Auteur: Cor van Bruggen

Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest, eerste kwartaal 2022

Over deze publicatie

In opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) stelt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) na afloop van elk kwartaal van 2022 een berekening op van de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. De kwartaalrapportages vormen de basis voor een driemaandelijks ijkmoment.
Deze rapportage is de eerste kwartaalrapportage van 2022 en bevat een momentopname van de fosfaat- en stikstofexcretie naar de stand van de rundveestapel op 1 april 2022.

1. Inleiding

In opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) maakt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) na afloop van elk kwartaal van 2022 een prognose van de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. Het gaat om momentopnames waarbij de omvang van de rundveestapel is gebaseerd op het aantal dieren in het Identificatie & Registratiesysteem (I&R) na afloop van ieder kwartaal. 

De voorliggende rapportage is de eerste kwartaalrapportage van 2022. In hoofdstuk 2 is een berekening opgenomen van de fosfaat- en stikstofexcretie naar de stand van de rundveestapel in het I&R-register op 1 april 2022. 

Bij het opstellen van de berekeningen is zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek die het CBS hanteert voor de reguliere jaarlijkse verantwoording over de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel aan de Europese Commissie. 

2. Fosfaat- en stikstofexcretie

2.1 Fosfaat- en stikstofexcretie met rundveestapel op peildata I&R

Na afloop van elk kwartaal wordt op basis van beschikbaar gekomen nieuwe en actuele gegevens een berekening opgesteld van de totale fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. De methodiek sluit aan bij de geharmoniseerde rekenmethodiek die door het CBS wordt toegepast (WUM, 2010; CBS, 2021). De berekeningen vormen een momentopname waarbij de omvang van de rundveestapel is gebaseerd op het aantal dieren in het I&R-register na afloop van ieder kwartaal. De omvang van de rundveestapel in de voorliggende kwartaalrapportage is gebaseerd op het aantal runderen in het I&R-register met de stand op 1 april 2022. Voor de overige diercategorieën zijn de aantallen in de rapportages afhankelijk van de beschikbaarheid van cijfers uit de Landbouwtelling. 
In de kwartaalrapportages wordt steeds gebruik gemaakt van de meest recente gegevens over de omvang van de veestapel, de melkproductie per koe en van gegevens over de beschikbaarheid en de samenstelling van krachtvoer en ruwvoer. De kwartaalrapportages verschijnen ongeveer zes weken na afloop van het kwartaal.

In voorliggende kwartaalrapportage is de berekening gegeven van de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel naar de situatie op 1 april 2022. Hierin zijn de volgende gegevens verwerkt:

Veestapel:

  • Rundvee: I&R-gegevens per 1 april 2022 (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland - RVO).
  • Varkens, schapen, geiten, paarden, pony’s, pluimvee en konijnen: definitieve cijfers van de Landbouwtelling op de peildatum 1 april 2021, zonder bijtellingen voor leegstand van stallen op de peildatum1). Bij de omvang van de veestapels is het aantal dieren op de peildatum van belang; bijtellingen voor leegstand leiden tot overschatting van het gemiddeld aantal aanwezige dieren. Het aantal dieren op de peildatum van de Landbouwtelling wordt normaliter beschouwd als representatief voor het gemiddeld aantal dieren in een kalenderjaar. Met een eventueel effect van de coronapandemie is nog geen rekening gehouden. Een mogelijk effect is dat er tijdelijk minder dieren zijn gehouden door afzetproblemen als gevolg van de lockdown.

Voerverbruik en voersamenstelling:

  • Krachtvoer voor rundvee: het verbruik van mengvoer voor melkvee is berekend als een voortschrijdend jaartotaal (tweede kwartaal 2021 tot en met het eerste kwartaal 2022). Vergeleken met de vorige kwartaalrapportage is er een toename in het mengvoerverbruik van 1,0 procent. Ook de stikstof- en fosforgehalten namen iets toe met respectievelijk 0,8 en 0,4 procent (Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie - Nevedi). 
    Voor vleesvee zijn de N- en P-gehalten van het mengvoer van 2020 gebruikt (RVO).
  • Het verbruik van graskuil en hooi (uitgedrukt in droge stof) in 2022 is nog niet bekend en daarom gebaseerd op het gemiddelde verbruik in de laatste vijf jaren waarvan definitieve cijfers bekend zijn (2016-2020; CBS en Centrale database KringloopWijzer – CD-KLW) waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven.
  • Het verbruik van snijmaïs (uitgedrukt in droge stof) in 2022 is geschat door de opbrengst per hectare in de laatste vijf jaar (2017-2021) te middelen waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven. Deze gemiddelde opbrengst per hectare is vermenigvuldigd met het maïsareaal in 2021 als indicatie voor de beschikbaarheid van snijmaïs in 2022. Het maïsareaal in 2021 is met 5 procent afgenomen ten opzichte van 2020. De maïsopbrengsten per hectare zijn gebaseerd op cijfers uit het Bedrijveninformatienet (BIN) van Wageningen Economic Research (2017-2020) en op cijfers over de akkerbouwproductie van het CBS (2021).
  • Ruwvoersamenstelling: de samenstelling van het verbruikte graskuil en snijmaïs wordt bepaald door de samenstelling van de oogsten in 2021 en 2022. De samenstelling van het geoogste ruwvoer in 2021 is gebaseerd op de cijfers van Eurofins Agro. Voor de nog onbekende samenstelling van graskuil, snijmaïskuil en vers gras in 2022 is het gemiddelde van de laatste vijf jaren aangehouden (Eurofins Agro 2017-2021), waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven.

Overige uitgangspunten:

  • Het P-gehalte van melk in 2022 is nog niet bekend en daarom gebaseerd op het gemiddelde van de laatste vijf jaren waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven (referentiemelk; Qlip). De lichaamssamenstelling van dieren en de samenstelling van andere dierlijke producten zijn niet gewijzigd ten opzichte van de vorige kwartaalrapportages. 
  • De melkproductie per koe is berekend als voortschrijdend gemiddelde van april 2021 tot en met maart 2022 (RVO) en bedraagt nu 8 790 kilogram melk per koe, een daling met 0,5 procent ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage.
  • Voor de berekening van de mineralenuitscheiding van varkens, pluimvee en konijnen zijn de definitieve excretiefactoren van 2020 toegepast.

In Tabel 2.1.1 is de omvang van de veestapel weergegeven.

2.1.1 Aantal dieren (x 1 000)
20211)4e kwartaalrapportage 20212)1e kwartaalrapportage 20223)
Rundvee - melkveeVrouwelijk jongvee tot 1 jaar 451467466
Rundvee - melkveeMannelijk jongvee tot 1 jaar414638
Rundvee - melkveeVrouwelijk jongvee van 1 jaar en ouder465496499
Rundvee - melkveeMelkkoeien1 5711 5651 567
Rundvee - melkveeFokstieren van 1 jaar en ouder151414
Rundvee - vleesveeWitvleeskalveren619626639
Rundvee - vleesveeRosévleeskalveren339317337
Rundvee - vleesveeVrouwelijk jongvee tot 1 jaar 323230
Rundvee - vleesveeVleesstieren tot 1 jaar424945
Rundvee - vleesveeVrouwelijk jongvee van 1 jaar en ouder564646
Rundvee - vleesveeVleesstieren van 1 jaar en ouder454849
Rundvee - vleesveeWeide- en zoogkoeien566565
SchapenOoien500500500
MelkgeitenMelkgeiten ouder dan 1 jaar451451451
PaardenTotaal686868
Pony'sTotaal292929
VarkensVleesvarkens5 1775 1775 177
VarkensOpfokvarkens209209209
VarkensZeugen812812812
VarkensDekberen444
PluimveeVleeskuikens37 92837 95637 928
PluimveeOpfokouderdieren vleeskuikens2 7102 7112 710
PluimveeOuderdieren vleeskuikens4 6634 6564 663
PluimveeOpfokleghennen incl ouderdieren in opfok10 59310 57510 593
PluimveeLeghennen incl ouderdieren, tot ca 20 maanden30 71230 83330 712
PluimveeLeghennen ouder dan ca 20 maanden 2 9022 9132 902
PluimveeEenden568569568
PluimveeKalkoenen589581589
KonijnenVoedsters383838
1) Definitieve cijfers op de peildatum 1 april 2021 van de Landbouwtelling, exclusief bijtellingen voor leegstand. Het aantal dieren in tabel 2.1.1 kan afwijken van het aantal in de statlinetabellen van de Landbouwtelling van het CBS. In de statlinetabellen vindt namelijk voor bedrijven met tijdelijke leegstand op de peildatum een bijtelling plaats van het aantal dieren dat normaliter aanwezig is. De bijtelling is van belang voor de bepaling van het bedrijfstype en de economische omvang van de bedrijven.
2) Het aantal runderen heeft betrekking op het aantal in het I&R systeem voor rundvee per 1-1-2022. Het aantal varkens, schapen, geiten, paarden, pony’s, pluimvee, konijnen en pelsdieren zijn de voorlopige aantallen van de Landbouwtelling van 2021.
3) Het aantal runderen heeft betrekking op het aantal dieren in het I&R systeem voor rundvee per 1-4-2022. Het aantal varkens, schapen, geiten, paarden, pony’s, pluimvee en konijnen zijn de definitieve aantallen van de Landbouwtelling van 2021. 

Tabel 2.1.1 laat zien dat de omvang van de rundveestapel in het eerste kwartaal van 2022 vrijwel gelijk is aan de omvang van de rundveestapel in de vorige rapportage. 

In Tabel 2.1.2 is de samenstelling van de belangrijkste voedermiddelen voor graasdieren weergegeven. 

2.1.2 Samenstelling van ruwvoer en melkveemengvoer
StikstofFosfaat
1e kwartaalrapportage 20211e kwartaalrapportage 2021
Mengvoer melkvee (g/kg)1)29,34,30
Graskuil oogstjaar 2021 (g/kg droge stof)2)25,83,73
Graskuil oogstjaar 2022 (g/kg droge stof)3)29,33,69
Snijmaïs oogstjaar 2021 (g/kg droge stof)2)11,21,80
Snijmaïs oogstjaar 2022 (g/kg droge stof)3)11,81,83
Vers gras 2022 (g/kg droge stof)3)31,13,82
1) Bron: Nevedi.
2) Bron: Eurofins Agro.
3) Bron: schatting, zie tekst.

In Tabel 2.1.3 is de melkproductie per koe per jaar weergegeven. Het cijfer is een voortschrijdend gemiddelde over de voorgaande 12 maanden.

2.1.3 Melkproductie per koe (kg/koe/jaar)
2021*1e kwartaalrapportage 2022
Melkproductie8 8308 790
* Voorlopig cijfer.

In Tabel 2.1.4 is het resultaat weergegeven van de fosfaat- en stikstofexcretie (momentopname) in de kwartaalrapportages. 

2.1.4 Fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel met de rundveestapel op peildata van het I&R-systeem1) (mln kg)
FosfaatFosfaatStikstofStikstof
4e kwartaal-rapportage 20211e kwartaal-rapportage 20224e kwartaal-rapportage 20211e kwartaal-rapportage 2022
RundveeTotaal83,487,7312,7308,6
RundveeMelkvee74,178,1279,6275,0
RundveeVleeskalveren5,55,819,720,4
RundveeOverig vleesvee3,83,813,413,2
VarkensTotaal35,035,087,887,8
PluimveeTotaal23,723,752,852,8
PluimveeKippen23,123,051,551,4
PluimveeKalkoenen0,40,40,90,9
PluimveeEenden0,20,20,40,4
Paarden, pony’s, schapen en geitenTotaal7,17,121,721,6
KonijnenTotaal0,20,20,30,3
VeestapelTotaal149,4153,6475,4471,1
1) De omvang van de rundveestapel in de kwartaalrapportages is gebaseerd op de aantallen in het I&R-systeem voor rundvee aan het einde van elk kwartaal.
N.B. de momentopnames na afloop van elk kwartaal zijn door veranderingen in de rundveestapel niet representatief voor de fosfaat- en stikstofexcretie in het hele jaar. Daarnaast zijn de waarden van een aantal variabelen in de kwartaalrapportages geschat, zoals het verbruik en de samenstelling van bepaalde voeders, omdat deze gegevens op het moment van rapportage nog niet beschikbaar waren. 

De stikstofexcretie van de melkveesector valt ten opzichte van de vierde kwartaalrapportage van 2021 lager uit en is met 275,0 miljoen kg lager dan het sectorplafond van 281,8 miljoen kilogram. De belangrijkste oorzaak voor de daling is het lagere stikstofgehalte van de grasoogst in 2021 wat doorwerkt in de samenstelling van de gevoerde graskuil in 2022. De stikstofexcretie van de gehele veestapel ligt bijna 7 procent onder het stikstofproductieplafond dat door de Europese Commissie is vastgesteld. Door het hogere fosforgehalte van de grasoogst in 2021 is de fosfaatexcretie van de melkveesector wel toegenomen, maar nog altijd bijna 7 miljoen kilogram onder het sectorplafond. De fosfaatexcretie van de gehele veestapel ligt ruim 11 procent onder het fosfaatproductieplafond.

2.2 Fosfaat- en stikstofexcretie met gemiddeld aantal dieren

Na afloop van elk kalenderjaar berekent het CBS achtereenvolgens voorlopige en definitieve cijfers over de fosfaat- en stikstofexcretie van de veestapel. In de voorlopige cijfers van 2021 zijn al zoveel mogelijk beschikbare gegevens over 2021 verwerkt, zoals de melkleveringen, het verbruik van mengvoer voor melkvee en de samenstelling van ruwvoer. In de berekening van voorlopige en definitieve cijfers wordt uitgegaan uit van het aantal dieren op de peildatum 1 april van de Landbouwtelling. Aangenomen wordt dat het aantal dieren in de Landbouwtelling overeenkomt met het gemiddeld aantal aanwezige dieren in het afgelopen jaar, behalve in jaren met uitbraken van dierziekten of andere bijzondere omstandigheden.  

In Tabel 2.2.1 zijn de voorlopige cijfers over de excretie van stikstof en fosfaat in 2021 weergegeven. De cijfers zijn per 15 februari 2022 gepubliceerd in de databank Statline van het CBS.

2.2.1 Fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel op basis van het aantal dieren op de peildatum 1 april van de Landbouwtelling (mln kg)
FosfaatStikstof
2021*2021*
RundveeTotaal83,0311,0
RundveeMelkvee73,7277,7
RundveeVleeskalveren5,720,2
RundveeOverig vleesvee3,613,0
VarkensTotaal35,087,8
PluimveeTotaal23,752,8
PluimveeKippen23,151,5
PluimveeKalkoenen0,40,9
PluimveeEenden0,20,4
Paarden, pony’s, schapen en geitenTotaal7,121,7
KonijnenTotaal0,20,3
VeestapelTotaal149,0473,7
* Voorlopig cijfer.

Het voorlopige cijfer van de fosfaatexcretie van de totale veestapel in 2021 ligt met 149,0 miljoen kg fosfaat bijna 14 procent onder het plafond van 172,9 miljoen kg. De stikstofexcretie komt met 473,7 miljoen kg ruim 6 procent lager uit dan het plafond van 504,4 miljoen kg. De stikstofexcretie van de melkveesector daalde in 2021 tot onder het sectorplafond. De belangrijkste oorzaak hiervoor is het lagere stikstofgehalte in de graskuiloogst van 2021. Een aantal uitgangspunten in de berekening van de excretie in 2021, zoals het verbruik van de verschillende soorten ruwvoer en de excretie van varkens en pluimvee, zijn nu nog gebaseerd op schattingen. In de eerste helft van 2022 komen hiervoor definitieve cijfers beschikbaar. 

De definitieve cijfers over de stikstof- en fosfaatexcretie gaan uit van de excretiefactoren per dier die zijn vastgesteld door de Werkgroep Uniformering berekening Mest- en mineralencijfers (WUM). De definitieve cijfers van 2021 worden naar verwachting eind juni 2022 gepubliceerd. 

1) Met ingang van 2018 wordt het aantal dieren in de Landbouwtelling op de website van het CBS bijgesteld voor bedrijven met tijdelijke leegstand op de peildatum. Voor deze bijstelling wordt gebruik gemaakt van de opgave van voorgaand jaar. De reden voor deze bijstelling is dat de Landbouwtelling een structuurenquête is, waarin een bijstelling bij tijdelijke leegstand o.a. van belang is voor de bepaling van het bedrijfstype en de economische omvang van de bedrijven.

3. Referenties

CBS (2021). Dierlijke mest en mineralen 2020.

WUM (2010). Gestandaardiseerde berekeningsmethode voor dierlijke mest en mineralen. Standaardcijfers 1990-2008. Werkgroep Uniformering berekening Mest- en mineralencijfers (redactie C. van Bruggen). CBS, PBL, LEI-Wageningen UR, Wageningen UR-Livestock Research, ministerie van LNV en RIVM. CBS, Den Haag.