Kerncijfers wijken en buurten 2023

Kerncijfers wijken en buurten 2023

Wijken en buurten Bevolking Leeftijdsgroepen 0 tot 15 jaar (aantal) Bevolking Leeftijdsgroepen 15 tot 25 jaar (aantal) Bevolking Leeftijdsgroepen 25 tot 45 jaar (aantal) Bevolking Leeftijdsgroepen 45 tot 65 jaar (aantal) Bevolking Leeftijdsgroepen 65 jaar of ouder (aantal) Inkomen Inkomen van personen Aantal inkomensontvangers   (aantal) Inkomen Inkomen van personen Gemiddeld inkomen per inkomensontvanger  (x 1 000 euro) Inkomen Inkomen van personen Gemiddeld inkomen per inwoner  (x 1 000 euro) Inkomen Inkomen van personen 40% personen met laagste inkomen (%) Inkomen Inkomen van personen 20% personen met hoogste inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Gem. gestandaardiseerd inkomen van huish (x 1 000 euro) Inkomen Inkomen van huishoudens 40% huishoudens met laagste inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens 20% huishoudens met hoogste inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Huishoudens met een laag inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Huish. onder of rond sociaal minimum (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Huishoudens tot 110% van sociaal minimum (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Huishoudens tot 120% van sociaal minimum (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Mediaan vermogen van particuliere huish. (x 1 000 euro)
Eilandengroepenbuurt 135 80 150 175 50 400 28,6 36,5 21,6 37,7 2,7 3,5 5,3 6,2 331,8
Beroepenbuurt 290 140 430 380 395 1.300 30,2 35,9 19,7 32,5 1,5 1,5 2,2 2,7 320,9
Diepenbrockbuurt 170 120 135 240 135 600 34,1 47,0 21,1 55,8 9,6 7,8 8,5 9,9 3.044,3
De Stoepen 390 330 480 790 215 1.800 31,4 22,9 11,2 29,8 0,7 0,7 0,8 0,8 226,7
Wijk 05 Lepelstraat 245 215 340 615 525 1.600 41,6 18,5 32,8 23,6 2,7 4,3 6,6 9,6 222,4
Lepelstraat 190 150 270 460 360 1.200 42,6 17,2 37,1 20,5 2,9 5,3 8,1 11,8 157,6
Diepenbuurt 140 120 385 265 135 800 43,7 9,2 63,3 4,8 3,1 11,6 18,0 21,1 1,8
Diepenveen 705 550 755 1.510 1.440 4.100 45,7 38,4 37,1 27,3 25,7 34,4 1,9 3,1 5,4 7,2 401,5
Dorp Diepenveen 670 510 700 1.410 1.355 3.800 45,2 37,9 37,1 27,0 25,6 33,9 1,8 3,2 5,5 7,3 399,4
Diepengoor 40 50 55 135 130 400 44,5 14,0 23,6 21,3 0,6 2,3 2,8 3,4 281,1
Diepenbroek 180 215 400 550 425 1.500 42,6 12,4 37,9 17,3 2,7 3,4 5,8 8,2 210,6
Genneperzijde 125 190 190 270 570 1.000 37,4 25,9 46,0 22,8 2,0 4,2 6,5 9,5 214,4
Siepelveen 15 20 15 40 20 100 .
Schepenwijk 5 0 10 10 10 0 .
Epe 4.891 3.553 6.671 9.482 8.686 27.300 37,3 31,2 41,7 17,1 40,6 34,6 21,2 2,6 4,0 6,8 9,6 259,6
Wijk 00 Epe 2.130 1.595 3.020 4.500 4.435 13.000 38,4 32,6 41,4 18,1 43,2 35,7 20,8 2,7 4,4 7,4 10,1 259,3
Epe Centrum 200 140 245 465 650 1.400 41,6 19,6 40,7 19,2 2,6 4,6 7,8 10,0 325,9
Epe Noord 110 110 165 340 475 1.000 35,5 31,1 24,3 33,7 1,4 1,0 1,2 1,6 687,1
Buitengebied Epe Noord 75 70 110 225 145 500 41,0 33,6 26,8 41,1 11,3 9,5 11,3 13,1 767,6
Buitengebied Epe West 95 85 165 300 255 700 36,6 26,2 21,0 33,8 3,5 3,5 4,8 6,1 631,2
Buitengebied Epe Oost 200 185 220 465 290 1.100 37,7 22,2 18,0 40,5 1,7 2,5 3,3 4,4 606,6
Woonschepenhaven 10 25 30 45 20 100 46,4 3,6 .
Wijk 05 Epen 115 85 185 315 335 900 42,8 18,3 37,1 25,8 1,9 3,9 7,3 9,6 330,8
Epen 85 60 130 205 235 600 42,3 17,2 39,8 23,7 1,5 4,6 8,5 10,9 281,8
Eperheide 10 5 20 35 55 100 51,9 15,7 .
Verspreide huizen Stepelo (gedeeltelijk) 25 35 25 60 30 200 43,0 21,2 .
Schepenbuurt 300 180 375 360 370 1.200 51,7 7,1 62,9 7,5 4,8 13,6 21,8 25,3 4,8
Schouten en Schepenenbuurt 150 115 265 335 320 1.000 45,0 7,7 61,3 6,3 2,8 6,1 11,3 14,5 12,9
Stepekolk 900 530 1.025 1.045 290 2.900 49,8 37,8 33,2 33,6 15,1 45,3 1,9 3,0 4,1 5,3 269,3
De Buitenpepers 245 335 565 475 505 1.900 38,7 19,8 45,0 16,2 3,4 4,9 7,8 9,9 118,1
Wijk 05 Diepenheim 335 265 455 820 785 2.300 32,1 40,9 17,6 32,6 22,6 2,3 3,4 5,6 7,8 258,1
Diepenheim-Noord 150 125 235 365 360 1.100 43,4 14,2 35,8 19,4 1,8 2,7 5,3 7,5 201,8
Diepenheim-Zuid 55 55 75 165 170 500 41,0 17,3 34,8 19,0 3,3 4,9 6,1 9,8 266,7
Schepenwijk 210 155 355 310 235 1.000 41,1 10,3 33,2 8,2 1,6 2,7 3,8 5,7 125,6
Schepen 0 0 0 0 0 0 .
Brunnepe 570 350 1.040 920 705 2.900 31,4 25,9 45,3 9,6 47,6 7,4 3,0 5,8 10,3 13,8 59,6
Beroepenbuurt 110 70 210 220 135 600 38,4 18,5 42,5 15,3 3,3 5,5 9,9 12,9 104,1
Schepenbuurt 165 100 330 155 160 600 62,2 2,8 79,9 0,4 7,6 25,0 36,9 41,0 1,1
Medemblik Schepenwijk 270 175 310 345 105 900 35,4 23,2 19,1 33,3 1,4 2,2 3,8 5,3 254,4
Koolenkampen en Iepenlaan 105 90 205 275 315 900 37,3 18,3 39,7 18,5 1,6 4,4 5,8 8,2 226,6
Ooyse Schependom 30 35 100 70 45 200 30,9 23,2 42,1 18,9 7,6 6,9 7,6 9,0 81,0
Peperkamp en De Enk 245 210 325 470 320 1.300 40,2 13,1 30,8 17,7 2,2 3,7 6,9 8,3 180,1
Wijk 03 Wesepe 200 145 275 410 245 1.100 35,3 22,1 24,1 31,3 1,2 1,8 2,8 5,2 373,1
Wesepe Kern 120 80 160 205 120 600 36,2 19,7 28,4 24,2 0,7 1,1 2,8 6,4 258,1
Buitengebied Wesepe 85 65 110 200 120 500 34,2 24,7 18,4 40,6 1,8 2,8 2,8 3,7 551,0
Verspreide huizen Diepenhoek 75 70 125 195 80 500 33,3 21,6 28,5 27,6 3,6 3,2 3,6 4,1 483,6
Wanneperveen 245 205 335 500 435 1.500 38,7 19,4 30,5 23,4 3,4 4,2 6,5 7,8 248,7
Wanneperveen 140 100 200 215 220 700 41,3 14,6 35,2 16,6 2,8 4,3 7,9 9,7 143,9
Buitengebied Wanneperveen 55 40 50 100 70 200 33,7 26,9 24,4 37,4 3,3 4,1 4,1 5,0 499,2
Bedrijventerrein Schepersven 0 0 0 0 0 0 .
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Overzicht van statistische gegevens van gemeenten, wijken en buurten in Nederland.

Gegevens beschikbaar over: 2023.

Status van de cijfers:
Definitief, tenzij in de toelichting bij het onderwerp expliciet is vermeld dat het voorlopige cijfers betreft.

Wijzigingen per september 2025
De variabelenset binnen het thema Arbeid is uitgebreid. Vanaf 2023 zijn cijfers over de werkzame beroepsbevolking beschikbaar via deze tabel. Tevens wordt bij arbeidsparticipatie van werknemers voortaan uitgesplitst naar werknemers met een vaste of flexibele arbeidsrelatie.

Wijzigingen per juni 2025
De cijfers voor het thema Nabijheid voorzieningen zijn herberekend na de introductie van een nieuwe versie van de benodigde software, waarbij een afwijkende wijze van afronden ten opzichte van eerdere jaren geprogrammeerd was. Ook zijn diverse verbeteringen en correcties doorgevoerd in het wegennetwerk. Voor heel Nederland gemiddeld zijn de afstanden met maximaal 0,1 km afgenomen. Voor enkele gemeenten zijn de afstanden met maximaal 1,2 km afgenomen. Voor een aantal wijken en buurten zijn de afstanden tot 4,6 km afgenomen en in andere wijken en buurten tot 2,3 km toegenomen.

Wijzigingen per december 2024
Vanaf verslagjaar 2023 is het thema Opleidingsniveau hernoemd tot Onderwijs. De variabelenset is uitgebreid met cijfers over leerlingen en studenten naar onderwijssoort op basis van woonregio. Het bestaande onderdeel over opleidingsniveau is hernoemd tot hoogst behaald onderwijsniveau. In de tabel is een driedeling voor onderwijsniveau opgenomen.

Wijzigingen per oktober 2024
Het CBS heeft recentelijk nieuwe data ontvangen van de RDW, die beter aangeeft of een hybride voertuig een hybride elektrisch of plug-in hybride is. Bij een gedeelte van de hybride voertuigen ontbrak eerder de tweede brandstofsoort (elektrisch) in het RDW-register, waardoor deze groep voertuigen onterecht niet bij de groep ‘personenauto’s; overige brandstof’ was opgenomen. Door een correctie neemt het aantal personenauto’s met overige brandstof met ongeveer 4 duizend toe ten koste van het ‘aantal personenauto; brandstof benzine’.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Elk kwartaal worden er nieuwe cijfers toegevoegd indien deze beschikbaar zijn.

Toelichting onderwerpen

Bevolking
De bevolking van Nederland op 1 januari.

Bevolking:
De inwoners van Nederland.
In de bevolkingsaantallen zijn uitsluitend personen begrepen die zijn opgenomen in het bevolkingsregister van een Nederlandse gemeente.
In principe wordt iedereen die voor onbepaalde tijd in Nederland woont, opgenomen in het bevolkingsregister van de woongemeente. Personen die tot de bevolking van Nederland behoren, maar voor wie geen vaste woonplaats valt aan te wijzen, zijn opgenomen in het bevolkingsregister van de gemeente 's-Gravenhage.
In de bevolkingsregisters zijn niet opgenomen de in Nederland wonende personen waarvoor uitzonderingsregels gelden met betrekking tot opneming in de bevolkingsregisters (bijvoorbeeld diplomaten en NAVO militairen) en personen die niet legaal in Nederland verblijven.

Om redenen van statistische geheimhouding zijn de aantallen op wijk- en buurtniveau aselect afgerond op veelvouden van 5.
Bij aselect afronden wordt door loten bepaald of een getal naar boven of naar beneden wordt afgerond. De daarbij gehanteerde kansen zijn omgekeerd evenredig met de afrondverschillen. Gemiddeld wordt een getal hierdoor op zichzelf afgerond. Het gemiddelde afrondverschil per getal is evenwel groter dan het geval is bij afronding op het dichtstbijzijnde veelvoud van 5. Door afrondverschillen is de som van afgeronde getallen niet altijd gelijk aan de afgeronde som. Hierdoor kan het voorkomen dat wanneer een wijk uit één buurt bestaat of een gemeente uit één wijk, dit afgerond niet overeenkomt.

Het komt voor dat van inwoners wel bekend is binnen welke gemeente ze geregistreerd zijn, maar niet exact waar ze verblijven. Deze inwoners zijn daarom wel meegeteld in de gemeentecijfers, maar niet in de cijfers per wijk en buurt. De cijfers per gemeente kunnen daardoor afwijken van de onderliggende wijken of buurten, zelfs wanneer een gemeente slechts uit één wijk bestaat.
Leeftijdsgroepen
0 tot 15 jaar
Aantal inwoners dat op 1 januari 0 tot 15 jaar oud is.
15 tot 25 jaar
Aantal inwoners dat op 1 januari 15 tot 25 jaar oud is.
25 tot 45 jaar
Aantal inwoners dat op 1 januari 25 tot 45 jaar oud is.
45 tot 65 jaar
Aantal inwoners dat op 1 januari 45 tot 65 jaar oud is.
65 jaar of ouder
Aantal inwoners dat op 1 januari 65 jaar of ouder is.
Inkomen
Deze variabelen geven informatie over het persoonlijk inkomen van personen in particuliere huishoudens waarvan het inkomen is waargenomen en het inkomen van particuliere huishoudens met een waargenomen inkomen. De gegevens komen uit de Integrale Inkomens- en Vermogensstatistiek (IIVS) met als populatie de bevolking van Nederland op 1 januari van het verslagjaar met het inkomen over het verslagjaar.

De Integrale Inkomens- en Vermogensstatistiek van het CBS is voornamelijk gebaseerd op registers afkomstig van het Ministerie van Financiën (de fiscale registers) en de bevolkingsregisters van de Nederlandse gemeenten (Basisregistratie personen). De Basisregistratie personen is een register waarin alle inwoners van een gemeente behoren te zijn ingeschreven. Uitgezonderd zijn:
- Inwoners van Nederland die gebruik maken van uitzonderingsregels die gelden met betrekking tot opneming in de bevolkingsregisters (niet-Nederlandse diplomaten en niet-Nederlandse NAVO militairen). Zij mogen zelf bepalen of zij in de bevolkingsregisters ingeschreven worden of niet.
- Asielzoekers die korter dan zes maanden in de centrale opvang verblijven en nog geen verblijfsvergunning hebben gekregen.
Inkomen van personen
De doelpopulatie bestaat uit personen behorende tot particuliere huishoudens waarvan het inkomen is waargenomen.

De inkomensgegevens zijn gebaseerd op het persoonlijk inkomen. Dit omvat de volgende bestanddelen van het bruto-inkomen van een persoon:
- inkomen uit arbeid;
- inkomen uit eigen onderneming;
- uitkering inkomensverzekeringen;
- uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag).
Aantal inkomensontvangers  
Personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens.
De cijfers zijn afgerond op honderdtallen.

Het betreft voorlopige cijfers.
Gemiddeld inkomen per inkomensontvanger 
Het rekenkundig gemiddeld persoonlijk inkomen per persoon op basis van personen met persoonlijk inkomen die deel uitmaken van particuliere huishoudens.
De waarde is vermeld bij minimaal 2.500 personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens per regio.

Het betreft voorlopige cijfers.
Gemiddeld inkomen per inwoner 
Het rekenkundig gemiddeld persoonlijk inkomen per persoon op basis van de totale bevolking in particuliere huishoudens.
De waarde is vermeld bij minimaal 2.500 personen in particuliere huishoudens per regio.

Het betreft voorlopige cijfers.
40% personen met laagste inkomen
Aandeel personen in particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 40% personen met het laagste persoonlijk inkomen.
Personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het persoonlijk inkomen.
De indeling vindt plaats nadat alle personen landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog persoonlijk inkomen. Tot de laagste 40-procent-groep worden de veertig procent personen met het laagste persoonlijk inkomen gerekend.
Het persoonlijk inkomen omvat inkomen uit arbeid, inkomen uit eigen onderneming, uitkering inkomensverzekeringen en uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag).
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens per regio.

Het betreft voorlopige cijfers.

20% personen met hoogste inkomen
Aandeel personen in particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 20% personen met het hoogste persoonlijk inkomen.
Personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het persoonlijk inkomen.
De indeling vindt plaats nadat alle personen landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog persoonlijk inkomen. Tot de hoogste 20-procent-groep worden de twintig procent personen met het hoogste persoonlijk inkomen gerekend.
Het persoonlijk inkomen omvat inkomen uit arbeid, inkomen uit eigen onderneming, uitkering inkomensverzekeringen en uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag).
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens per regio.

Het betreft voorlopige cijfers.

Inkomen van huishoudens
De doelpopulatie bestaat uit particuliere huishoudens waarvan het inkomen is waargenomen.
Gem. gestandaardiseerd inkomen van huish
Het besteedbaar inkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Deze correctie vindt plaats met behulp van equivalentiefactoren. In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Met behulp van de equivalentiefactoren worden alle inkomens herleid tot het inkomen van een eenpersoonshuishouden. Op deze wijze zijn de welvaartsniveaus van huishoudens onderling vergelijkbaar gemaakt. Het gestandaardiseerd inkomen is een maat voor de welvaart van (de leden van) een huishouden.

Het betreft voorlopige cijfers.

40% huishoudens met laagste inkomen
Aandeel particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 40% huishoudens met het laagste huishoudensinkomen.
Particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het besteedbaar huishoudensinkomen.
De indeling vindt plaats nadat huishoudens landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog besteedbaar huishoudensinkomen. Tot de laagste 40-procent-groep worden de veertig procent huishoudens met het laagste besteedbaar inkomen gerekend.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens per regio.

Het besteedbaar inkomen van particuliere huishoudens bestaat uit het bruto-inkomen verminderd met:
- betaalde inkomensoverdrachten, zoals alimentatie van de ex-echtgeno(o)t(e);
- premies inkomensverzekeringen zoals premies betaald voor sociale verzekeringen, volksverzekeringen en particuliere verzekeringen in verband met werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ouderdom en nabestaanden;
- premies ziektekostenverzekeringen;
- belastingen op inkomen en vermogen.

Het betreft voorlopige cijfers.
20% huishoudens met hoogste inkomen
Aandeel particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 20% huishoudens met het hoogste huishoudensinkomen.
Particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het besteedbaar huishoudensinkomen.
De indeling vindt plaats nadat huishoudens landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog besteedbaar huishoudensinkomen. Tot de hoogste 20-procent-groep worden de twintig procent huishoudens met het hoogste besteedbaar inkomen gerekend.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens per regio.

Het besteedbaar inkomen van particuliere huishoudens bestaat uit het bruto-inkomen verminderd met:
- betaalde inkomensoverdrachten, zoals alimentatie van de ex-echtgeno(o)t(e);
- premies inkomensverzekeringen zoals premies betaald voor sociale verzekeringen, volksverzekeringen en particuliere verzekeringen in verband met werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ouderdom en nabestaanden;
- premies ziektekostenverzekeringen;
- belastingen op inkomen en vermogen.

Het betreft voorlopige cijfers.
Huishoudens met een laag inkomen
Bij de bepaling van laag inkomen is van de particuliere huishoudens een aantal groepen niet meegenomen. Dit betreft enerzijds studentenhuishoudens en anderzijds huishoudens met een onvolledig jaarinkomen. De doelpopulatie bestaat dan ook uit particuliere huishoudens waarvan de hoofdkostwinner (of eventuele partner) het gehele jaar inkomen heeft en niet afhankelijk is van studiefinanciering.

Om te bepalen of een huishouden een laag inkomen heeft, wordt het inkomen van een huishouden omgerekend tot het gestandaardiseerde inkomen (exclusief eventueel ontvangen huurtoeslag). Vervolgens wordt dit gestandaardiseerde inkomen (met het prijsindexcijfer) herleid naar het prijspeil in 2000. Het resulterende gestandaardiseerde en gedefleerde inkomen is laag wanneer het minder is dan 9249 euro. Deze grens komt ongeveer overeen met de koopkracht van een bijstandsuitkering voor een alleenstaande in 1979 toen deze op zijn hoogst was.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens behorende tot de doelpopulatie per regio.

Het betreft voorlopige cijfers.
Huish. onder of rond sociaal minimum
Huishoudens onder of rond het sociaal minimum.
Bij de bepaling van het sociaal minimum is van de particuliere huishoudens een aantal groepen niet meegenomen. Dit betreft enerzijds studentenhuishoudens en anderzijds huishoudens met een onvolledig jaarinkomen. De doelpopulatie bestaat dan ook uit particuliere huishoudens waarvan de hoofdkostwinner (of eventuele partner) het gehele jaar inkomen heeft en niet afhankelijk is van studiefinanciering.

Het sociaal minimum is het wettelijk bestaansminimum zoals dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld. Om te kunnen beoordelen hoe het inkomen zich verhoudt tot het minimum, is aan de hand van de regelgeving vastgesteld welke norm voor het desbetreffende huishouden van toepassing is. De norm voor een (echt)paar met uitsluitend minderjarige kinderen is bijvoorbeeld gelijkgesteld aan de bijstandsuitkering van een echtpaar, aangevuld met de (leeftijdsafhankelijke) kinderbijslag. Bij 65-plussers is het bedrag aan AOW-pensioen als norm gekozen.
Het waargenomen inkomen van huishoudens, die uitsluitend op een bijstandsuitkering zijn aangewezen, wijkt in veel gevallen in geringe mate af van de vastgestelde normbedragen. Zouden de normbedragen als inkomensgrens worden gehanteerd, dan komt een deel van deze huishoudens met hun inkomen net boven het sociale minimum uit. Daarom is niet 100%, maar 101% van het sociaal minimum als inkomensgrens gehanteerd.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens behorende tot de doelpopulatie per regio.

Het betreft voorlopige cijfers.
Huishoudens tot 110% van sociaal minimum
Het besteedbaar huishoudensinkomen exclusief gebonden uitkeringen is lager dan 110 procent van het sociaal minimum. Het sociaal minimum is het wettelijk bestaansminimum dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld. Tot aan de pensioengerechtigde leeftijd is het sociaal minimum gelijk aan de hoogte van de bijstandsuitkering en vanaf de pensioengerechtigde leeftijd is het ontleend aan het AOW-pensioen. Voor huishoudens met kinderen zijn de kinderbijslag en het kindgebonden budget aan het normbedrag toegevoegd.

Het betreft voorlopige cijfers.
Huishoudens tot 120% van sociaal minimum
Het besteedbaar huishoudensinkomen exclusief gebonden uitkeringen is lager dan 120 procent van het sociaal minimum. Het sociaal minimum is het wettelijk bestaansminimum dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld. Tot aan de pensioengerechtigde leeftijd is het sociaal minimum gelijk aan de hoogte van de bijstandsuitkering en vanaf de pensioengerechtigde leeftijd is het ontleend aan het AOW-pensioen. Voor huishoudens met kinderen zijn de kinderbijslag en het kindgebonden budget aan het normbedrag toegevoegd.

Het betreft voorlopige cijfers.
Mediaan vermogen van particuliere huish.
De mediaan is het middelste getal wanneer alle getallen van laag naar hoog worden gesorteerd. Vermogen is het saldo van bezittingen en schulden. Bezittingen worden gevormd door bank- en spaartegoeden, effecten, de eigen woning, overig onroerend goed, ondernemingsvermogen, aanmerkelijk belang en de overige bezittingen. De schulden omvatten onder meer schulden ten behoeve van een eigen woning en consumptief krediet.

Het betreft voorlopige cijfers.