Auteur: Cor van Bruggen

Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest, derde kwartaal 2022

Over deze publicatie

In opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) stelt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) na afloop van elk kwartaal van 2022 een berekening op van de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. De kwartaalrapportages vormen de basis voor een driemaandelijks ijkmoment.
Deze rapportage is de derde kwartaalrapportage van 2022 en bevat een momentopname van de fosfaat- en stikstofexcretie naar de stand van de rundveestapel op 1 oktober 2022.

1. Inleiding

In opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) maakt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) na afloop van elk kwartaal van 2022 een prognose van de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. Het gaat om momentopnames waarbij de omvang van de rundveestapel is gebaseerd op het aantal dieren in het Identificatie & Registratiesysteem (I&R) na afloop van ieder kwartaal.

In het kader van de stikstofproblematiek hebben de overheid en verschillende sectorpartijen in de melkveehouderij in 2021 afgesproken om op sectorniveau het ruw-eiwitgehalte in het melkveevoerrantsoen in de komende jaren stapsgewijs te verlagen met als streefdoel maximaal 160 gram ruw-eiwit per kilogram droge stof in 20251). De melkveestapel bestaat uit melkkoeien en het bijbehorende vrouwelijke jongvee. Op verzoek van het ministerie van LNV en sectorpartijen is met ingang van de tweede kwartaalrapportage van 2022 de rapportage uitgebreid met een prognose van het ruw-eiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen.

De voorliggende rapportage is de derde kwartaalrapportage van 2022. In hoofdstuk 2 is een prognose opgenomen van de fosfaat- en stikstofexcretie naar de stand van de rundveestapel in het I&R-register op 1 oktober 2022. In hoofdstuk 3 is de prognose van het ruw-eiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen weergegeven.

Bij het opstellen van de berekeningen is zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek die het CBS hanteert voor de reguliere jaarlijkse verantwoording over de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel aan de Europese Commissie.

1) https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2021Z13894&did=2021D29642

2. Fosfaat- en stikstofexcretie

2.1 Fosfaat- en stikstofexcretie met rundveestapel op peildata I&R

Na afloop van elk kwartaal wordt op basis van beschikbaar gekomen nieuwe en actuele gegevens een berekening opgesteld van de totale fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. De methodiek sluit aan bij de geharmoniseerde rekenmethodiek die door het CBS wordt toegepast (WUM, 2010; CBS, 2022). De berekeningen vormen een momentopname waarbij de omvang van de rundveestapel is gebaseerd op het aantal dieren in het I&R-register na afloop van ieder kwartaal. De omvang van de rundveestapel in de voorliggende kwartaalrapportage is gebaseerd op het aantal runderen in het I&R-register met de stand op 1 oktober 2022. Voor de overige diercategorieën zijn de aantallen in de rapportages afhankelijk van de beschikbaarheid van cijfers uit de Landbouwtelling.

In de kwartaalrapportages wordt steeds gebruik gemaakt van de meest recente gegevens over de omvang van de veestapel, de melkproductie per koe en van gegevens over de beschikbaarheid en de samenstelling van krachtvoer en ruwvoer. De kwartaalrapportages verschijnen ongeveer zes weken na afloop van het kwartaal.

In voorliggende kwartaalrapportage is de berekening gegeven van de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel naar de situatie op 1 oktober 2022. Hierin zijn de volgende gegevens verwerkt:

Veestapel:

  • Rundvee: I&R-gegevens per 1 oktober 2022 (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland - RVO).
  • Varkens, schapen, geiten, paarden, pony’s, pluimvee en konijnen: voorlopige cijfers van de Landbouwtelling op de peildatum 1 april 2022, zonder bijtellingen voor leegstand van stallen op de peildatum2). Bij de omvang van de veestapels is het aantal dieren op de peildatum van belang; bijtellingen voor leegstand leiden tot overschatting van het gemiddeld aantal aanwezige dieren.

Voerverbruik en voersamenstelling:

  • Krachtvoer voor rundvee: het verbruik van mengvoer voor melkvee is berekend als een voortschrijdend jaartotaal (vierde kwartaal 2021 tot en met het derde kwartaal 2022). Vergeleken met de vorige kwartaalrapportage is het mengvoerverbruik toegenomen met 1,1 procent. De hoeveelheid stikstof nam toe met 2,3 procent en fosfor met 2,6 procent. (Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie - Nevedi).
    Voor vleesvee zijn de N- en P-gehalten van het mengvoer van 2021 gebruikt (RVO).
  • Het verbruik van graskuil en hooi in 2022 (uitgedrukt in droge stof) is nog niet bekend en daarom gebaseerd op het gemiddelde verbruik in de laatste vijf jaren waarvan definitieve cijfers bekend zijn (2017-2021; CBS en Centrale database KringloopWijzer – CD-KLW) waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven.
  • Het verbruik van snijmaïs in 2022 (uitgedrukt in droge stof) is geschat door de opbrengst per hectare in de laatste vijf jaar (2017-2021) te middelen waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven. Deze gemiddelde opbrengst per hectare is vermenigvuldigd met het maïsareaal in 2021 als indicatie voor de beschikbare hoeveelheid. Het maïsareaal in 2021 is met 5 procent afgenomen ten opzichte van 2020. De maïsopbrengsten per hectare zijn gebaseerd op cijfers uit het Bedrijveninformatienet (BIN) van Wageningen Economic Research (2017-2020) en op cijfers over de akkerbouwproductie van het CBS (2021).
  • Ruwvoersamenstelling: de gemiddelde samenstelling van het verbruikte graskuil en snijmaïs wordt bepaald door de samenstelling van de oogsten in 2021 en 2022. Er wordt hierbij van uitgegaan dat de oogst in een jaar voldoende is tot en met de weideperiode van het daaropvolgende jaar. De samenstelling van het geoogste ruwvoer in 2021 is gebaseerd op de jaarcijfers van Eurofins Agro. Voor de nog onbekende samenstelling van snijmaïskuil in 2022 is het gemiddelde van de laatste vijf jaren aangehouden (Eurofins Agro 2017-2021), waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven. Voor de gemiddelde samenstelling van de graskuiloogst in 2022 is uitgegaan van de vuistregel dat deze voor 40 procent wordt bepaald door de samenstelling van de voorjaarskuilen, voor 40 procent door de zomerkuilen en voor 20 procent door de najaarskuilen. In deze kwartaalrapportage is voor de gemiddelde samenstelling van graskuil en vers gras gebruik gemaakt van de samenstelling van voorjaarskuilen, zomerkuilen, najaarskuilen en vers gras van 2022 voor zover deze al beschikbaar zijn (Eurofins Agro). De gemiddelde samenstelling van graskuil en vers gras kan nog veranderen als er in de loop van 2022 meer analyseresultaten van graskuilen en vers gras bijkomen.

Overige uitgangspunten:

  • Het P-gehalte van melk in 2022 is nog niet bekend en daarom gebaseerd op het gemiddelde van de laatste vijf jaren waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven (referentiemelk; Qlip). De lichaamssamenstelling van dieren en de samenstelling van andere dierlijke producten zijn niet gewijzigd ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage.
  • De melkproductie per koe is berekend als een voortschrijdend gemiddelde van oktober 2021 tot en met september 2022. De totale melkproductie is de som van de melkleveringen aan fabrieken (RVO) en de melk die achterblijft op de boerderij. De melkleveringen aan fabrieken zijn recent door de Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO) gecorrigeerd met terugwerkende kracht tot 2018. De melkproductie per koe in de tweede kwartaalrapportage zou met de gecorrigeerde cijfers uitgekomen zijn op 8 855 kilogram in plaats van 8 820 kilogram.
  • Voor de berekening van de mineralenuitscheiding van varkens, pluimvee en konijnen zijn de definitieve excretiefactoren van 2021 (CBS, 2022) toegepast.

Tabel 2.1.1 laat zien dat de omvang van de melkveestapel in het derde kwartaal van 2022 licht is gestegen ten opzichte van de vorige rapportage vooral door een toename van het jongvee. Op basis van de voorlopige uitkomsten van de Landbouwtelling 2022 nemen de varkensstapel en pluimveestapel daarentegen juist af.

2.1.1 Aantal dieren (x 1 000)
20211)1e kwartaal-rapportage 20222)2e kwartaal-rapportage 20223)3e kwartaal-rapportage 20224)
Rundvee - melkveeTotaal2 5432 5852 5852 608
Rundvee - melkveeVrouwelijk jongvee tot 1 jaar451466475477
Rundvee - melkveeMannelijk jongvee tot 1 jaar41384348
Rundvee - melkveeVrouwelijk jongvee van 1 jaar en ouder465499491504
Rundvee - melkveeMelkkoeien1 5711 5671 5631 565
Rundvee - melkveeFokstieren van 1 jaar en ouder15141414
Rundvee - vleesveeTotaal1 1891 2121 1961 218
Rundvee - vleesveeWitvleeskalveren619639593613
Rundvee - vleesveeRosévleeskalveren339337344340
Rundvee - vleesveeVrouwelijk jongvee tot 1 jaar 32303536
Rundvee - vleesveeVleesstieren tot 1 jaar42454750
Rundvee - vleesveeVrouwelijk jongvee van 1 jaar en ouder56465253
Rundvee - vleesveeVleesstieren van 1 jaar en ouder45495252
Rundvee - vleesveeWeide- en zoogkoeien56657573
SchapenOoien500500500519
MelkgeitenMelkgeiten ouder dan 1 jaar451451451456
PaardenTotaal68686868
Pony'sTotaal29292929
VarkensTotaal (exclusief biggen)6 2036 2036 2036 115
VarkensVleesvarkens5 1775 1775 1775 112
VarkensOpfokvarkens209209209211
VarkensZeugen812812812788
VarkensDekberen4444
PluimveeTotaal90 66690 66690 66689 497
PluimveeVleeskuikens37 92837 92837 92838 224
PluimveeOpfokouderdieren vleeskuikens2 7102 7102 7102 615
PluimveeOuderdieren vleeskuikens4 6634 6634 6634 392
PluimveeOpfokleghennen incl. ouderdieren in opfok10 59310 59310 5939 697
PluimveeLeghennen incl. ouderdieren, tot ca. 20 maanden30 71230 71230 71229 428
PluimveeLeghennen ouder dan ca. 20 maanden2 9022 9022 9024 052
PluimveeEenden568568568614
PluimveeKalkoenen589589589474
KonijnenVoedsters38383835
1) Definitieve cijfers op de peildatum 1 april 2021 van de Landbouwtelling, exclusief bijtellingen voor leegstand. Het aantal dieren in tabel 2.1.1 kan afwijken van het aantal in de tabellen van de Landbouwtelling van het CBS. In de tabellen van de Landbouwtelling vindt voor bedrijven met tijdelijke leegstand op de peildatum een bijtelling plaats van het aantal dieren dat normaliter aanwezig is. De bijtelling is van belang voor de bepaling van het bedrijfstype en de economische omvang maar overschat het gemiddeld aantal aanwezige dieren.
2) Het aantal runderen is het aantal in het I&R-register op 1-4-2022. Voor de overige dieren zijn het de definitieve aantallen van de Landbouwtelling van 2021.
3) Het aantal runderen is het aantal in het I&R-register op 1-7-2022. Voor de overige dieren zijn het de definitieve aantallen van de Landbouwtelling van 2021.
4) Het aantal runderen is het aantal in het I&R-register op 1-10-2022. Voor de overige dieren, uitgezonderd paarden en pony's, zijn het de voorlopige aantallen van de Landbouwtelling van 2022. In de Landbouwtelling van 2022 ontbreekt het aantal paarden en pony's. De aantallen in 2021 zijn aangehouden.

In Tabel 2.1.2 is de samenstelling van de belangrijkste voedermiddelen voor graasdieren weergegeven. De samenstelling van graskuil en vers gras in 2022 is in de derde kwartaalrapportage gebaseerd op beschikbare analyseresultaten van 2022. In de eerste kwartaalrapportage was de samenstelling van graskuil en vers gras nog gebaseerd op het gemiddelde van de voorgaande vijf jaar. Uit de vergelijking van de cijfers van het derde kwartaal met die van het eerste kwartaal blijkt dat de stikstof- en fosforgehalten van graskuil en vers gras in 2022 relatief laag uitvallen.

2.1.2 Samenstelling van ruwvoer en melkveemengvoer
StikstofStikstofStikstofFosforFosforFosfor
1e kwartaal-rapportage 20222e kwartaal-rapportage 20223e kwartaal-rapportage1e kwartaal-rapportage 20222e kwartaal-rapportage 20223e kwartaal-rapportage 2022
Mengvoer melkvee (g/kg)1)29,329,529,94,304,314,38
Graskuil oogstjaar 2021 (g/kg droge stof)2)25,825,825,83,733,733,73
Graskuil oogstjaar 2022 (g/kg droge stof)2)3)29,327,825,63,693,483,20
Snijmaïs oogstjaar 2021 (g/kg droge stof)2)11,211,211,21,801,801,80
Snijmaïs oogstjaar 2022 (g/kg droge stof)2)4)11,811,811,81,831,831,83
Vers gras 2022 (g/kg droge stof)2)5)31,131,130,23,823,823,50
1) Bron: Nevedi.
2) Bron: Eurofins Agro.
3) Het cijfer in de eerste kwartaalrapportage is een gemiddelde van de vijf voorgaande jaren. In de tweede kwartaalrapportage zijn de resultaten van de voorjaarskuilen van 2022 verwerkt. Het cijfer in de derde kwartaalrapportage is volledig gebaseerd op analyseresultaten van 2022.
4) Gemiddelde samenstelling van de vijf voorgaande jaren.
5) Het cijfer in de eerste en tweede kwartaalrapportage is een gemiddelde van de vijf voorgaande jaren. Het cijfer in de derde kwartaalrapportage is gebaseerd op analyseresultaten van 2022.

In Tabel 2.1.3 is de melkproductie per koe per jaar weergegeven. Het cijfer is een voortschrijdend gemiddelde over de voorgaande 12 maanden. De melkleveringen aan fabrieken zijn recent door de Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO) gecorrigeerd met terugwerkende kracht tot 2018. De melkproductie per koe in de tweede kwartaalrapportage zou met de gecorrigeerde cijfers uitgekomen zijn op 8 855 kilogram.

2.1.3 Melkproductie per koe (kg/koe/jaar)
20211e kwartaalrapportage 20222e kwartaalrapportage 20223e kwartaalrapportage 2022
Melkproductie8 8458 7908 8208 895
N.B. In de tweede kwartaalrapportage is het deel van de melkproductie dat achterblijft op de boerderij verhoogd van 1,5 naar 2,1 procent.
De melkleveringen aan fabrieken zijn recent door de Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO) gecorrigeerd met terugwerkende kracht tot 2018.
De melkproductie per koe zou met de gecorrigeerde cijfers in de eerste  kwartaalrapportage uitgekomen zijn op 8 865 kilogram en in de tweede kwartaalrapportage op 8 855 kilogram.

In Tabel 2.1.4 is het resultaat weergegeven van de fosfaat- en stikstofexcretie (momentopname) in de kwartaalrapportages.

2.1.4 Fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel met de rundveestapel op peildata van het I&R-systeem1) (mln kg)
FosfaatFosfaatFosfaatStikstofStikstofStikstof
1e kwartaal-rapportage 20222e kwartaal-rapportage 20223e kwartaal-rapportage 20221e kwartaal-rapportage 20222e kwartaal-rapportage 20223e kwartaal-rapportage 2022
RundveeTotaal87,785,884,4308,6302,9301,1
RundveeMelkvee78,176,274,9275,0269,0267,1
RundveeVleeskalveren5,85,35,420,419,419,6
RundveeOverig vleesvee3,84,24,113,214,614,4
VarkensTotaal35,034,533,987,888,987,4
PluimveeTotaal23,723,222,852,854,353,5
PluimveeKippen23,022,622,251,453,052,3
PluimveeKalkoenen0,40,40,30,91,00,8
PluimveeEenden0,20,20,20,40,40,4
Paarden, pony’s, schapen en geitenTotaal7,06,96,821,621,521,5
KonijnenTotaal0,20,20,10,30,30,3
VeestapelTotaal153,6150,6148,0471,1467,9463,8
1) De omvang van de rundveestapel in de kwartaalrapportages is gebaseerd op de aantallen in het I&R-systeem voor rundvee aan het einde van elk kwartaal.
N.B. de momentopnames na afloop van elk kwartaal zijn door veranderingen in de rundveestapel niet representatief voor de fosfaat- en stikstofexcretie in het hele jaar. Daarnaast zijn de waarden van een aantal variabelen in de kwartaalrapportages geschat, zoals het verbruik en de samenstelling van bepaalde voeders, omdat deze gegevens op het moment van rapportage nog niet beschikbaar waren.

De stikstofexcretie van de melkveesector valt ten opzichte van de tweede kwartaalrapportage van 2022 lager uit en ligt met 267,1 miljoen kg ruim 5 procent onder het sectorplafond van 281,8 miljoen kilogram. De stikstofexcretie daalt ook ten opzichte van 2021 (Tabel 2.2.1). Een belangrijke oorzaak voor de daling is het lagere stikstofgehalte van de grasoogst in 2021 en 2022. De stikstofexcretie van de gehele veestapel ligt 8 procent onder het stikstofproductieplafond dat door de Europese Commissie is vastgesteld. De fosfaatexcretie van de melkveesector komt volgens de prognose van het derde kwartaal uit op 74,9 miljoen kilogram, 10 miljoen kilogram onder het sectorplafond. De fosfaatexcretie van de gehele veestapel ligt ruim 14 procent onder het fosfaatproductieplafond.

2.2 Fosfaat- en stikstofexcretie met gemiddeld aantal dieren

Na afloop van elk kalenderjaar berekent het CBS achtereenvolgens voorlopige en definitieve cijfers over de fosfaat- en stikstofexcretie van de veestapel. De definitieve cijfers gaan daarbij uit van de excretiefactoren per dier die zijn vastgesteld door de Werkgroep Uniformering berekening Mest- en mineralencijfers (WUM) en het aantal dieren in de Landbouwtelling. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat het aantal dieren op de peildatum 1 april van de Landbouwtelling overeenkomt met het gemiddeld aantal aanwezige dieren in het jaar, behalve in jaren met uitbraken van dierziekten of andere bijzondere omstandigheden.

In Tabel 2.2.1 zijn de definitieve cijfers over de excretie van stikstof en fosfaat in 2021 weergegeven. De cijfers zijn per 30 juni 2022 gepubliceerd in de databank Statline van het CBS.

2.2.1 Fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel op basis van het aantal dieren op de peildatum 1 april van de Landbouwtelling (mln kg)
FosfaatFosfaatStikstofStikstof
2020202120202021
RundveeTotaal82,783,2320,1305,9
RundveeMelkvee73,674,2286,5273,0
RundveeVleeskalveren5,75,420,319,8
RundveeOverig vleesvee3,43,713,413,1
VarkensTotaal36,734,591,888,9
PluimveeTotaal24,123,254,754,3
PluimveeKippen23,422,653,353,0
PluimveeKalkoenen0,40,40,91,0
PluimveeEenden0,30,20,50,4
Paarden, pony’s, schapen en geitenTotaal6,77,021,721,6
KonijnenTotaal0,60,21,20,3
VeestapelTotaal150,7148,0489,4471,0

Het cijfer van de fosfaatexcretie in 2021 van de totale veestapel ligt met 148,0 miljoen kg fosfaat ruim 14 procent onder het plafond van 172,9 miljoen kg. De stikstofexcretie komt met 471,0 miljoen kg bijna 7 procent lager uit dan het plafond van 504,4 miljoen kg. De stikstofexcretie van de melkveesector daalde van 286,5 miljoen kilogram in 2020 tot 273,0 miljoen kilogram in 2021, ruim 3 procent onder het sectorplafond. De belangrijkste oorzaak hiervoor is het lagere stikstofgehalte in de graskuiloogst van 2021.

2) Met ingang van 2018 wordt het aantal dieren in de Landbouwtelling op de website van het CBS bijgesteld voor bedrijven met tijdelijke leegstand op de peildatum. Voor deze bijstelling wordt gebruik gemaakt van de opgave van voorgaand jaar. De reden voor deze bijstelling is dat de Landbouwtelling een structuurenquête is, waarin een bijstelling bij tijdelijke leegstand o.a. van belang is voor de bepaling van het bedrijfstype en de economische omvang van de bedrijven.

3. Ruw-eiwitgehalte van het melkveerantsoen

In het kader van de stikstofproblematiek hebben de overheid en verschillende sectorpartijen in de melkveehouderij in 2021 afgesproken om op sectorniveau het ruw-eiwitgehalte in het melkveevoerrantsoen in de komende jaren stapsgewijs te verlagen met als streefdoel maximaal 160 gram ruw-eiwit per kilogram droge stof in 2025. De melkveestapel bestaat uit melkkoeien en het bijbehorende vrouwelijke jongvee.

Met ingang van de tweede kwartaalrapportage van 2022 is de rapportage uitgebreid met een prognose van het ruw-eiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen. De uitgangspunten in de prognose van het ruw-eiwitgehalte zijn opgenomen in Paragraaf 2.1 onder Voerverbruik en voersamenstelling. In Tabel 3.1 is de prognose voor 2022 weergegeven op basis van de resultaten van het derde kwartaal.

3.1 Ruw-eiwitgehalte van het melkveerantsoen (g/kg drogestof)
20211e kwartaal-rapportage 20222e kwartaal-rapportage 20223e kwartaal-rapportage 2022
Melkveevoerrantsoen (melkkoeien en jongvee)165.162161

Experts uit onderzoek en bedrijfsleven bevestigen de dalende tendens in het ruw-eiwitgehalte in de rantsoenen vanaf 2018. De experts geven aan dat de dalende trend aansluit bij het beeld dat melkveehouders, samen met hun adviseurs, momenteel veel aandacht besteden aan het optimaliseren van de rantsoenen. In 2022 wordt die tendens versterkt door het lage niveau van het ruw-eiwitgehalte in de voorjaars- en zomerkuilen.

4. Referenties

CBS (2022). Dierlijke mest en mineralen 2021.
WUM (2010). Gestandaardiseerde berekeningsmethode voor dierlijke mest en mineralen. Standaardcijfers 1990-2008. Werkgroep Uniformering berekening Mest- en mineralencijfers (redactie C. van Bruggen). CBS, PBL, LEI-Wageningen UR, Wageningen UR-Livestock Research, ministerie van LNV en RIVM. CBS, Den Haag.