Auteur: Cor van Bruggen
Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest, vierde kwartaal 2021

2. Fosfaat- en stikstofexcretie

2.1 Fosfaat- en stikstofexcretie met rundveestapel op peildata I&R

Na afloop van elk kwartaal wordt op basis van beschikbaar gekomen nieuwe en actuele gegevens een berekening opgesteld van de totale fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. De methodiek sluit aan bij de geharmoniseerde rekenmethodiek die door het CBS wordt toegepast (WUM, 2010; CBS, 2021). De berekeningen vormen een momentopname waarbij de omvang van de rundveestapel is gebaseerd op het aantal dieren in het I&R-register na afloop van ieder kwartaal. De omvang van de rundveestapel in de vierde kwartaalrapportage van 2021 is gebaseerd op het aantal runderen in het I&R-register met de stand op 1 januari 2022. Voor de overige diercategorieën zijn de aantallen in de rapportages afhankelijk van de beschikbaarheid van cijfers uit de Landbouwtelling.

In de kwartaalrapportages wordt steeds gebruik gemaakt van de meest recente gegevens over de omvang van de veestapel, de melkproductie per koe en van gegevens over de beschikbaarheid en de samenstelling van krachtvoer en ruwvoer. De kwartaalrapportages verschijnen ongeveer zes weken na afloop van het kwartaal.

In voorliggende kwartaalrapportage is de berekening gegeven van de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel naar de situatie op 1 januari 2022. Hierin zijn de volgende gegevens verwerkt:

Veestapel:

  • Rundvee: I&R-gegevens per 1 januari 2022 (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland - RVO);
  • Varkens, schapen, geiten, paarden, pony’s, pluimvee en konijnen: voorlopige cijfers van de Landbouwtelling op de peildatum 1 april 2021, zonder bijtellingen voor leegstand van stallen op de peildatum1). Bij de omvang van de veestapels is het aantal dieren op de peildatum van belang; bijtellingen voor leegstand leiden tot overschatting van het gemiddeld aantal aanwezige dieren. Het aantal dieren op de peildatum van de Landbouwtelling wordt normaliter beschouwd als representatief voor het gemiddeld aantal dieren in een kalenderjaar. Met een eventueel effect van de coronapandemie is nog geen rekening gehouden. Een mogelijk effect is dat er tijdelijk minder dieren zijn gehouden door afzetproblemen als gevolg van de lockdown.

Voerverbruik en voersamenstelling:

  • Krachtvoer voor rundvee: het verbruik van mengvoer voor melkvee is berekend als een voortschrijdend jaargemiddelde (eerste kwartaal 2021 tot en met het vierde kwartaal 2021). Vergeleken met 2020 is het mengvoerverbruik in 2021 gedaald met 4,2 procent. De hoeveelheid stikstof en fosfaat die via het mengvoer is aangevoerd daalde ten opzichte van 2020 met 2,7 respectievelijk 2,1 procent (Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie - Nevedi). 
    Voor vleesvee zijn de N- en P-gehalten van het mengvoer van 2020 gebruikt (RVO);
  • Het verbruik van graskuil en hooi (uitgedrukt in droge stof) in 2021 is nog niet bekend en daarom gebaseerd op het gemiddelde verbruik in de laatste vijf jaren waarvan definitieve cijfers bekend zijn (2016-2020; CBS en KringloopWijzer - KLW) waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven;
  • Het verbruik van snijmaïs (uitgedrukt in droge stof) in 2021 is geschat door de opbrengst per hectare in de laatste vijf jaar (2016-2020) te middelen waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven. Deze gemiddelde opbrengst per hectare is vermenigvuldigd met het maïsareaal in 2020 als indicatie voor de beschikbaarheid van snijmaïs in 2021. Het maïsareaal in 2020 is met 5 procent toegenomen ten opzichte van 2019. De maïsopbrengsten per hectare zijn gebaseerd op cijfers uit het Bedrijveninformatienet (BIN) van Wageningen Economic Research en op cijfers over de akkerbouwproductie van het CBS;
  • Ruwvoersamenstelling: de samenstelling van het verbruikte graskuil en snijmaïs wordt bepaald door de samenstelling van de oogsten in 2020 en 2021. De samenstelling van de oogsten in beide jaren zijn gebaseerd op cijfers van Eurofins Agro.

Overige uitgangspunten:

  • Het P-gehalte van melk is gebaseerd op de samenstelling in 2020 (0,997 gram P/kg) van wekelijkse mengmonsters (referentiemelk; Qlip). De mineralengehalten van dieren, melk en andere dierlijke producten zijn niet gewijzigd ten opzichte van de vorige kwartaalrapportages over 2021;
  • De melkproductie per koe is berekend als voortschrijdend jaargemiddelde tot en met december 2021 (RVO) en bedraagt nu 8 830 kilogram melk per koe, een daling met 0,8 procent ten opzichte van 2020;
  • Voor de berekening van de mineralenuitscheiding van varkens, pluimvee en konijnen zijn de definitieve excretiefactoren van 2020 toegepast.

In Tabel 2.1.1 is de omvang van de veestapel weergegeven.

Tabel 2.1.1 Aantal dieren (x 1 000)
20201)1e kwartaalrapportage 20212)2e kwartaalrapportage 20213)3e kwartaalrapportage 20214)4e kwartaalrapportage 20215)
Rundvee - melkveeVrouwelijk jongvee tot 1 jaar 439 460 454 460 467
Rundvee - melkveeMannelijk jongvee tot 1 jaar 41 40 44 47 46
Rundvee - melkveeVrouwelijk jongvee van 1 jaar en ouder 447 485 483 490 496
Rundvee - melkveeMelkkoeien1 5931 5691 5561 5551 565
Rundvee - melkveeFokstieren van 1 jaar en ouder 14 15 15 14 14
Rundvee - vleesveeWitvleeskalveren 605 624 578 628 626
Rundvee - vleesveeRosévleeskalveren 347 339 322 327 317
Rundvee - vleesveeVrouwelijk jongvee tot 1 jaar 32 29 32 34 32
Rundvee - vleesveeVleesstieren tot 1 jaar 46 42 44 48 49
Rundvee - vleesveeVrouwelijk jongvee van 1 jaar en ouder 52 45 51 51 46
Rundvee - vleesveeVleesstieren van 1 jaar en ouder 43 49 52 52 48
Rundvee - vleesveeWeide- en zoogkoeien 58 68 77 75 65
SchapenOoien 526 526 500 500 500
MelkgeitenMelkgeiten ouder dan 1 jaar 441 441 448 449 451
PaardenTotaal 64 64 68 68 68
Pony'sTotaal 26 26 29 28 29
VarkensVleesvarkens5 3565 3565 2285 1675 177
VarkensOpfokvarkens 214 214 210 209 209
VarkensZeugen 871 871 817 810 812
VarkensDekberen 6 6 4 4 4
PluimveeVleeskuikens44 32544 32538 04137 98237 956
PluimveeOpfokouderdieren vleeskuikens2 6642 6642 6742 7102 711
PluimveeOuderdieren vleeskuikens4 7274 7274 4174 5654 656
PluimveeOpfokleghennen incl. ouderdieren in opfok11 07311 07310 62910 59910 575
PluimveeLeghennen incl. ouderdieren, tot ca. 20 maanden29 32529 32530 76130 79230 833
PluimveeLeghennen ouder dan ca. 20 maanden 3 0393 0392 9932 9772 913
PluimveeEenden 712 712 568 569 569
PluimveeKalkoenen 566 566 568 581 581
KonijnenVoedsters 38 38 38 38 38
Nertsen6)Moederdieren 435
1) Definitieve cijfers op de peildatum 1 april 2020 van de Landbouwtelling, exclusief bijtellingen voor leegstand. Het aantal dieren in tabel 2.1.1 kan afwijken van het aantal in de statlinetabellen van de Landbouwtelling van het CBS. In de statlinetabellen vindt namelijk voor bedrijven met tijdelijke leegstand op de peildatum een bijtelling plaats van het aantal dieren dat normaliter aanwezig is. De bijtelling is van belang voor de bepaling van het bedrijfstype en de economische omvang van de bedrijven.
2) Het aantal runderen heeft betrekking op het aantal dieren in het I&R systeem voor rundvee per 1-4-2021. Het aantal varkens, schapen, geiten, paarden, pony’s, pluimvee en konijnen zijn de definitieve aantallen van de Landbouwtelling van 2020.
3) Het aantal runderen heeft betrekking op het aantal dieren in het I&R systeem voor rundvee per 1-7-2021. Het aantal varkens, schapen, geiten, paarden, pony’s, pluimvee en konijnen zijn de voorlopige aantallen van de Landbouwtelling van 2021.
4) Het aantal runderen heeft betrekking op het aantal dieren in het I&R systeem voor rundvee per 1-10-2021. Het aantal varkens, schapen, geiten, paarden, pony’s, pluimvee en konijnen zijn de voorlopige aantallen van de Landbouwtelling van 2021.
5) Het aantal runderen heeft betrekking op het aantal dieren in het I&R systeem voor rundvee per 1-1-2022. Het aantal varkens, schapen, geiten, paarden, pony’s, pluimvee en konijnen zijn de voorlopige aantallen van de Landbouwtelling van 2021.
6) Het aantal nertsen in 2020 is gecorrigeerd voor ruimingen als gevolg van coronabesmettingen. Nertsen worden met ingang van 2021 niet meer in Nederland gehouden.

Tabel 2.1.1 laat zien dat het aantal melkkoeien en jongvee in het vierde kwartaal licht is toegenomen ten opzichte van de vorige rapportage.

In Tabel 2.1.2 is de samenstelling van de belangrijkste voedermiddelen voor graasdieren weergegeven.

Tabel 2.1.2 Samenstelling van ruwvoer en melkveemengvoer
StikstofStikstofStikstofStikstofFosfaatFosfaatFosfaatFosfaat
1e kwartaalrapportage 20212e kwartaalrapportage 20213e kwartaalrapportage 20214e kwartaalrapportage 20211e kwartaalrapportage 20212e kwartaalrapportage 20213e kwartaalrapportage 20214e kwartaalrapportage 2021
Mengvoer melkvee (g/kg)28,728,728,829,14,234,224,244,29
Graskuil oogstjaar 2020 (g/kg droge stof)29,329,329,329,33,423,423,423,42
Graskuil oogstjaar 2021 (g/kg droge stof)29,329,329,325,83,753,753,753,70
Snijmaïs oogstjaar 2020 (g/kg droge stof)12,212,212,212,21,781,781,781,78
Snijmaïs oogstjaar 2021 (g/kg droge stof)11,711,711,711,21,861,861,861,80
Vers gras 2021 (g/kg droge stof)31,131,131,131,03,873,873,873,90

In Tabel 2.1.3 is de melkproductie per koe per jaar weergegeven. Het cijfer is een voortschrijdend gemiddelde over de voorgaande 12 maanden.

Tabel 2.1.3 Melkproductie per koe (kg/koe/jaar)
20201e kwartaalrapportage 20212e kwartaalrapportage 20213e kwartaalrapportage 20214e kwartaalrapportage 2021
Melkproductie8 9008 9208 9408 9008 830

In Tabel 2.1.4 is het resultaat weergegeven van de fosfaat- en stikstofexcretie (momentopname) in de kwartaalrapportages.

Tabel 2.1.4 Fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel met de rundveestapel op peildata van het I&R-systeem1) (mln kg)
FosfaatFosfaatFosfaatFosfaatStikstofStikstofStikstofStikstof
1e kwartaalrapportage 20212e kwartaalrapportage 20213e kwartaalrapportage 20214e kwartaalrapportage 20211e kwartaalrapportage 20212e kwartaalrapportage 20213e kwartaalrapportage 20214e kwartaalrapportage 2021
RundveeTotaal85,683,183,683,4321,6318,0319,9312,7
RundveeMelkvee75,873,673,874,1287,1283,7284,5279,6
RundveeVleeskalveren6,15,35,65,521,019,020,119,7
RundveeOverig vleesvee3,74,24,23,813,615,215,313,4
VarkensTotaal35,735,335,035,090,588,687,787,8
PluimveeTotaal24,423,623,723,755,752,652,852,8
PluimveeKippen23,723,023,023,154,351,451,551,5
PluimveeKalkoenen0,40,40,40,40,90,90,90,9
PluimveeEenden0,30,20,20,20,50,40,40,4
Paarden, pony’s, schapen en geitenTotaal7,07,07,07,122,021,921,921,7
Konijnen en pelsdierenTotaal0,20,20,20,20,30,30,30,3
VeestapelTotaal153,0149,2149,5149,4490,2481,5482,5475,4

1) De omvang van de rundveestapel in de kwartaalrapportages is gebaseerd op de aantallen in het I&R-systeem voor rundvee aan het einde van elk kwartaal.

N.B. de momentopnames na afloop van elk kwartaal in 2021 zijn door veranderingen in de rundveestapel niet representatief voor de fosfaat- en stikstofexcretie over heel 2021. Daarnaast zijn de waarden van een aantal variabelen in de kwartaalrapportages geschat, zoals het verbruik en de samenstelling van bepaalde voeders in 2021, omdat deze gegevens op het moment van rapportage nog niet beschikbaar waren.


De stikstofexcretie van de melkveesector valt ten opzichte van de derde kwartaalrapportage lager uit en is met 279,6 miljoen kg ook lager dan het sectorplafond van 281,8 miljoen kilogram. De belangrijkste oorzaak is het lagere stikstofgehalte van gras in 2021. De stikstofexcretie van de gehele veestapel ligt bijna 6 procent onder het stikstofproductieplafond dat door de Europese Commissie is vastgesteld. De fosfaatexcretie ligt bijna 14 procent onder het fosfaatproductieplafond.

2.2 Fosfaat- en stikstofexcretie met gemiddeld aantal dieren

Na afloop van elk kalenderjaar berekent het CBS achtereenvolgens voorlopige en definitieve cijfers over de fosfaat- en stikstofexcretie van de veestapel. Net als in de vierde kwartaalrapportage zijn voor de voorlopige cijfers al zoveel mogelijk beschikbare gegevens over 2021 verwerkt, zoals de omvang van de melkproductie, het verbruik van mengvoer voor melkvee en de samenstelling van ruwvoer. De voorlopige cijfers van 2021 verschillen van de cijfers in paragraaf 2.1 van de kwartaalrapportage doordat de voorlopige cijfers uitgegaan van het aantal runderen op de peildatum 1 april 2021 van de Landbouwtelling terwijl de vierde kwartaalrapportage uitgaat van het aantal runderen op 1 januari 2022.

In Tabel 2.2.1 zijn de voorlopige cijfers over de excretie van stikstof en fosfaat in 2021 weergegeven.

Tabel 2.2.1 Fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel op basis van het aantal dieren op de peildatum 1 april van de Landbouwtelling (mln kg)
FosfaatFosfaatStikstofStikstof
20202021*20202021*
RundveeTotaal82,783,0320,1311,0
RundveeMelkvee73,673,7286,5277,7
RundveeVleeskalveren5,75,720,320,2
RundveeOverig vleesvee3,43,613,413,0
VarkensTotaal36,735,091,887,8
PluimveeTotaal24,123,754,752,8
PluimveeKippen23,423,153,351,5
PluimveeKalkoenen0,40,40,90,9
PluimveeEenden0,30,20,50,4
Paarden, pony’s, schapen en geitenTotaal6,77,121,721,7
Konijnen en pelsdierenTotaal0,60,21,20,3
VeestapelTotaal150,7149,0489,4473,7

Het voorlopige cijfer van de fosfaatexcretie van de totale veestapel in 2021 ligt met 149,0 miljoen kg fosfaat bijna 14 procent onder het plafond van 172,9 miljoen kg. De stikstofexcretie komt met 473,7 miljoen kg ruim 6 procent lager uit dan het plafond van 504,4 miljoen kg. De stikstofexcretie van de melkveesector daalde in 2021 tot onder het sectorplafond. De belangrijkste oorzaak hiervoor is het lage stikstofgehalte in de graskuiloogst van 2021. Een aantal uitgangspunten in de berekening van de excretie in 2021, zoals het verbruik van de verschillende soorten ruwvoer en de excretie van varkens en pluimvee, zijn nu nog gebaseerd op schattingen. In de eerste helft van 2021 komen hiervoor definitieve cijfers beschikbaar.

De definitieve cijfers over de stikstof- en fosfaatexcretie gaan uit van de excretiefactoren per dier die zijn vastgesteld door de Werkgroep Uniformering berekening Mest- en mineralencijfers (WUM) en het aantal dieren op de peildatum 1 april van de Landbouwtelling. Normaliter wordt aangenomen dat het aantal dieren op de peildatum, zonder bijtellingen voor tijdelijke leegstand, overeenkomt met het gemiddeld aantal aanwezige dieren in het afgelopen jaar. In jaren met uitbraken van dierziekten of andere bijzondere omstandigheden kunnen correcties worden toegepast. De definitieve cijfers over de stikstof- en fosfaatexcretie van de Nederlandse veestapel in 2021 worden naar verwachting eind juni 2022 gepubliceerd.

1) Met ingang van 2018 wordt het aantal dieren in de Landbouwtelling op de website van het CBS bijgesteld voor bedrijven met tijdelijke leegstand op de peildatum. Voor deze bijstelling wordt gebruik gemaakt van de opgave van voorgaand jaar. De reden voor deze bijstelling is dat de Landbouwtelling een structuurenquête is, waarin een bijstelling bij tijdelijke leegstand o.a. van belang is voor de bepaling van het bedrijfstype en de economische omvang van de bedrijven.