Laag en langdurig laag inkomen; huishoudenskenmerken, regio (indeling 2024)

Bekijk volledige tabel Download volledige dataset Toon toelichting
Regio's Particuliere huishoudens (x 1 000) Personen (x 1 000) Minderjarige kinderen (x 1 000) Particuliere huishoudens relatief (%) Personen relatief (%) Minderjarige kinderen relatief (%)
Nederland 2.861,9 2.861,9 100,0 100,0
Noord-Nederland (LD) 286,2 286,2 100,0 100,0
Oost-Nederland (LD) 538,6 538,6 100,0 100,0
West-Nederland (LD) 1.454,6 1.454,6 100,0 100,0
Zuid-Nederland (LD) 582,5 582,5 100,0 100,0
Groningen (PV) 109,6 109,6 100,0 100,0
Fryslân (PV) 103,9 103,9 100,0 100,0
Drenthe (PV) 72,6 72,6 100,0 100,0
Overijssel (PV) 169,0 169,0 100,0 100,0
Flevoland (PV) 56,4 56,4 100,0 100,0
Gelderland (PV) 313,2 313,2 100,0 100,0
Utrecht (PV) 213,3 213,3 100,0 100,0
Noord-Holland (PV) 544,3 544,3 100,0 100,0
Zuid-Holland (PV) 634,7 634,7 100,0 100,0
Zeeland (PV) 62,3 62,3 100,0 100,0
Noord-Brabant (PV) 394,7 394,7 100,0 100,0
Limburg (PV) 187,8 187,8 100,0 100,0
Oost-Groningen (CR) 21,7 21,7 100,0 100,0
Delfzijl en omgeving (CR) 7,7 7,7 100,0 100,0
Overig Groningen (CR) 80,2 80,2 100,0 100,0
Noord-Friesland (CR) 54,2 54,2 100,0 100,0
Zuidwest-Friesland (CR) 21,2 21,2 100,0 100,0
Zuidoost-Friesland (CR) 28,6 28,6 100,0 100,0
Noord-Drenthe (CR) 28,3 28,3 100,0 100,0
Zuidoost-Drenthe (CR) 24,7 24,7 100,0 100,0
Zuidwest-Drenthe (CR) 19,6 19,6 100,0 100,0
Noord-Overijssel (CR) 53,4 53,4 100,0 100,0
Zuidwest-Overijssel (CR) 24,1 24,1 100,0 100,0
Twente (CR) 91,5 91,5 100,0 100,0
Veluwe (CR) 94,7 94,7 100,0 100,0
Achterhoek (CR) 56,4 56,4 100,0 100,0
Arnhem/Nijmegen (CR) 130,9 130,9 100,0 100,0
Zuidwest-Gelderland (CR) 31,2 31,2 100,0 100,0
Utrecht (CR) 213,3 213,3 100,0 100,0
Kop van Noord-Holland (CR) 58,2 58,2 100,0 100,0
Alkmaar en omgeving (CR) 40,8 40,8 100,0 100,0
IJmond (CR) 30,8 30,8 100,0 100,0
Agglomeratie Haarlem (CR) 43,0 43,0 100,0 100,0
Zaanstreek (CR) 27,3 27,3 100,0 100,0
Groot-Amsterdam (CR) 303,9 303,9 100,0 100,0
Het Gooi en Vechtstreek (CR) 40,4 40,4 100,0 100,0
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek (CR) 70,1 70,1 100,0 100,0
Agglomeratie 's-Gravenhage (CR) 168,5 168,5 100,0 100,0
Delft en Westland (CR) 38,5 38,5 100,0 100,0
Oost-Zuid-Holland (CR) 47,5 47,5 100,0 100,0
Groot-Rijnmond (CR) 254,4 254,4 100,0 100,0
Zuidoost-Zuid-Holland (CR) 55,6 55,6 100,0 100,0
Zeeuwsch-Vlaanderen (CR) 17,0 17,0 100,0 100,0
Overig Zeeland (CR) 45,3 45,3 100,0 100,0
West-Noord-Brabant (CR) 97,5 97,5 100,0 100,0
Midden-Noord-Brabant (CR) 76,5 76,5 100,0 100,0
Noordoost-Noord-Brabant (CR) 96,5 96,5 100,0 100,0
Zuidoost-Noord-Brabant (CR) 124,3 124,3 100,0 100,0
Noord-Limburg (CR) 42,2 42,2 100,0 100,0
Midden-Limburg (CR) 37,1 37,1 100,0 100,0
Zuid-Limburg (CR) 108,5 108,5 100,0 100,0
Flevoland (CR) 56,4 56,4 100,0 100,0
Aa en Hunze 3,2 3,2 100,0 100,0
Aalsmeer 4,3 4,3 100,0 100,0
Aalten 3,4 3,4 100,0 100,0
Achtkarspelen 3,7 3,7 100,0 100,0
Alblasserdam 2,7 2,7 100,0 100,0
Albrandswaard 2,8 2,8 100,0 100,0
Alkmaar 21,2 21,2 100,0 100,0
Almelo 11,8 11,8 100,0 100,0
Almere 28,4 28,4 100,0 100,0
Alphen aan den Rijn 16,1 16,1 100,0 100,0
Alphen-Chaam 1,1 1,1 100,0 100,0
Altena 6,3 6,3 100,0 100,0
Ameland 0,7 0,7 100,0 100,0
Amersfoort 25,1 25,1 100,0 100,0
Amstelveen 15,7 15,7 100,0 100,0
Amsterdam 228,1 228,1 100,0 100,0
Apeldoorn 26,4 26,4 100,0 100,0
Arnhem 35,1 35,1 100,0 100,0
Assen 12,2 12,2 100,0 100,0
Asten 2,2 2,2 100,0 100,0
Baarle-Nassau 1,0 1,0 100,0 100,0
Baarn 4,2 4,2 100,0 100,0
Barendrecht 5,0 5,0 100,0 100,0
Barneveld 6,2 6,2 100,0 100,0
Beek (L.) 2,4 2,4 100,0 100,0
Beekdaelen 4,9 4,9 100,0 100,0
Beesel 1,8 1,8 100,0 100,0
Berg en Dal 5,5 5,5 100,0 100,0
Bergeijk 2,3 2,3 100,0 100,0
Bergen (L.) 1,6 1,6 100,0 100,0
Bergen (NH.) 5,1 5,1 100,0 100,0
Bergen op Zoom 10,4 10,4 100,0 100,0
Berkelland 5,6 5,6 100,0 100,0
Bernheze 3,6 3,6 100,0 100,0
Best 3,9 3,9 100,0 100,0
Beuningen 3,3 3,3 100,0 100,0
Beverwijk 7,2 7,2 100,0 100,0
De Bilt 6,7 6,7 100,0 100,0
Bladel 2,6 2,6 100,0 100,0
Blaricum 1,5 1,5 100,0 100,0
Bloemendaal 3,0 3,0 100,0 100,0
Bodegraven-Reeuwijk 4,2 4,2 100,0 100,0
Boekel 1,2 1,2 100,0 100,0
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel bevat regionale statistieken over huishoudens met een relatief laag inkomen. De gegevens worden uitgesplitst naar huishoudenskenmerken als geslacht en leeftijd van de hoofdkostwinner, en de huishoudenssamenstelling en voornaamste inkomensbron van het huishouden. Voor de indeling naar hoogte van het inkomen worden twee inkomensgrenzen gehanteerd: de lage-inkomensgrens en het beleidsmatig minimum. Voor deze indelingen wordt het aantal huishoudens gepubliceerd, zowel absoluut als in procenten van de totale populatie per regio. De tabel bevat ook gegevens over het aantal huishoudens dat langdurig (4 jaar en langer) van een inkomen onder de gebruikte inkomensgrens moest rondkomen. De uitkomsten worden onder meer gebruikt in rapportages over armoede.

De gegevens hebben betrekking op alle particuliere huishoudens met inkomen, per 1 januari van het verslagjaar. Studentenhuishoudens en huishoudens die slechts een deel van het jaar inkomen hadden zijn buiten beschouwing gebleven. Peildatum voor de gemeentelijke indeling is 1 januari 2024.

Gegevens beschikbaar van 2006 t/m 2023.

Status van de cijfers:
De cijfers over 2006 tot en met 2022 zijn definitief. De cijfers over 2023 zijn voorlopig.

Wijzigingen per oktober 2025:
Geen, deze tabel is stopgezet.
Deze tabel wordt opgevolgd door de tabel 'Laag en langdurig laag inkomen; huishoudenskenmerken, regio (indeling 2025)'. Zie paragraaf 3.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet meer van toepassing.

Toelichting onderwerpen

Particuliere huishoudens
Het aantal particuliere huishoudens, per 1 januari van het verslagjaar. Hierbij zijn studentenhuishoudens en huishoudens die slechts een deel van het jaar inkomen hadden zijn buiten beschouwing gelaten.
Personen
Het aantal personen woonachtig in particuliere huishoudens, per 1 januari van het verslagjaar. Hierbij zijn studentenhuishoudens en huishoudens die slechts een deel van het jaar inkomen hadden buiten beschouwing gelaten.
Minderjarige kinderen
Het aantal minderjarige kinderen (jonger dan 18 jaar) woonachtig in particuliere huishoudens, per 1 januari van het verslagjaar. Hierbij zijn studentenhuishoudens en huishoudens die slechts een deel van het jaar inkomen hadden buiten beschouwing gelaten.
Particuliere huishoudens relatief
Het percentage van particuliere huishoudens met inkomen, per 1 januari van het verslagjaar. Hierbij zijn studentenhuishoudens en huishoudens die slechts een deel van het jaar inkomen hadden buiten beschouwing gelaten.
Personen relatief
Het percentage van personen woonachtig in particuliere huishoudens, per 1 januari van het verslagjaar. Hierbij zijn studentenhuishoudens en huishoudens die slechts een deel van het jaar inkomen hadden buiten beschouwing gelaten.
Minderjarige kinderen relatief
Het percentage van minderjarige kinderen (jonger dan 18 jaar) woonachtig in particuliere huishoudens, per 1 januari van het verslagjaar. Hierbij zijn studentenhuishoudens en huishoudens die slechts een deel van het jaar inkomen hadden buiten beschouwing gelaten.