Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest, derde kwartaal 2025

Over deze publicatie

Op verzoek van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) stelt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) na afloop van elk kwartaal van 2025 een berekening op van de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. De kwartaalrapportages vormen de basis voor een driemaandelijks ijkmoment.
Deze rapportage is de derde kwartaalrapportage van 2025 en bevat een momentopname van de fosfaat- en stikstofexcretie naar de stand van de rundveestapel op 1 oktober 2025.

1. Inleiding

Op verzoek van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) maakt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) na afloop van elk kwartaal van 2025 een prognose van de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. Het gaat om momentopnames waarbij de omvang van de rundveestapel na afloop van elk kwartaal gebaseerd is op het actuele aantal dieren in het Identificatie & Registratiesysteem (I&R). 

In het kader van de stikstofproblematiek hebben de overheid en verschillende sectorpartijen in de melkveehouderij in 2021 afgesproken om op sectorniveau het ruweiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen in de komende jaren stapsgewijs te verlagen met als streefdoel maximaal 160 gram ruw eiwit per kilogram droge stof in 2025. Op verzoek van het ministerie van LVVN en sectorpartijen is een prognose van het ruweiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen aan de rapportage toegevoegd. 

De voorliggende rapportage is de derde kwartaalrapportage van 2025. In hoofdstuk 2 is een prognose opgenomen van de fosfaat- en stikstofexcretie in 2025 naar de stand van de rundveestapel in het I&R-register op 1 oktober 2025. In hoofdstuk 3 is een prognose gegeven van het ruweiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen in 2025. Hierin is de samenstelling van de voorjaarskuilen, zomerkuilen en vers gras van 2025 verwerkt.

Bij het opstellen van de berekeningen is zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek die het CBS hanteert voor de reguliere jaarlijkse verantwoording over de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel aan de Europese Commissie. 

2. Fosfaat- en stikstofexcretie

2.1 Fosfaat- en stikstofexcretie met rundveestapel op peildata I&R

Na afloop van elk kwartaal wordt op basis van beschikbaar gekomen nieuwe en actuele gegevens een berekening opgesteld van de totale fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. De methodiek sluit aan bij de geharmoniseerde rekenmethodiek die door het CBS wordt toegepast (WUM, 2010; CBS, 2025). De berekeningen vormen een momentopname waarbij de omvang van de rundveestapel is gebaseerd op het aantal dieren in het I&R-register na afloop van ieder kwartaal. De omvang van de rundveestapel in de voorliggende kwartaalrapportage is gebaseerd op het aantal runderen in het I&R-register met de stand op 1 oktober 2025. Voor de overige diercategorieën zijn de aantallen in de rapportages afhankelijk van de beschikbaarheid van cijfers uit de Landbouwtelling. 

In de kwartaalrapportages wordt steeds gebruik gemaakt van de meest recente gegevens over de omvang van de veestapel, de melkproductie per koe en van gegevens over de beschikbaarheid en de samenstelling van krachtvoer en ruwvoer. De kwartaalrapportages verschijnen ongeveer zes weken na afloop van het kwartaal.

In voorliggende kwartaalrapportage is de prognose gegeven van de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel in 2025 naar de situatie op 1 oktober 2025 op basis van de tot dan beschikbare gegevens. Hierin zijn de volgende gegevens verwerkt:

Veestapel:

  • Rundvee: I&R-gegevens per 1 oktober 2025 (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland - RVO).
  • Varkens, schapen, geiten, paarden, pony’s, pluimvee en konijnen: voorlopige cijfers van de Landbouwtelling op de peildatum 1 april 2025, zonder bijtellingen voor leegstand van stallen op de peildatum. Eventuele veranderingen in dieraantallen na 1 april komen hierin nog niet tot uiting. Bij de omvang van de veestapels is het aantal dieren op de peildatum van belang; bijtellingen voor leegstand leiden tot overschatting van het gemiddeld aantal aanwezige dieren. 

Voerverbruik en voersamenstelling:

  • Krachtvoer voor rundvee: het verbruik van mengvoer voor melkvee is berekend als een voortschrijdend jaartotaal (vierde kwartaal 2024 tot en met het derde kwartaal 2025). Vergeleken met de vorige kwartaalrapportage (derde kwartaal 2024 tot en met het tweede kwartaal van 2025) is het verbruik van melkveemengvoer gedaald met 1,0 procent. De hoeveelheid stikstof daalde met 1,2 procent en de hoeveelheid fosfor daalde met 1,0 procent (Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie - Nevedi). Voor vleesvee zijn de N- en P-gehalten van het mengvoer in 2024 gebruikt (RVO).
  • Het verbruik van graskuil en hooi in 2025 (uitgedrukt in droge stof) is nog niet bekend en daarom gebaseerd op het gemiddelde verbruik in de laatste vijf jaren waarvan definitieve cijfers bekend zijn (2020-2021: Centrale Database Kringloopwijzer; 2022-2024: CBS), waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven.
  • Het verbruik van snijmaïs in 2025 is geschat door de snijmaïsopbrengst per hectare in de laatste vijf jaar (2020-2024) te middelen waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven. Deze gemiddelde opbrengst per hectare is vermenigvuldigd met het maïsareaal in 2024 als indicatie voor de beschikbare hoeveelheid in 2025. Het maïsareaal in 2024 is met 4,6 procent gestegen ten opzichte van 2023. De maïsopbrengsten per hectare in 2020-2023 zijn gebaseerd op cijfers uit het Bedrijveninformatienet (BIN) van Wageningen Social & Economic Research. De maïsopbrengst in 2024 is gebaseerd op cijfers over de akkerbouwproductie van het CBS.
  • Ruwvoersamenstelling: de gemiddelde samenstelling van het verbruikte graskuil en snijmaïs in 2025 wordt bepaald door de samenstelling van de oogsten in 2024 en 2025. Er wordt hierbij van uitgegaan dat de oogst in een jaar voldoende is tot en met de weideperiode van het daaropvolgende jaar. De samenstelling van de graskuiloogst is een gemiddelde samenstelling van voorjaars-, zomer- en najaarskuilen (Eurofins Agro), waarbij de samenstelling globaal voor 50 procent wordt bepaald door de voorjaarskuilen (tot en met 15 juni), voor 40 procent door de zomerkuilen (16 juni-31 augustus) en voor 10 procent door de najaarskuilen (vanaf 1 september). De samenstelling van de najaarskuilen van 2025 is nog niet bekend. Hiervoor is uitgegaan van vijfjaarsgemiddelden waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven. Dit is ook gedaan voor de samenstelling van de snijmaïsoogst van 2025. 

Overige uitgangspunten:

  • Het P-gehalte van melk in 2025 is nog niet bekend en daarom gebaseerd op het gemiddelde van de laatste vijf jaren waarover gegevens bekend zijn (2020-2024) waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven (referentiemelk; Qlip). De samenstelling van andere dierlijke producten is niet gewijzigd ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage. 
  • De melkproductie per koe is berekend als een voortschrijdend gemiddelde, van oktober 2024 tot en met september 2025. De totale melkproductie is de som van de melkleveringen aan fabrieken (RVO) en de melk die achterblijft op de boerderij (Wageningen Social & Economic Research). 
  • Voor de berekening van de mineralenuitscheiding van varkens, pluimvee en konijnen zijn de definitieve excretiefactoren van 2024 (CBS, 2025) toegepast.

Tabel 2.1.1 laat zien dat het aantal melkkoeien in het derde kwartaal van 2025 is gedaald met 0,1 procent ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage. Het aantal stuks vrouwelijk jongvee steeg met 1,0 procent. 

2.1.1 Aantal dieren (x 1 000)
20241)1e kwartaal-
rapportage 20252)
2e kwartaal-
rapportage 20253)
3e kwartaal-
rapportage 20254)
Rundvee - melkveeTotaal2 4982 4922 4832 495
Rundvee - melkveeVrouwelijk jongvee tot 1 jaar 424420417430
Rundvee - melkveeMannelijk jongvee tot 1 jaar45404648
Rundvee - melkveeVrouwelijk jongvee van 1 jaar en ouder475489482478
Rundvee - melkveeMelkkoeien1 5391 5281 5241 523
Rundvee - melkveeFokstieren van 1 jaar en ouder15141416
Rundvee - vleesveeTotaal1 1481 0771 0421 119
Rundvee - vleesveeWitvleeskalveren567548481552
Rundvee - vleesveeRosévleeskalveren327314331323
Rundvee - vleesveeVrouwelijk jongvee tot 1 jaar 43293133
Rundvee - vleesveeVleesstieren tot 1 jaar44404245
Rundvee - vleesveeVrouwelijk jongvee van 1 jaar en ouder70475052
Rundvee - vleesveeVleesstieren van 1 jaar en ouder44444753
Rundvee - vleesveeWeide- en zoogkoeien52556161
SchapenOoien475475447447
MelkgeitenMelkgeiten ouder dan 1 jaar451451445445
PaardenTotaal65656565
Pony'sTotaal37373838
VarkensTotaal (exclusief biggen tot spenen)8 5088 5088 0308 040
VarkensVleesvarkens4 6814 6814 3864 391
VarkensOpfokvarkens188188179179
VarkensZeugen735735682683
VarkensGespeende biggen2 9012 9012 7792 783
VarkensDekberen4455
PluimveeTotaal83 95783 95783 07382 294
PluimveeVleeskuikens35 10135 10136 37335 141
PluimveeOpfokouderdieren vleeskuikens2 6142 6142 5142 364
PluimveeOuderdieren vleeskuikens4 2094 2094 0543 657
PluimveeOpfokleghennen incl ouderdieren in opfok9 3179 3177 5119 067
PluimveeLeghennen incl ouderdieren, tot ca 20 maanden26 64926 64927 56625 813
PluimveeLeghennen ouder dan ca 20 maanden 5 1875 1874 3225 609
PluimveeEenden378378363378
PluimveeKalkoenen502502370265
KonijnenVoedsters32323232
1) Definitieve cijfers op de peildatum 1 april 2024 van de Landbouwtelling, exclusief bijtellingen voor leegstand. Het aantal runderen op de peildatum is gecorrigeerd voor de geleidelijke veranderingen in de rundveestapel in de loop van 2024.
2) Het aantal runderen in het I&R-register op 1-4-2025. Voor de overige dieren zijn het de definitieve aantallen in de Landbouwtelling van 2024. 
3) Het aantal runderen in het I&R-register op 1-7-2025. De pluimvee-aantallen zijn de aantallen in de telling van december 2024. Voor de overige dieren zijn het de voorlopige aantallen in de Landbouwtelling van 2025. 
4) Het aantal runderen in het I&R-register op 1-10-2025. Voor de overige dieren zijn het de voorlopige aantallen in de Landbouwtelling van 2025. 
N.B. Door afronding kunnen de weergegeven totalen afwijken van de som van de afzonderlijke getallen.

In Tabel 2.1.2 is de samenstelling van de belangrijkste voedermiddelen voor graasdieren weergegeven. De samenstelling van het verbruikte ruwvoer in 2025 wordt bepaald door de oogst van het vorige jaar (2024) en de oogst van het huidige jaar (2025). De samenstelling van de graskuilen van 2024 en de samenstelling van de voorjaarskuilen, zomerkuilen, en van vers gras van 2025 zijn in deze kwartaalrapportage verwerkt. Voor de samenstelling van de najaarskuilen van 2025 en voor de samenstelling van de snijmaïsoogst in 2025 is uitgegaan van vijfjaarsgemiddelden waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarden buiten beschouwing blijven. Door een hoger ruweiwitgehalte van de voorjaars- en zomerkuilen van 2025 valt het stikstofgehalte van de graskuil in deze kwartaalrapportage hoger uit dan in de vorige rapportage. Ook heeft het vers gras van 2025 een hoger stikstof- en fosforgehalte dan in de vorige rapportage.

2.1.2 Samenstelling van ruwvoer en melkveemengvoer
StikstofStikstofStikstofFosforFosforFosfor
1e kwartaal-
rapportage 2025
2e kwartaal-
rapportage 2025
3e kwartaal-
rapportage 2025
1e kwartaal-
rapportage 2025
2e kwartaal-
rapportage 2025
3e kwartaal-
rapportage 2025
Mengvoer melkvee (g/kg)1)28,428,528,44,214,194,19
Graskuil oogstjaar 2024 (g/kg droge stof)2)25,425,425,43,693,693,69
Graskuil oogstjaar 2025 (g/kg droge stof)2)3)26,526,927,43,563,713,63
Snijmaïs oogstjaar 2024 (g/kg droge stof)2)10,210,210,21,901,901,90
Snijmaïs oogstjaar 2025 (g/kg droge stof)2)4)11,111,111,11,761,761,76
Vers gras 2025 (g/kg droge stof)2)5)31,131,132,03,803,804,00
1) Bron: Nevedi.
2) Bron: Eurofins Agro.
3) In de eerste kwartaalrapportage is het cijfer het gemiddelde van de vijf voorgaande jaren zonder het jaar met de laagste en het jaar met de hoogste waarde. In de tweede kwartaalrapportage is de samenstelling van de voorjaarskuilen van 2025 verwerkt. In de derde kwartaalrapportage is ook de samenstelling van de zomerkuilen verwerkt.
4) In de eerste, tweede en derde kwartaalrapportage is het cijfer het gemiddelde van de vijf voorgaande jaren zonder het jaar met de laagste en het jaar met de hoogste waarde.
5) In de eerste en tweede kwartaalrapportage is het cijfer het gemiddelde van de vijf voorgaande jaren zonder het jaar met de laagste en het jaar met de hoogste waarde. In de derde kwartaalrapportage zijn de beschikbare versgrasanalyses van 2025 verwerkt.

In Tabel 2.1.3 is de melkproductie per koe per jaar weergegeven. Het cijfer is een voortschrijdend gemiddelde over de voorgaande 12 maanden, van oktober 2024 tot en met september 2025. Ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage steeg de melkproductie per koe met 1,0 procent.

2.1.3 Melkproductie per koe (kg/koe/jaar)
20241e kwartaal-
rapportage 2025
2e kwartaal-
rapportage 2025
3e kwartaal-
rapportage 2025
Melkproductie9 1159 0959 1059 195

In Tabel 2.1.4 is de prognose weergegeven van de fosfaat- en stikstofexcretie. 

2.1.4 Fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel met de
rundveestapel op peildata van het I&R-systeem1) (mln kg)
FosfaatFosfaatFosfaatStikstofStikstofStikstof
1e kwartaal-
rapportage 2025
2e kwartaal-
rapportage 2025
3e kwartaal-
rapportage 2025
1e kwartaal-
rapportage 2025
2e kwartaal-
rapportage 2025
3e kwartaal-
rapportage 2025
RundveeTotaal82,382,683,9283,3283,4289,7
RundveeMelkvee73,673,874,6252,8252,8257,3
RundveeVleeskalveren5,45,25,518,818,119,1
RundveeOverig vleesvee3,33,63,811,612,513,3
VarkensTotaal32,330,230,380,175,175,2
PluimveeTotaal20,820,520,148,748,347,3
PluimveeKippen20,320,219,947,647,546,7
PluimveeKalkoenen0,30,20,20,90,60,5
PluimveeEenden0,10,10,10,20,20,2
Paarden, pony’s, schapen en geitenTotaal7,37,17,221,521,121,3
KonijnenTotaal0,10,10,10,30,30,3
VeestapelTotaal142,7140,6141,6433,7428,1433,7
VeestapelProductieplafond2)135,0135,0135,0440,0440,0440,0
1) De omvang van de rundveestapel in de kwartaalrapportages is gebaseerd op de aantallen in het I&R-systeem voor rundvee aan het einde van elk kwartaal.
2) Door de Europese Commissie en in Nederlandse wetgeving vastgesteld productieplafond voor Nederland.
N.B. de momentopnames na afloop van elk kwartaal zijn door veranderingen in de rundveestapel niet representatief voor de fosfaat- en stikstofexcretie in het hele jaar. Daarnaast zijn de waarden van een aantal variabelen in de kwartaalrapportages geschat, zoals het verbruik en de samenstelling van bepaalde voeders, omdat deze gegevens op het moment van rapportage nog niet beschikbaar waren. 
Door afronding kunnen de weergegeven totalen afwijken van de som van de afzonderlijke getallen.

In 2025 zijn vanwege de derogatiebeschikking (EC, 2022) de productieplafonds voor Nederland verlaagd tot 440 miljoen kilogram stikstof en 135 miljoen kilogram fosfaat per jaar (Stb-2024-369). De stikstofexcretie van de gehele veestapel komt volgens de momentopname in het derde kwartaal van 2025 uit op 433,7 miljoen kilogram, 1,4 procent onder het stikstofproductieplafond. De fosfaatexcretie van de gehele veestapel komt volgens de huidige prognose in 2025 uit op 141,6 miljoen kilogram, 4,9 procent boven het productieplafond. 

De stikstof- en fosfaatexcreties dalen volgens deze prognose in 2025 met respectievelijk 3,3 en 3,5 procent ten opzichte van 2024. Vergeleken met de vorige kwartaalrapportage is de excretie toegenomen, als gevolg van een grotere rundveestapel, hogere stikstof- en fosforgehaltes van het vers gras en een hoger stikstofgehalte van de graskuil van 2025. De prognose van de fosfaat- en stikstofexcretie in 2025 in deze kwartaalrapportage berust voor een deel op voorlopige cijfers over de omvang van de veestapel en de hoeveelheden en de samenstelling van ruwvoer en krachtvoer.

2.2 Fosfaat- en stikstofexcretie met gemiddeld aantal dieren

Na afloop van elk kalenderjaar berekent het CBS achtereenvolgens voorlopige en definitieve cijfers over de fosfaat- en stikstofexcretie van de veestapel. Bij de definitieve cijfers wordt uitgegaan van de excretiefactoren per dier die zijn vastgesteld door de Werkgroep Uniformering berekening Mest- en mineralencijfers (WUM) en het aantal dieren in de Landbouwtelling. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat het aantal dieren op de peildatum 1 april van de Landbouwtelling overeenkomt met het gemiddeld aantal aanwezige dieren in het jaar, behalve in jaren met uitbraken van dierziekten of andere bijzondere omstandigheden. In Tabel 2.2.1 is de excretie van stikstof en fosfaat in 2023 en 2024 weergegeven. De cijfers van 2024 zijn op 26 juni 2025 gepubliceerd.

2.2.1 Fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel op
basis van het aantal dieren op de peildatum 1 april van de
Landbouwtelling (mln kg)
Fosfaat
2023
Fosfaat
2024
Stikstof
2023
Stikstof
2024
RundveeTotaal84,486,1307,1298,4
RundveeMelkvee75,676,7273,8265,2
RundveeVleeskalveren5,05,519,019,6
RundveeOverig vleesvee3,83,914,213,7
VarkensTotaal32,832,381,780,1
PluimveeTotaal23,020,852,648,7
PluimveeKippen22,520,351,447,6
PluimveeKalkoenen0,40,30,90,9
PluimveeEenden0,10,10,30,2
Paarden, pony’s, schapen en geitenTotaal7,27,422,021,5
KonijnenTotaal0,10,10,20,3
VeestapelTotaal147,5146,7463,5448,9
N.B. Door afronding kunnen de weergegeven totalen afwijken van de som van de afzonderlijke getallen.

De stikstofexcretie van de melkveesector daalde van 273,8 miljoen kilogram in 2023 tot 265,2 miljoen kilogram in 2024. De stikstofexcretie van de gehele veestapel was in 2024 448,9 miljoen kilogram, 8,3 procent onder het productieplafond in 2024 van 489,4 miljoen kilogram. De fosfaatexcretie van de totale veestapel lag in 2024 met 146,7 miljoen kilogram 2,6 procent onder het productieplafond in 2024 van 150,7 miljoen kilogram. 

3. Ruweiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen

In het kader van de stikstofproblematiek hebben de overheid en verschillende sectorpartijen in de melkveehouderij in 2021 afgesproken om op sectorniveau het ruweiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen in de komende jaren stapsgewijs te verlagen met als streefdoel maximaal 160 gram ruw eiwit per kilogram droge stof in 2025. De melkveestapel bestaat uit melkkoeien en het bijbehorende vrouwelijke jongvee. 

De uitgangspunten in de prognose van het ruweiwitgehalte zijn opgenomen in Paragraaf 2.1 onder Voerverbruik en voersamenstelling. In Tabel 3.1 is de prognose voor 2025 gegeven. In het cijfer is de samenstelling verwerkt van het ruwvoer van 2024, de voorjaars- en zomerkuilen en vers gras van 2025 en van het krachtvoer tot en met het derde kwartaal van 2025. Het ruweiwitgehalte van de voorjaars- en zomerkuilen en van vers gras van 2025 is hoger dan dat van 2024.

3.1 Ruweiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen (g/kg droge stof)
202320242e kwartaal-
rapportage 20251)
3e kwartaal-
rapportage 20252)
Melkveevoerrantsoen (melkkoeien en jongvee)163161156157
1) De samenstelling van de voorjaarskuilen van 2025 is in het cijfer verwerkt. De samenstelling van snijmaïs en vers gras van 2025 is nog niet bekend. De samenstelling van krachtvoer in 2025 is gedeetelijk bekend.
2) Het ruweiwitgehalte van de voorjaars- en zomerkuilen en het ruweiwitgehalte van vers gras van 2025 zijn in het cijfer verwerkt. Het ruweiwitgehalte van snijmaïs is nog gebaseerd op de gemiddelde samenstelling van de laatste vijf jaar minus het jaar met de hoogste en het jaar met de laagste waarde. Het ruweiwithalte van krachtvoer tot en met september 2025 is in het cijfer verwerkt.

4. Referenties

CBS (2025). Dierlijke mest en mineralen 2024.

EC (2022). Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/2069 van de Commissie van 30 september 2022 tot verlening van een door Nederland gevraagde derogatie op grond van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen.

Stb-2024-369. Staatsblad 2024, 369

WUM (2010). Gestandaardiseerde berekeningsmethode voor dierlijke mest en mineralen. Standaardcijfers 1990-2008. Werkgroep Uniformering berekening Mest- en mineralencijfers (redactie C. van Bruggen). CBS, PBL, LEI-Wageningen UR, Wageningen UR-Livestock Research, ministerie van LNV en RIVM. CBS, Den Haag.