Ongelijkheid in inkomen en vermogen; huishoudens
| Inkomens- en vermogensbegrippen | Kenmerken van huishoudens | Perioden | Maatstaven voor ongelijkheid Ginicoëfficiënt (waarde) | Kengetallen Particuliere huishoudens (x 1 000) | Kengetallen Totaal bedrag (mld euro) | Kengetallen Totaal bedrag top 10% (mld euro) | Kengetallen Totaal bedrag top 1% (mld euro) | Kengetallen Totaal bedrag top 0,1% (mld euro) |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Vermogen | Particuliere huishoudens | 2011 | 0,777 | 7.347,6 | 1.240,3 | 774,0 | 317,9 | 125,1 |
| Vermogen | Particuliere huishoudens | 2012 | 0,791 | 7.412,1 | 1.174,6 | 765,5 | 319,1 | 126,1 |
| Vermogen | Particuliere huishoudens | 2013 | 0,818 | 7.467,8 | 1.123,0 | 796,9 | 357,4 | 145,8 |
| Vermogen | Particuliere huishoudens | 2014 | 0,818 | 7.496,4 | 1.131,2 | 801,6 | 361,3 | 154,0 |
| Vermogen | Particuliere huishoudens | 2015 | 0,814 | 7.568,5 | 1.214,3 | 847,8 | 386,4 | 157,3 |
| Vermogen | Particuliere huishoudens | 2016 | 0,808 | 7.623,2 | 1.271,5 | 869,7 | 391,1 | 163,8 |
| Vermogen | Particuliere huishoudens | 2017 | 0,800 | 7.694,9 | 1.404,9 | 939,8 | 426,6 | 184,7 |
| Vermogen | Particuliere huishoudens | 2018 | 0,789 | 7.760,6 | 1.551,6 | 1.010,0 | 454,1 | 192,1 |
| Vermogen | Particuliere huishoudens | 2019 | 0,774 | 7.827,4 | 1.697,3 | 1.067,0 | 471,8 | 193,9 |
| Vermogen | Particuliere huishoudens | 2020 | 0,766 | 7.894,5 | 1.888,0 | 1.168,0 | 520,8 | 215,6 |
| Vermogen | Particuliere huishoudens | 2021 | 0,740 | 7.951,4 | 2.063,5 | 1.200,0 | 506,0 | 200,1 |
| Vermogen | Particuliere huishoudens | 2022 | 0,719 | 8.041,4 | 2.571,6 | 1.423,0 | 608,1 | 255,9 |
| Vermogen | Particuliere huishoudens | 2023 | 0,728 | 8.163,1 | 2.713,8 | 1.538,0 | 681,4 | 295,7 |
| Vermogen | Particuliere huishoudens | 2024* | 0,725 | 8.258,9 | 2.754,4 | 1.546,0 | 663,5 | 269,5 |
| Bron: CBS. | ||||||||
Tabeltoelichting
Deze tabel bevat cijfers over de inkomens- en vermogensongelijkheid van huishoudens in Nederland. Er worden verschillende maten van ongelijkheid gegeven. Daarbij worden drie inkomensbegrippen (gestandaardiseerd primair inkomen, gestandaardiseerd bruto inkomen, gestandaardiseerd besteedbaar inkomen) onderscheiden en diverse achtergrondkenmerken van het huishouden.
Gegevens beschikbaar vanaf: 2011.
Status van de cijfers:
De cijfers voor 2011 t/m 2023 zijn definitief. De cijfers voor 2024 zijn voorlopig.
Wijzigingen per maart 2025:
De cijfers over de ongelijkheidmaten van het gestandaardiseerd inkomen in 2022 zijn aangepast. Dit is het gevolg van een foutje in de verwerking.
Wijzigingen per oktober 2025:
Cijfers over 2023 zijn definitief en voorlopige cijfers over 2024 zijn toegevoegd.
Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Definitieve cijfers over 2024 en voorlopige cijfers over 2025 komen in het najaar van 2026 beschikbaar.
Toelichting onderwerpen
- Maatstaven voor ongelijkheid
- Ginicoëfficiënt
- De Ginicoëfficiënt is een maatstaf voor ongelijkheid. De Ginicoëfficiënt wordt berekend door de helft van het gemiddelde absolute verschil in inkomen/vermogen tussen huishoudens te normaliseren. In een verdeling zonder negatieve waarden wordt daarbij gedeeld door het gemiddelde. In een verdeling met negatieve waarden is dat het gemiddelde van alle absolute waarden. De waarde van de Ginicoëfficiënt ligt zodoende altijd tussen 0 (volkomen gelijke verdeling) en 1 (volkomen ongelijke verdeling).
- Kengetallen
- Particuliere huishoudens
- Aantal particuliere huishoudens met inkomen per 1 januari van het verslagjaar.
Een particulier huishouden bestaat uit één of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf niet-bedrijfsmatig voorzien van de dagelijkse behoeften.
- Totaal bedrag
- Totale bedrag aan inkomen/vermogen van particuliere huishoudens.
- Totaal bedrag top 10%
- Het totale bedrag aan inkomen/vermogen van de 10 procent particuliere huishoudens met de hoogste inkomens/vermogens.
- Totaal bedrag top 1%
- Het totale bedrag aan inkomen/vermogen van de 1 procent particuliere huishoudens met de hoogste inkomens/vermogens.
- Totaal bedrag top 0,1%
- Het totale bedrag aan inkomen/vermogen van de 0,1 procent particuliere huishoudens met de hoogste inkomens/vermogens.