Lopende transacties; sectoren, nationale rekeningen
| Institutionele sectoren | Niet-geconsolideerd of geconsolideerd | Perioden | Middelen Output Output voor eigen finaal gebruik Investeringen in eigen beheer (mln euro) | Middelen Output Niet-marktoutput Betalingen voor niet-marktoutput (mln euro) | Middelen Belastingen op productie en invoer Totaal (mln euro) | Middelen Belastingen op productie en invoer Niet-productgebonden belastingen (mln euro) | Middelen Belastingen op productie en invoer Productgebonden belastingen Totaal (mln euro) | Middelen Belastingen op productie en invoer Productgebonden belastingen Belasting over toegevoegde waarde (btw) (mln euro) | Middelen Belastingen op productie en invoer Productgebonden belastingen Belasting op invoer exclusief btw (mln euro) | Middelen Belastingen op productie en invoer Productgebonden belastingen Overige productgebonden belastingen (mln euro) | Middelen Inkomen uit vermogen Totaal (mln euro) | Middelen Inkomen uit vermogen Herbelegde winsten op dir. buitenl. inv. (mln euro) | Middelen Inkomen uit vermogen Inkomen uit natuurlijke hulpbronnen (mln euro) | Middelen Inkomen uit vermogen Rente Rente conform nationale rekeningen (mln euro) | Middelen Inkomen uit vermogen Winstuitkeringen Totaal (mln euro) | Middelen Inkomen uit vermogen Winstuitkeringen Dividenden (mln euro) |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Financiële instellingen | Niet-geconsolideerd | 2025 2e kwartaal* | 531 | 117.194 | 2.143 | 0 | 36.146 | 72.475 | 72.418 | |||||||
| Financiële instellingen | Geconsolideerd | 2025 2e kwartaal* | 531 | 105.078 | 2.143 | 0 | 31.545 | 69.532 | 69.475 | |||||||
| Monetaire financiële instellingen | Niet-geconsolideerd | 2025 2e kwartaal* | 363 | 17.439 | -2.078 | 0 | 15.670 | 3.816 | 3.766 | |||||||
| Monetaire financiële instellingen | Geconsolideerd | 2025 2e kwartaal* | 363 | 15.896 | -2.078 | 0 | 14.142 | 3.801 | 3.751 | |||||||
| Ov. deposito-instellingen en GMF's | Niet-geconsolideerd | 2025 2e kwartaal* | 363 | 15.821 | -2.078 | 0 | 14.071 | 3.814 | 3.764 | |||||||
| Ov. deposito-instellingen en GMF's | Geconsolideerd | 2025 2e kwartaal* | 363 | 15.751 | -2.078 | 0 | 14.016 | 3.799 | 3.749 | |||||||
| Overige financiële instellingen | Niet-geconsolideerd | 2025 2e kwartaal* | 78 | 85.468 | 4.209 | 0 | 13.400 | 65.800 | 65.793 | |||||||
| Overige financiële instellingen | Geconsolideerd | 2025 2e kwartaal* | 78 | 82.849 | 4.209 | 0 | 13.227 | 64.256 | 64.249 | |||||||
| Fin. instellingen binnen concernverband | Niet-geconsolideerd | 2025 2e kwartaal* | 0 | 72.907 | 4.143 | 0 | 9.833 | 58.838 | 58.838 | |||||||
| Fin. instellingen binnen concernverband | Geconsolideerd | 2025 2e kwartaal* | 0 | 72.307 | 4.143 | 0 | 9.833 | 58.238 | 58.238 | |||||||
| Verzekeringsinstellingen | Niet-geconsolideerd | 2025 2e kwartaal* | 82 | 2.574 | 12 | 0 | 1.535 | 199 | 199 | |||||||
| Verzekeringsinstellingen | Geconsolideerd | 2025 2e kwartaal* | 82 | 2.566 | 12 | 0 | 1.535 | 199 | 199 | |||||||
| Bron: CBS. | ||||||||||||||||
Tabeltoelichting
Deze tabel geeft een overzicht van de niet-financiële transacties van de institutionele sectoren van de Nederlandse economie. Niet-financiële transacties bestaan uit lopende transacties en transacties van de kapitaalrekening. De transacties worden ingedeeld naar middelen en bestedingen. Daarnaast worden ook de saldi van de sectoren weergegeven.
Niet-financiële transacties worden geraamd voor de hoofdsectoren van de economie: niet-financiële vennootschappen, financiële instellingen, overheid, huishoudens, instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens en het buitenland. De sectoren financiële instellingen en overheid zijn bovendien nog naar subsectoren uitgesplitst. Sectoren worden zowel geconsolideerd als niet-geconsolideerd gepresenteerd.
Gegevens beschikbaar vanaf:
Jaargegevens vanaf 1995.
Kwartaalgegevens vanaf het eerste kwartaal 1999.
Status van de cijfers:
De jaargegevens van 1995 tot en met 2023 zijn definitief. Kwartaalgegevens vanaf 2023 hebben de status voorlopig.
Wijzigingen per 23 september 2025:
Cijfers over het tweede kwartaal van 2025 zijn toegevoegd.
Correctie per 10 april 2025:
Door een verkeerde verwerking van gegevens waren de eerste, voorlopige cijfers van de uitgaven van de overheid in 2024 niet juist berekend en daarmee was ook het gepubliceerde overheidssaldo niet juist. We verwijzen naar de tabellen over de Overheidsfinanciën voor de actuele cijfers. Zie paragraaf 3 voor de verwijzingen. Tot de publicatie eind juni wijken de cijfers in de Sectorrekeningen zodoende af van die over de Overheidsfinanciën.
Correctie per 12 juli 2024:
De totale geconsolideerde middelen en bestedingen zijn gewijzigd voor de meeste sectoren, vanwege een foutieve berekening. Voor de sector buitenland zijn ook de niet-geconsolideerde totale middelen en bestedingen aangepast. Invoer en uitvoer van goederen en diensten werden onterecht niet meegeteld in de totale middelen en bestedingen. Voor de sectoren niet-financiële vennootschappen en financiële instellingen werden vermogensheffingen (bestedingen) onterecht als blanco (het cijfer kan op logische gronden niet voorkomen) weergegeven.
Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Jaarcijfers:
De eerste jaarcijfers komen beschikbaar 85 dagen na afloop van het verslagjaar als som van de cijfers van de vier kwartalen van het betreffende jaar. Vervolgens worden na 6 en 18 maanden respectievelijk de voorlopige en definitieve jaarramingen gepubliceerd. Hiernaast worden de sectorrekeningen voor alle verslagperioden jaarlijks gereviseerd. De cijfers komen jaarlijks in juni beschikbaar op StatLine, de elektronische database van het CBS.
Kwartaalcijfers:
85 dagen na afloop van een verslagkwartaal komt de eerste kwartaalraming beschikbaar. Mocht daarna nog nieuwe kwartaalinformatie beschikbaar komen, dan kan in september het eerste, en in december het tweede kwartaal nog worden herzien. In maart kunnen de eerste drie kwartalen nog worden bijgesteld. Als in juni nieuwe jaarcijfers beschikbaar komen, dan worden de kwartaalcijfers opnieuw herzien zodat ze aansluiten op die jaarcijfers.
Hiernaast kunnen er tussentijdse actualisaties plaatsvinden om eind maart en eind september de meest actuele gegevens over de overheid aan de Europese Commissie te verstrekken. De gegevens over de kwartalen worden aangesloten op de bijgestelde jaarcijfers.
Toelichting onderwerpen
- Middelen
- Middelen bestaan uit transacties die de economische waarde van sectoren verhogen (oftewel de inkomsten door sectoren).
- Output
- Het totaal aan goederen en diensten dat is geproduceerd. Ook wel productie genoemd. Hiervan bestaan drie soorten:
- marktoutput: goederen en diensten die op de markt zijn afgezet of waarvoor dit in de toekomst de bedoeling is.
- output voor eigen finaal gebruik: goederen en diensten voor eigen consumptie of voor investeringen door dezelfde institutionele eenheid als die welke die goederen en diensten heeft geproduceerd.
- niet-marktoutput: goederen en diensten die gratis of tegen economisch niet-significante prijzen aan andere eenheden zijn geleverd.
De output wordt gewaardeerd tegen basisprijzen. Dit zijn de prijzen die door producenten zelf worden ervaren: per bedrijfstak zijn de productgebonden belastingen er namelijk vanaf getrokken en de productgebonden subsidies erbij opgeteld. Door de producent afzonderlijk in rekening gebrachte vervoerskosten zijn niet inbegrepen. Ook de waardeverandering van financiële en niet-financiële activa (productiemiddelen) tijdens de verslagperiode zijn niet inbegrepen.
Inbegrepen is de productie van alle in Nederland opererende bedrijfseenheden, dus ook degenen die in buitenlandse handen zijn. Ook overheidsinstanties en andere niet-commerciële instanties behoren hiertoe.- Output voor eigen finaal gebruik
- Output voor eigen finaal gebruik bestaat uit de productie van goederen en diensten voor eigen consumptie of voor productie van investeringen in vaste activa door dezelfde institutionele eenheid.
- Investeringen in eigen beheer
- Producten die worden gebruikt voor eigen investeringen, kunnen door alle sectoren worden geproduceerd. Voorbeelden van dergelijke producten zijn:
a) gereedschapswerktuigen die door technische ondernemingen worden geproduceerd;
b) woningen, of uitbreidingen van woningen, die door huishoudens worden geproduceerd;
c) in eigen beheer geproduceerde bouwwerken, ook indien deze door groepen huishoudens gezamenlijk worden geproduceerd;
d) in eigen beheer geproduceerde computerprogrammatuur;
e) in eigen beheer uitgevoerd onderzoeks- en ontwikkelingswerk. Uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling worden alleen als investeringen in vaste activa behandeld wanneer bij de ramingen in alle lidstaten een voldoende hoog niveau van betrouwbaarheid en vergelijkbaarheid wordt bereikt.
- Niet-marktoutput
- Niet-marktoutput betreft output die gratis of tegen economisch niet-significante prijzen aan andere eenheden wordt geleverd.
Niet-marktoutput wordt ingedeeld in betalingen voor niet-marktoutput, bestaande uit diverse vergoedingen en bijdragen, en niet-marktoutput, overige, bestaande uit output die gratis wordt geleverd.
Er zijn twee redenen om niet-marktoutput te produceren:
- het kan technisch onmogelijk zijn om personen voor collectieve diensten te laten betalen omdat hun verbruik van dergelijke diensten niet kan worden gevolgd en gecontroleerd. De productie van collectieve diensten wordt door overheidsinstellingen georganiseerd en uit andere fondsen gefinancierd dan uit de verkoop, namelijk uit belastingen of andere overheidsinkomsten;
- overheidsinstellingen en izw's t.b.v. huishoudens kunnen ook goederen of diensten produceren die zij tegen betaling aan individuele huishoudens hadden kunnen verstrekken, maar die zij in het kader van sociaal of economisch beleid gratis verstrekken. Voorbeeld hiervan is het gratis of tegen economisch niet-significante prijzen verstrekken van onderwijs- of gezondheidsdiensten.- Betalingen voor niet-marktoutput
- Betalingen voor niet-marktoutput betreft output die tegen economisch niet-significante prijzen aan andere eenheden wordt geleverd.
Er zijn twee redenen om niet-marktoutput te produceren:
a) het kan technisch onmogelijk zijn om personen voor collectieve diensten te laten betalen omdat hun verbruik van dergelijke diensten niet kan worden gevolgd en gecontroleerd. De productie van collectieve diensten wordt door overheidsinstellingen georganiseerd en uit andere fondsen gefinancierd dan uit de verkoop, namelijk uit belastingen of andere overheidsinkomsten;
b) overheidsinstellingen en izw's t.b.v. huishoudens kunnen ook goederen of diensten produceren die zij tegen betaling aan individuele huishoudens hadden kunnen verstrekken, maar die zij in het kader van sociaal of economisch beleid gratis verstrekken. Voorbeeld hiervan is het gratis of tegen economisch niet-significante prijzen verstrekken van onderwijs- of gezondheidsdiensten.
- Belastingen op productie en invoer
- Verplichte betalingen om niet, in geld of in natura, die door de overheid of door de instellingen van de Europese Unie worden opgelegd in verband met de productie of de invoer van goederen en diensten, het in dienst hebben van arbeidskrachten en de eigendom of het gebruik van grond, gebouwen of andere activa die in het productieproces worden aangewend. Dergelijke belastingen zijn verschuldigd ongeacht gemaakte winst. Zowel productgebonden als niet-productgebonden belastingen behoren hiertoe.
- Totaal
- Productgebonden belastingen
- Belastingen die moeten worden betaald per eenheid van een bepaald goed dat of bepaalde dienst die is geproduceerd of ingevoerd. De belasting kan een bepaald bedrag per kwantitatieve eenheid van een goed of een dienst zijn, of worden berekend als een bepaald percentage van de prijs per eenheid of van de waarde van de geproduceerde of verhandelde goederen en diensten.
- Totaal
- Belasting over toegevoegde waarde (btw)
- Een productgebonden belasting die op de verschillende momenten van levering door producenten wordt geïnd en uiteindelijk volledig ten laste komt van de eindgebruikers. Producenten dragen alleen het verschil af tussen de btw op hun verkopen en de btw op hun aankopen.
- Belasting op invoer exclusief btw
- Belastingen die gerelateerd zijn aan de waarde of de hoeveelheid van ingevoerde producten zoals invoerrechten.
- Overige productgebonden belastingen
- De productgebonden belastingen die veelal gerelateerd zijn aan in Nederland geproduceerde producten of diensten. Voorbeelden hiervan zijn accijnzen op, in Nederland geproduceerd, bier en benzine.
- Niet-productgebonden belastingen
- Dit zijn de belastingen op productie die producenten moeten betalen, ongeacht de hoeveelheid of de waarde van de geproduceerde of verkochte producten. Voorbeelden hiervan zijn de onroerendezaakbelasting, reinigingsrechten en rioolrechten betaald door producenten.
- Inkomen uit vermogen
- Inkomen uit vermogen ontstaat wanneer de eigenaren van financiële activa of van natuurlijke hulpbronnen deze ter beschikking stellen aan andere institutionele eenheden. Het inkomen dat voor het gebruik van financiële activa verschuldigd is, wordt inkomen uit beleggingen genoemd, terwijl het inkomen dat voor het gebruik van natuurlijke hulpbronnen verschuldigd is, inkomen uit natuurlijke hulpbronnen wordt genoemd. Inkomen uit vermogen is de som van inkomen uit beleggingen en inkomen uit natuurlijke hulpbronnen.
- Totaal
- Rente
- Rente is inkomen uit vermogen dat wordt ontvangen door eigenaren voor het ter beschikking stellen van financiële activa aan een andere institutionele eenheid. Rente wordt toegerekend aan het tijdvak waarin de onderliggende vordering of schuld bestaat.
- Rente conform nationale rekeningen
- Rente is inkomen uit vermogen dat wordt ontvangen door eigenaren voor het ter beschikking stellen van financiële activa aan een andere institutionele eenheid. Rente wordt toegerekend aan het tijdvak waarin de onderliggende vordering of schuld bestaat. Werkelijke rentebetalingen worden gecorrigeerd voor indirect gemeten diensten van financiële intermediairs (toegerekende bankdiensten) en voldoen daarmee aan de definitie van nationale rekeningen. Er treedt een verschuiving op van de werkelijke rentebetalingen naar de productie of het verbruik van bankdiensten. Voor producenten van toegerekende bankdiensten leidt dit tot een daling van de ontvangen rente en een stijging van de betaalde rente ten opzichte van de werkelijke rentestromen. Bij de verbruikers van toegerekende bankdiensten leidt dit tot een stijging van ontvangen rente en een daling van de betaalde rente, in vergelijking met de werkelijke rentestromen.
- Winstuitkeringen
- Winstuitkeringen bestaan uit dividenden en inkomen onttrokken aan quasi-vennootschappen.
- Totaal
- Dividenden
- Dividend is een uitkering van een vennootschap aan diegenen die vermogen beschikbaar hebben gesteld in de vorm van aandelenkapitaal. Tot het dividend behoren de contante dividenden, het stockdividend alsmede het keuzedividend. Bonusuitkeringen vallen echter niet onder het dividend.
Dividend wordt bruto geregistreerd, dat wil zeggen inclusief de door de vennootschappen als voorheffing ingehouden dividendbelasting. Dit geldt ook voor de dividendbetalingen van en naar het buitenland.
Dividenden worden geregistreerd op het moment dat zij betaalbaar worden gesteld.
- Herbelegde winsten op dir. buitenl. inv.
- Het deel van de winst van een buitenlandse dochteronderneming dat niet in de vorm van dividend is afgedragen aan de moederonderneming. Op de financiële rekening wordt dit rendement op directe buitenlandse investeringen teruggesluisd in de vorm van de aankoop van aandelen. Indien het uitgekeerde dividend groter is dan de in een jaar behaalde winst betekent dit dat de ingehouden winsten op directe buitenlandse investeringen negatief zijn.
- Inkomen uit natuurlijke hulpbronnen
- De betalingen voor het gebruik van grond (pacht) en de betalingen die voortvloeien uit het verlenen van vergunningen om natuurlijke hulpbronnen te mogen exploreren of exploiteren (concessies).Er zijn twee verschillende soorten van inkomen uit natuurlijke hulpbronnen: inkomen uit grond en inkomen uit minerale hulpbronnen. Inkomen uit andere natuurlijke hulpbronnen zoals radiospectra volgt hetzelfde stramien.
Voorbeelden zijn pacht voor het gebruik van grond en concessie voor vergunningen om minerale reserves te mogen exploreren of exploiteren.