Vermogen van huishoudens; huishoudenskenmerken, vermogensbestanddelen

Vermogen van huishoudens; huishoudenskenmerken, vermogensbestanddelen

Kenmerken van huishoudens Vermogensbestanddelen Perioden Particuliere huishoudens (x 1 000) Totaal vermogen (mld euro) Gemiddeld vermogen (1 000 euro) Mediaan vermogen (1 000 euro)
Particuliere huishoudens 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 7.814,1 361,8 46,3 18,2
Type: Eenpersoonshuishouden 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 2.906,2 91,9 31,6 9,1
Type: Meerpersoonshuishouden 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 4.907,9 269,8 55,0 25,4
Type: Eenoudergezin 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 557,7 15,5 27,9 7,9
Type: Paar, totaal 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 4.199,4 244,7 58,3 28,4
Type: Paar, zonder kind 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 2.242,4 140,8 62,8 30,0
Type: Paar, met kind(eren) 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 1.957,0 104,0 53,1 26,7
Type: Meerpersoonshuishouden, overig 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 150,8 9,6 63,4 23,7
Hoofdkostwinner: tot 25 jaar 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 322,3 3,1 9,6 3,6
Hoofdkostwinner: 25 tot 45 jaar 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 2.361,0 58,9 25,0 11,0
Hoofdkostwinner: 45 tot 65 jaar 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 2.903,2 156,3 53,8 22,6
Hoofdkostwinner: 65 jaar of ouder 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 2.227,6 143,5 64,4 28,1
Hoofdkostwinner: 25 tot 35 jaar 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 1.165,0 22,8 19,5 9,0
Hoofdkostwinner: 35 tot 45 jaar 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 1.196,0 36,2 30,2 13,7
Hoofdkostwinner: 45 tot 55 jaar 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 1.445,6 68,2 47,2 20,3
Hoofdkostwinner: 55 tot 65 jaar 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 1.457,6 88,1 60,4 25,2
Hoofdkostwinner: 65 tot 75 jaar 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 1.216,5 78,6 64,6 28,2
Hoofdkostwinner: 75 tot 85 jaar 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 741,4 47,4 64,0 28,0
Hoofdkostwinner: 85 jaar of ouder 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 269,7 17,5 64,8 27,8
Hoofdkostwinner: Nederland 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* . . . .
Hoofdkostwinner: westers 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* . . . .
Hoofdkostwinner: niet-westers 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* . . . .
Bron: Inkomen als werknemer/zelfstandige 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 4.890,6 208,1 42,6 18,3
Bron: Inkomen als werknemer 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 4.143,7 166,0 40,1 17,7
Bron: Inkomen als zelfstandige (totaal) 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 747,0 42,1 56,3 22,4
Bron: Inkomen als zelfstandig ondernemer 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 554,2 25,8 46,6 19,2
Bron: Inkomen als dir.-grootaandeelh. 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 173,3 15,5 89,5 37,1
Bron: Inkomen als overige zelfstandige 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 19,4 0,7 36,0 6,4
Bron: Overdrachtsinkomen 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 2.923,5 153,7 52,6 17,9
Bron: Uitkering inkomensverzekering 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 2.487,8 151,3 60,8 24,8
Bron: Uitkering werkloosheid 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 43,9 1,6 35,8 7,3
Bron: Uitkering arbeidsongeschiktheid 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 259,9 6,1 23,5 4,4
Bron: Uitkering pensioen 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 2.184,0 143,6 65,7 28,2
Bron: Uitkering sociale voorziening 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 396,6 2,1 5,3 1,3
Bron: Uitkering bijstand 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 272,2 0,5 2,0 1,1
Bron: Uitk. sociale voorziening, overig 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 124,4 1,5 12,3 2,5
Bron: Studiefinanciering 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 39,1 0,3 8,3 2,2
Woningbezit: eigen woning 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 4.488,4 290,7 64,8 32,3
Woningbezit: huurwoning 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 3.325,7 71,0 21,4 5,8
Woningbezit: huurwoning geen huurtoeslag 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 1.940,4 60,6 31,2 10,3
Woningbezit: huurwoning met huurtoeslag 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 1.385,3 10,4 7,5 2,7
Gestandaardiseerd inkomen: 1e 10%-groep 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 744,2 21,8 29,4 2,7
Gestandaardiseerd inkomen: 2e 10%-groep 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 766,8 15,7 20,5 3,3
Gestandaardiseerd inkomen: 3e 10%-groep 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 778,5 20,6 26,4 9,5
Gestandaardiseerd inkomen: 4e 10%-groep 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 781,6 25,6 32,8 12,8
Gestandaardiseerd inkomen: 5e 10%-groep 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 785,6 29,4 37,4 16,7
Gestandaardiseerd inkomen: 6e 10%-groep 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 788,7 33,0 41,8 20,3
Gestandaardiseerd inkomen: 7e 10%-groep 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 790,8 37,5 47,4 24,9
Gestandaardiseerd inkomen: 8e 10%-groep 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 792,1 42,7 54,0 30,1
Gestandaardiseerd inkomen: 9e 10%-groep 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 792,9 52,2 65,8 38,4
Gestandaardiseerd inkomen: 10e 10%-groep 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 793,0 83,3 105,0 56,3
Vermogen: 1e 10%-groep 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 758,3 6,9 9,1 2,7
Vermogen: 2e 10%-groep 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 711,4 1,2 1,7 0,9
Vermogen: 3e 10%-groep 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 793,7 4,6 5,8 4,6
Vermogen: 4e 10%-groep 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 792,9 14,7 18,5 17,1
Vermogen: 5e 10%-groep 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 791,1 22,7 28,7 22,3
Vermogen: 6e 10%-groep 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 791,9 25,8 32,5 21,0
Vermogen: 7e 10%-groep 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 792,9 31,6 39,9 28,7
Vermogen: 8e 10%-groep 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 793,6 42,0 52,9 41,2
Vermogen: 9e 10%-groep 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 794,0 64,6 81,4 63,7
Vermogen: 10e 10%-groep 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 794,3 147,6 185,9 112,2
Vermogen: tot -5 000 euro 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 656,8 6,5 9,9 3,1
Vermogen: -5 000 tot 0 euro 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 307,9 0,9 3,0 0,9
Vermogen: 0 tot 1 000 euro 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 326,4 0,4 1,2 0,6
Vermogen 1 000 tot 5 000 euro 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 638,4 2,2 3,4 2,6
Vermogen: 5 000 tot 10 000 euro 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 343,1 2,9 8,4 7,4
Vermogen: 10 000 tot 20 000 euro 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 405,1 5,9 14,6 14,0
Vermogen: 20 000 tot 50 000 euro 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 645,2 15,9 24,7 24,9
Vermogen: 50 000 tot 100 000 euro 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 685,5 20,3 29,6 19,2
Vermogen: 100 000 tot 200 000 euro 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 1.083,7 38,0 35,1 23,7
Vermogen: 200 000 tot 500 000 euro 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 1.776,5 105,8 59,6 44,8
Vermogen: 500 000 tot 1 miljoen euro 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 628,2 81,8 130,2 96,5
Vermogen: 1 miljoen euro of meer 1.1.1 Bank- en spaartegoeden 2021* 317,2 81,1 255,7 130,7
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel bevat gegevens over de samenstelling van het vermogen van huishoudens naar kenmerken als samenstelling van het huishouden en leeftijd van de hoofdkostwinner, voornaamste inkomensbron, woonsituatie, inkomensgroep, vermogensgroep en vermogensklasse.

Gegevens beschikbaar vanaf: 2006.
De gegevens betreffen de stand van het vermogen per 1 januari.

Status van de cijfers:
De cijfers over 2006 tot en met 2020 zijn definitief. De cijfers over 2021 zijn voorlopig.

Het samenstellen van de cijfers is per verslagjaar 2011 in vergelijking met voorgaande jaren op enkele onderdelen gewijzigd:
Vanaf 2011 is er completere informatie van bank- en spaartegoeden en effecten beschikbaar. Alle kleine tegoeden worden vanaf dat moment ook waargenomen. Hierdoor zijn er meer huishoudens met deze vermogensbestanddelen.
Vanaf 2011 is er completere informatie van de schulden beschikbaar. Studieschulden, belasting- en toeslagschulden en leningen bij banken worden vanaf dat moment volledig waargenomen. Vanaf 2014 worden ook zorgschulden waargenomen. Hierdoor zijn er meer huishoudens met overige schulden. Studieschulden behoorden t/m 2010 tot de overige schulden.

Wijzigingen per 19 oktober 2022:
De cijfers over 2020 zijn definitief en voorlopige cijfers over 2021 zijn toegevoegd.
De cijfers over vermogen exclusief eigen woning zijn aangepast als gevolg van een geconstateerde fout in de berekening.
Vanwege een niet-doorgevoerde administratieve wijziging in de brondata is de totale studieschuld voor de jaren 2019 – 2022 te laag ingeschat. Volgens de eerste schatting is de totale studieschuld tussen de 0,8 en 2,1 miljard euro hoger dan hieronder vermeld. Dat betekent dat de doorsnee studieschuld tussen de 300 en 800 euro hoger ligt. De exacte bijstelling wordt in het eerste kwartaal van 2023 verwacht.

Wijzigingen per 21 april 2021:
Gereviseerde cijfers over 2006 tot en met 2019 zijn toegevoegd.
Door het beschikbaar komen van nieuwe bronnen ten aanzien van schulden en opgebouwd tegoed bij spaar- en beleggingshypotheken, en een vernieuwde methodiek in de berekening van het aanmerkelijk belang en diverse andere vermogensposten zijn de vermogenscijfers gewijzigd.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Nieuwe cijfers over 2022 komen in het najaar van 2023 beschikbaar.

Toelichting onderwerpen

Particuliere huishoudens
Aantal particuliere huishoudens met vermogen(sbestanddeel) per 1 januari van het verslagjaar.
Een particulier huishouden bestaat uit één of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf niet-bedrijfsmatig voorzien van de dagelijkse behoeften.
Totaal vermogen
Totale som van het vermogen(sbestanddeel) van particuliere huishoudens.
Gemiddeld vermogen
Gemiddeld vermogen(sbestanddeel) van particuliere huishoudens.
Mediaan vermogen
Mediaan vermogen(sbestanddeel) van particuliere huishoudens.
De mediaan is het middelste getal wanneer alle getallen van laag naar hoog worden gesorteerd.