de Landbouwtelling.
In de kwartaalrapportages wordt steeds gebruik gemaakt van de meest recente gegevens over de omvang van de veestapel, de melkproductie per koe en van gegevens over de beschikbaarheid en de samenstelling van krachtvoer en ruwvoer. De kwartaalrapportages verschijnen ongeveer zes weken na afloop van het kwartaal.
In voorliggende kwartaalrapportage is de prognose gegeven van de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel in 2025 naar de situatie op 1 april 2025. Hierin zijn de volgende gegevens verwerkt:
Veestapel:
- Rundvee: I&R-gegevens per 1 april 2025 (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland - RVO).
- Varkens, schapen, geiten, paarden, pony’s, pluimvee en konijnen: definitieve cijfers van de Landbouwtelling op de peildatum 1 april 2024, zonder bijtellingen voor leegstand van stallen op de peildatum2). Bij de omvang van de veestapels is het aantal dieren op de peildatum van belang; bijtellingen voor leegstand leiden tot overschatting van het gemiddeld aantal aanwezige dieren.
Voerverbruik en voersamenstelling:
- Krachtvoer voor rundvee: het verbruik van mengvoer voor melkvee is berekend als een voortschrijdend jaartotaal (tweede kwartaal 2024 tot en met het eerste kwartaal 2025). Vergeleken met de vorige kwartaalrapportage (eerste tot en met het vierde kwartaal van 2024) is het verbruik van melkveemengvoer gedaald met 0,7 procent, de hoeveelheid stikstof en de hoeveelheid fosfor daalden respectievelijk met 0,9 en 1,6 procent (Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie - Nevedi). Voor vleesvee zijn de N- en P-gehalten van het mengvoer in 2024 gebruikt (RVO).
- Het verbruik van graskuil en hooi in 2025 (uitgedrukt in droge stof) is nog niet bekend en daarom gebaseerd op het gemiddelde verbruik in de laatste vijf jaren waarvan definitieve cijfers bekend zijn (2020-2021: Centrale Database Kringloopwijzer; 2022-2024: CBS), waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven.
- Het verbruik van snijmaïs in 2025 is geschat door de snijmaïsopbrengst per hectare in de laatste vijf jaar (2020-2024) te middelen waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven. Deze gemiddelde opbrengst per hectare is vermenigvuldigd met het maïsareaal in 2024 als indicatie voor de beschikbare hoeveelheid in 2025. Het maïsareaal in 2024 is met 4,6 procent gestegen ten opzichte van 2023. De maïsopbrengsten per hectare in 2020-2023 zijn gebaseerd op cijfers uit het Bedrijveninformatienet (BIN) van Wageningen Social & Economic Research. De maïsopbrengst in 2024 is gebaseerd op cijfers over de akkerbouwproductie van het CBS.
- Ruwvoersamenstelling: de gemiddelde samenstelling van het verbruikte graskuil en snijmaïs in 2025 wordt bepaald door de samenstelling van de oogsten in 2024 en 2025. Er wordt hierbij van uitgegaan dat de oogst in een jaar voldoende is tot en met de weideperiode van het daaropvolgende jaar. De samenstelling van de graskuiloogst is een gemiddelde samenstelling van voorjaars-, zomer- en najaarskuilen (Eurofins Agro), waarbij de samenstelling globaal voor 50 procent wordt bepaald door de voorjaarskuilen (tot en met 15 juni), voor 40 procent door de zomerkuilen (16 juni-31 augustus) en voor 10 procent door de najaarskuilen (vanaf 1 september). De samenstelling van de graskuil- en , snijmaïsoogst en van vers gras in 2025 is nog niet bekend. Daarom is voorlopig uitgegaan van vijfjaarsgemiddelden waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven.
Overige uitgangspunten:
- Het P-gehalte van melk in 2025 is nog niet bekend en daarom gebaseerd op het gemiddelde van de laatste vijf jaren waarover gegevens bekend zijn (2020-2024) waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven (referentiemelk; Qlip). De lichaamssamenstelling van groeiende varkens is aangepast (Royer & Bikker, 2025). De samenstelling van andere dierlijke producten is niet gewijzigd ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage.
- De melkproductie per koe is berekend als een voortschrijdend gemiddelde, van april 2024 tot en met maart 2025. De totale melkproductie is de som van de melkleveringen aan fabrieken (RVO) en de melk die achterblijft op de boerderij (Wageningen Social & Economic Research).
- Voor de berekening van de mineralenuitscheiding van varkens, pluimvee en konijnen zijn de definitieve excretiefactoren van 2024 (CBS, 2025 in concept) toegepast.
Tabel 2.1.1 laat zien dat het aantal melkkoeien in het eerste kwartaal van 2025 is gedaald met 0,7 procent ten opzichte van 2024. Het aantal stuks vrouwelijk jongvee nam toe met 1,1 procent.
| 20241) | 1e kwartaalrapportage 20252) | ||
|---|---|---|---|
| Rundvee - melkvee | Totaal | 2 498 | 2 492 |
| Rundvee - melkvee | Vrouwelijk jongvee tot 1 jaar | 424 | 420 |
| Rundvee - melkvee | Mannelijk jongvee tot 1 jaar | 45 | 40 |
| Rundvee - melkvee | Vrouwelijk jongvee van 1 jaar en ouder | 475 | 489 |
| Rundvee - melkvee | Melkkoeien | 1 539 | 1 528 |
| Rundvee - melkvee | Fokstieren van 1 jaar en ouder | 15 | 14 |
| Rundvee - vleesvee | Totaal | 1 148 | 1 077 |
| Rundvee - vleesvee | Witvleeskalveren | 567 | 548 |
| Rundvee - vleesvee | Rosévleeskalveren | 327 | 314 |
| Rundvee - vleesvee | Vrouwelijk jongvee tot 1 jaar | 43 | 29 |
| Rundvee - vleesvee | Vleesstieren tot 1 jaar | 44 | 40 |
| Rundvee - vleesvee | Vrouwelijk jongvee van 1 jaar en ouder | 70 | 47 |
| Rundvee - vleesvee | Vleesstieren van 1 jaar en ouder | 44 | 44 |
| Rundvee - vleesvee | Weide- en zoogkoeien | 52 | 55 |
| Schapen | Ooien | 475 | 475 |
| Melkgeiten | Melkgeiten ouder dan 1 jaar | 451 | 451 |
| Paarden | Totaal | 65 | 65 |
| Pony's | Totaal | 37 | 37 |
| Varkens | Totaal (exclusief biggen tot spenen) | 8 508 | 8 508 |
| Varkens | Vleesvarkens | 4 681 | 4 681 |
| Varkens | Opfokvarkens | 188 | 188 |
| Varkens | Zeugen | 735 | 735 |
| Varkens | Gespeende biggen | 2 901 | 2 901 |
| Varkens | Dekberen | 4 | 4 |
| Pluimvee | Totaal | 83 957 | 83 957 |
| Pluimvee | Vleeskuikens | 35 101 | 35 101 |
| Pluimvee | Opfokouderdieren vleeskuikens | 2 614 | 2 614 |
| Pluimvee | Ouderdieren vleeskuikens | 4 209 | 4 209 |
| Pluimvee | Opfokleghennen incl. ouderdieren in opfok | 9 317 | 9 317 |
| Pluimvee | Leghennen incl. ouderdieren, tot ca. 20 maanden | 26 649 | 26 649 |
| Pluimvee | Leghennen ouder dan ca. 20 maanden | 5 187 | 5 187 |
| Pluimvee | Eenden | 378 | 378 |
| Pluimvee | Kalkoenen | 502 | 502 |
| Konijnen | Voedsters | 32 | 32 |
| 1) Definitieve cijfers op de peildatum 1 april 2024 van de Landbouwtelling, exclusief bijtellingen voor leegstand. Het aantal runderen op de peildatum is gecorrigeerd voor de geleidelijke veranderingen in de rundveestapel in de loop van 2024. 2) Het aantal runderen in het I&R-register op 1-4-2025. Voor de overige dieren zijn het de definitieve aantallen in de Landbouwtelling van 2024. N.B. Door afronding kunnen de weergegeven totalen afwijken van de som van de afzonderlijke getallen. | |||
In Tabel 2.1.2 is de samenstelling van de belangrijkste voedermiddelen voor graasdieren weergegeven. De samenstelling van het verbruikte ruwvoer in 2025 wordt bepaald door de oogst van het vorige jaar (2024) en de oogst van het huidige jaar (2025). De samenstelling van de graskuiloogst, snijmaïsoogst en vers gras in 2025 is nog niet bekend. In plaats daarvan is uitgegaan van vijfjaarsgemiddelden waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarden buiten beschouwing blijven.
| Stikstof | Fosfor | |
|---|---|---|
| 1e kwartaalrapportage 2025 | 1e kwartaalrapportage 2025 | |
| Mengvoer melkvee (g/kg)1) | 28,4 | 4,21 |
| Graskuil oogstjaar 2024 (g/kg droge stof)2) | 25,4 | 3,69 |
| Graskuil oogstjaar 2025 (g/kg droge stof)2)3) | 26,5 | 3,56 |
| Snijmaïs oogstjaar 2024 (g/kg droge stof)2) | 10,2 | 1,90 |
| Snijmaïs oogstjaar 2025 (g/kg droge stof)2)3) | 11,1 | 1,76 |
| Vers gras 2025 (g/kg droge stof)2)3) | 31,1 | 3,80 |
| 1) Bron: Nevedi. 2) Bron: Eurofins Agro. 3) In de eerste kwartaalrapportage is het cijfer het gemiddelde van de vijf voorgaande jaren zonder het jaar met de laagste en het jaar met de hoogste waarde. | ||
In Tabel 2.1.3 is de melkproductie per koe per jaar weergegeven. Het cijfer is een voortschrijdend gemiddelde over de voorgaande 12 maanden, van april 2024 tot en met maart 2025. Ten opzichte van 2024 nam de melkproductie per koe af met 0,2 procent.
| 2024 | 1e kwartaalrapportage 2025 | |
|---|---|---|
| Melkproductie | 9115 | 9095 |
In Tabel 2.1.4 is de prognose weergegeven van de fosfaat- en stikstofexcretie.
| Fosfaat | Fosfaat | Stikstof | Stikstof | ||
|---|---|---|---|---|---|
| 4e kwartaal-rapportage 2024 | 1e kwartaal-rapportage 2025 | 4e kwartaal-rapportage 2024 | 1e kwartaal-rapportage 2025 | ||
| Rundvee | Totaal | 85,6 | 82,3 | 294,9 | 283,3 |
| Rundvee | Melkvee | 77,3 | 73,6 | 265,3 | 252,8 |
| Rundvee | Vleeskalveren | 4,7 | 5,4 | 17,5 | 18,8 |
| Rundvee | Overig vleesvee | 3,5 | 3,3 | 12,1 | 11,6 |
| Varkens | Totaal | 31,7 | 32,3 | 79,1 | 80,1 |
| Pluimvee | Totaal | 21,9 | 20,8 | 50,4 | 48,7 |
| Pluimvee | Kippen | 21,5 | 20,3 | 49,4 | 47,6 |
| Pluimvee | Kalkoenen | 0,3 | 0,3 | 0,8 | 0,9 |
| Pluimvee | Eenden | 0,1 | 0,1 | 0,2 | 0,2 |
| Paarden, pony’s, schapen en geiten | Totaal | 7,3 | 7,3 | 21,2 | 21,5 |
| Konijnen | Totaal | 0,1 | 0,1 | 0,2 | 0,3 |
| Veestapel | Totaal | 146,6 | 142,7 | 445,9 | 433,7 |
| Veestapel | Productieplafond2) | 150,7 | 135,0 | 489,4 | 440,0 |
| 1) De omvang van de rundveestapel in de kwartaalrapportages is gebaseerd op de aantallen in het I&R-systeem voor rundvee aan het einde van elk kwartaal. 2) Door de Europese Commissie en in Nederlandse wetgeving vastgesteld productieplafond voor Nederland. N.B. de momentopnames na afloop van elk kwartaal zijn door veranderingen in de rundveestapel niet representatief voor de fosfaat- en stikstofexcretie in het hele jaar. Daarnaast zijn de waarden van een aantal variabelen in de kwartaalrapportages geschat, zoals het verbruik en de samenstelling van bepaalde voeders, omdat deze gegevens op het moment van rapportage nog niet beschikbaar waren. Door afronding kunnen de weergegeven totalen afwijken van de som van de afzonderlijke getallen. | |||||
In 2025 zijn vanwege de derogatiebeschikking (EC, 2022) de productieplafonds verlaagd tot 440 miljoen kilogram stikstof en 135 miljoen kilogram fosfaat (Stb-2024-369). De stikstofexcretie van de gehele veestapel is volgens de momentopname in het eerste kwartaal van 2025 434 miljoen kilogram, 1,4 procent onder het stikstofproductieplafond. De fosfaatexcretie van de gehele veestapel bedroeg in het eerste kwartaal 143 miljoen kilogram, 5,7 procent boven het productieplafond.
De prognose van de fosfaat- en stikstofexcretie in 2025 in deze kwartaalrapportage berust voor een groot deel op voorlopige cijfers over de omvang van de veestapel en de hoeveelheden en de samenstelling van ruwvoer en krachtvoer. Dit betekent dat de onzekerheid in de prognose van de excretie in 2025 in deze kwartaalrapportage relatief groot is.
2.2 Fosfaat- en stikstofexcretie met gemiddeld aantal dieren
Na afloop van elk kalenderjaar berekent het CBS achtereenvolgens voorlopige en definitieve cijfers over de fosfaat- en stikstofexcretie van de veestapel. Bij de definitieve cijfers wordt uitgegaan van de excretiefactoren per dier die zijn vastgesteld door de Werkgroep Uniformering berekening Mest- en mineralencijfers (WUM) en het aantal dieren in de Landbouwtelling. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat het aantal dieren op de peildatum 1 april van de Landbouwtelling overeenkomt met het gemiddeld aantal aanwezige dieren in het jaar, behalve in jaren met uitbraken van dierziekten of andere bijzondere omstandigheden. In Tabel 2.2.1 is de excretie van stikstof en fosfaat in 2023 en 2024 weergegeven. De cijfers van 2024 zijn op 26 juni 2025 gepubliceerd.
| Fosfaat | Fosfaat | Stikstof | Stikstof | ||
|---|---|---|---|---|---|
| 2023 | 2024 | 2023 | 2024 | ||
| Rundvee | Totaal | 84,4 | 86,1 | 307,1 | 298,4 |
| Rundvee | Melkvee | 75,6 | 76,7 | 273,8 | 265,2 |
| Rundvee | Vleeskalveren | 5,0 | 5,5 | 19,0 | 19,6 |
| Rundvee | Overig vleesvee | 3,8 | 3,9 | 14,2 | 13,7 |
| Varkens | Totaal | 32,8 | 32,3 | 81,7 | 80,1 |
| Pluimvee | Totaal | 23,0 | 20,8 | 52,6 | 48,7 |
| Pluimvee | Kippen | 22,5 | 20,3 | 51,4 | 47,6 |
| Pluimvee | Kalkoenen | 0,4 | 0,3 | 0,9 | 0,9 |
| Pluimvee | Eenden | 0,1 | 0,1 | 0,3 | 0,2 |
| Paarden, pony’s, schapen en geiten | Totaal | 7,2 | 7,4 | 22,0 | 21,5 |
| Konijnen | Totaal | 0,1 | 0,1 | 0,2 | 0,3 |
| Veestapel | Totaal | 147,5 | 146,7 | 463,5 | 448,9 |
De stikstofexcretie van de melkveesector daalt van 273,8 miljoen kilogram in 2023 tot 265,2 miljoen kilogram in 2024. De stikstofexcretie van de gehele veestapel bedraagt in 2024 448,9 miljoen kilogram, 8,3 procent onder het productieplafond in 2024 van 489,4 miljoen kilogram. De fosfaatexcretie van de totale veestapel ligt in 2024 met 146,7 miljoen kilogram 2,6 procent onder het productieplafond in 2024 van 150,7 miljoen kilogram.
3. Ruweiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen
In het kader van de stikstofproblematiek hebben de overheid en verschillende sectorpartijen in de melkveehouderij in 2021 afgesproken om op sectorniveau het ruweiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen in de komende jaren stapsgewijs te verlagen met als streefdoel maximaal 160 gram ruw eiwit per kilogram droge stof in 2025. De melkveestapel bestaat uit melkkoeien en het bijbehorende vrouwelijke jongvee.
De uitgangspunten in de prognose van het ruweiwitgehalte zijn opgenomen in Paragraaf 2.1 onder Voerverbruik en voersamenstelling. Voor de eerste kwartaalrapportage van 2025 zijn nog onvoldoende gegevens beschikbaar over krachtvoer- en ruwvoersamenstelling om een indicatie te kunnen geven van het ruweiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen in 2025. In de volgende kwartaalrapportage zal voor het eerst een prognose worden opgenomen waarin de samenstelling van de voorjaarskuilen van 2025 is verwerkt. Tabel 3.1 toont het ruweiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen in 2023 en 2024.
| 2023 | 2024 | 1e kwartaal-rapportage 20251) | |
|---|---|---|---|
| Melkveevoerrantsoen (melkkoeien en jongvee) | 163 | 161 | . |
| 1) Er zijn nog onvoldoende gegevens beschikbaar over 2025 voor een zinvolle prognose. | |||
4. Referenties
CBS (2024). Dierlijke mest en mineralen 2023.
EC (2022). Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/2069 van de Commissie van 30 september 2022 tot verlening van een door Nederland gevraagde derogatie op grond van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen.
Royer, E. en P. Bikker (2025). Nitrogen and phosphorous content in the body of growing pigs in the Netherlands; Literature review and data analysis. Wageningen Livestock Research, Public Report 1554.
Stb-2024-369. Staatsblad 2024, 369
WUM (2010). Gestandaardiseerde berekeningsmethode voor dierlijke mest en mineralen. Standaardcijfers 1990-2008. Werkgroep Uniformering berekening Mest- en mineralencijfers (redactie C. van Bruggen). CBS, PBL, LEI-Wageningen UR, Wageningen UR-Livestock Research, ministerie van LNV en RIVM. CBS, Den Haag.