Institutionele beleggers; balans 1998-2016
Verklaring van tekens
Tabeltoelichting
Deze tabel bevat de balansgegevens van de institutionele beleggers. Het maakt analyses mogelijk over de verschuivingen binnen de balans van institutionele beleggers. Dat kan niet alleen voor het totaal van institutionele beleggers, maar ook voor de drie groepen: pensioenfondsen, verzekeringsinstellingen en beleggingsfondsen m.u.v. geldmarktfondsen.
Gegevens beschikbaar jaarcijfers van 1998 tot en met 2016.
Status van de cijfers:
De uitkomsten tot en met 2015 zijn definitief, de uitkomsten vanaf 2016 zijn voorlopig. Aangezien deze tabel is stopgezet, worden de gegevens niet meer definitief gemaakt.
Wijzigingen per 7 september 2018:
Geen, deze tabel is stopgezet.
Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet meer van toepassing.
In het kader van de strategische samenwerking tussen het CBS en DNB is een nieuwe taakverdeling afgesproken. Institutionele beleggers vallen daarbij expliciet onder het werkgebied van DNB. De publicatie van tabellen door het CBS met betrekking tot institutionele beleggers wordt daarom stopgezet. DNB levert uitkomsten over institutionele beleggers op aan de OECD. Meer informatie is te vinden in paragraaf 3, inclusief links naar de uitkomsten zoals gepubliceerd door de OECD.
Toelichting onderwerpen
- Activa
- Overige deposito's
- Overige deposito's zijn andere deposito's dan girale deposito's. Overige deposito's kunnen niet worden gebruikt voor het verrichten van betalingen, behalve op de vervaldatum of na een overeengekomen opzegtermijn, en kunnen niet in chartaal geld of girale deposito's worden omgezet zonder enige aanzienlijke beperking of boete.
- In euro's
- Tot 2002 betreft dit guldens.
- Monetaire financiële instellingen
- Onder monetaire financiële instellingen (MFI's) vallen alle institutionele eenheden in de subsectoren centrale bank, overige deposito-instellingen en geldmarktfondsen (GMF's).
De subsector centrale bank bestaat uit financiële instellingen met als hoofdfunctie de uitgifte van betaalmiddelen, handhaving van de interne en externe waarde van de valuta en het aanhouden van alle of een gedeelte van de internationale reserves van het land. In Nederland bestaat deze subsector uit één instelling, De Nederlandsche Bank (DNB).
De subsector overige deposito-instellingen en geldmarktfondsen bestaat uit financiële instellingen, die zich hoofdzakelijk bezighouden met financiële intermediatie en waarvan de activiteiten erin bestaan deposito's en/of daarmee vergelijkbare financiële titels van andere institutionele eenheden in ontvangst te nemen en voor eigen rekening leningen toe te kennen en/of beleggingen in effecten te verrichten. Geldmarktfondsen zijn financiële instellingen, die zich hoofdzakelijk bezighouden met financiële intermediatie en waarvan de activiteiten bestaan uit het uitgeven van aandelen of rechten van deelneming in geldmarktfondsen die met deposito's van institutionele eenheden vergelijkbare financiële titels zijn, en voor eigen rekening beleggingen te verrichten, vooral in aandelen of rechten van deelneming in geldmarktfondsen, kortlopende schuldbewijzen, en/of deposito's.
- In vreemde valuta
- Monetaire financiële instellingen
- Onder monetaire financiële instellingen (MFI's) vallen alle institutionele eenheden in de subsectoren centrale bank, overige deposito-instellingen en geldmarktfondsen (GMF's).
De subsector centrale bank bestaat uit financiële instellingen met als hoofdfunctie de uitgifte van betaalmiddelen, handhaving van de interne en externe waarde van de valuta en het aanhouden van alle of een gedeelte van de internationale reserves van het land. In Nederland bestaat deze subsector uit één instelling, De Nederlandsche Bank (DNB).
De subsector overige deposito-instellingen en geldmarktfondsen bestaat uit financiële instellingen, die zich hoofdzakelijk bezighouden met financiële intermediatie en waarvan de activiteiten erin bestaan deposito's en/of daarmee vergelijkbare financiële titels van andere institutionele eenheden in ontvangst te nemen en voor eigen rekening leningen toe te kennen en/of beleggingen in effecten te verrichten. Geldmarktfondsen zijn financiële instellingen, die zich hoofdzakelijk bezighouden met financiële intermediatie en waarvan de activiteiten bestaan uit het uitgeven van aandelen of rechten van deelneming in geldmarktfondsen die met deposito's van institutionele eenheden vergelijkbare financiële titels zijn, en voor eigen rekening beleggingen te verrichten, vooral in aandelen of rechten van deelneming in geldmarktfondsen, kortlopende schuldbewijzen, en/of deposito's.
- Kortlopende schuldbewijzen
- Kortlopende schuldbewijzen omvatten alle schuldbewijzen met een looptijd tot maximaal een jaar. Voorbeelden van kortlopende schuldbewijzen zijn schatkistpapier (dutch treasury certificates), door financiële instellingen in omloop gebrachte schuldbewijzen (spaarbrieven, spaarbewijzen aan toonder, certificates of deposit), en door lagere overheid en bedrijven in omloop gebrachte schuldbewijzen (commercial paper).
- Kortlopende schuldbewijzen fin. inst.
- Kortlopende schuldbewijzen financiële instellingen.
- Totaal financiële instellingen
- De sector financiële instellingen bevat alle (quasi-)vennootschappen met als hoofdfunctie financiële intermediatie, dat wil zeggen het aantrekken, transformeren en distribueren van financiële middelen of het verlenen van financiële hulpdiensten. Ook vennootschappen die financiële diensten verstrekken en die het merendeel van hetzij hun activa hetzij hun passiva niet op open markten verhandelen behoren tot de sector financiële instellingen.
- Monetaire financiële instellingen
- Onder monetaire financiële instellingen (MFI's) vallen alle institutionele eenheden in de subsectoren centrale bank, overige deposito-instellingen en geldmarktfondsen (GMF's).
De subsector centrale bank bestaat uit financiële instellingen met als hoofdfunctie de uitgifte van betaalmiddelen, handhaving van de interne en externe waarde van de valuta en het aanhouden van alle of een gedeelte van de internationale reserves van het land. In Nederland bestaat deze subsector uit één instelling, De Nederlandsche Bank (DNB).
De subsector overige deposito-instellingen en geldmarktfondsen bestaat uit financiële instellingen, die zich hoofdzakelijk bezighouden met financiële intermediatie en waarvan de activiteiten erin bestaan deposito's en/of daarmee vergelijkbare financiële titels van andere institutionele eenheden in ontvangst te nemen en voor eigen rekening leningen toe te kennen en/of beleggingen in effecten te verrichten. Geldmarktfondsen zijn financiële instellingen, die zich hoofdzakelijk bezighouden met financiële intermediatie en waarvan de activiteiten bestaan uit het uitgeven van aandelen of rechten van deelneming in geldmarktfondsen die met deposito's van institutionele eenheden vergelijkbare financiële titels zijn, en voor eigen rekening beleggingen te verrichten, vooral in aandelen of rechten van deelneming in geldmarktfondsen, kortlopende schuldbewijzen, en/of deposito's.
- Langlopende schuldbewijzen
- Langlopende schuldbewijzen omvatten alle schuldbewijzen met in het algemeen een langere looptijd dan een jaar. Hieronder vallen obligaties, floating rate notes (obligaties met een variabele rente), pandbrievenen converteerbare obligaties, zolang deze niet in aandelen zijn omgezet.
- Langl. schuldbewijzen fin. instellingen
- Langlopende schuldbewijzen financiële instellingen.
- Totaal financiële instellingen
- De sector financiële instellingen bevat alle (quasi-)vennootschappen met als hoofdfunctie financiële intermediatie, dat wil zeggen het aantrekken, transformeren en distribueren van financiële middelen of het verlenen van financiële hulpdiensten. Ook vennootschappen die financiële diensten verstrekken en die het merendeel van hetzij hun activa hetzij hun passiva niet op open markten verhandelen behoren tot de sector financiële instellingen.
- Monetaire financiële instellingen
- Onder monetaire financiële instellingen (MFI's) vallen alle institutionele eenheden in de subsectoren centrale bank, overige deposito-instellingen en geldmarktfondsen (GMF's).
De subsector centrale bank bestaat uit financiële instellingen met als hoofdfunctie de uitgifte van betaalmiddelen, handhaving van de interne en externe waarde van de valuta en het aanhouden van alle of een gedeelte van de internationale reserves van het land. In Nederland bestaat deze subsector uit één instelling, De Nederlandsche Bank (DNB).
De subsector overige deposito-instellingen en geldmarktfondsen bestaat uit financiële instellingen, die zich hoofdzakelijk bezighouden met financiële intermediatie en waarvan de activiteiten erin bestaan deposito's en/of daarmee vergelijkbare financiële titels van andere institutionele eenheden in ontvangst te nemen en voor eigen rekening leningen toe te kennen en/of beleggingen in effecten te verrichten. Geldmarktfondsen zijn financiële instellingen, die zich hoofdzakelijk bezighouden met financiële intermediatie en waarvan de activiteiten bestaan uit het uitgeven van aandelen of rechten van deelneming in geldmarktfondsen die met deposito's van institutionele eenheden vergelijkbare financiële titels zijn, en voor eigen rekening beleggingen te verrichten, vooral in aandelen of rechten van deelneming in geldmarktfondsen, kortlopende schuldbewijzen, en/of deposito's.
- Beleggingsfondsen m.u.v.geldmarktfondsen
- Beleggingsfondsen m.u.v. geldmarktfondsen bestaan uit collectieve-beleggingsprogramma'sdie zich hoofdzakelijk bezighouden met het uitgeven van aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen m.u.v. geldmarktfondsen en voor eigen rekening beleggingen te verrichten, vooral in langlopende financiële activa (zoals obligaties en aandelen) en in niet-financiële activa (gewoonlijk onroerend goed).
- Overige fin. interm. en fin. hulpb.
- Overige financiële intermediairs en financiële hulpbedrijven.
De overige financiële intermediairs (m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen) bestaan uit financiële instellingen met als hoofdfunctie financiële intermediatie door het aangaan van verplichtingen, andere dan in chartaal geld, deposito's, aandelen in beleggingsfondsen of in verband met verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen, bij institutionele eenheden.
Financiële hulpbedrijven bestaan uit financiële instellingen die zich vooral bezighouden met activiteiten die nauw verband houden met financiële intermediatie, maar zelf geen financiële intermediairs zijn.
Voorbeelden van financiële hulpbedrijven zijn:
- financiële hulpbedrijven voor het bankwezen zoals de Amsterdamse Effectenbeurs (Euronext), de optiebeurs, creditcard organisaties en bedrijven op het gebied van krediet- en hypotheekbemiddeling.
- financiële hulpbedrijven voor het verzekeringswezen zoals assurantietussenpersonen, waarborgfondsen, pensioenadviesbureaus en verzekeringsbeurzen.
- Fin. inst. en kred. verstr. binnen conc.
- Financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband.
De subsector financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband bestaat uit financiële instellingen die zich noch met financiële intermediatie, noch met het verlenen van financiële hulpdiensten bezighouden en waarvan het merendeel van hetzij de activa hetzij de passiva niet op open markten wordt verhandeld.
Met name de volgende financiële instellingen worden in deze subsector ingedeeld:
- eenheden met rechtspersoonlijkheid zoals trusts, nalatenschappen, derdenrekeningen, of brievenbusmaatschappijen;
- holdings die een zeggenschapsbelang bezitten in een groep dochterondernemingen en waarvan de hoofdactiviteit bestaat in het bezitten van de groep zonder dat andere diensten worden verleend aan de ondernemingen waarin zij dat belang bezitten, m.a.w. zij besturen of beheren geen andere eenheden;
- SPE's die als institutionele eenheden worden aangemerkt en op open markten financiële middelen aantrekken ten behoeve van hun moederonderneming;
- eenheden die uitsluitend met eigen financiële middelen of met door een sponsor verstrekte middelen financiële diensten verlenen aan een reeks cliënten en die het financiële risico van het in gebreke blijven van de schuldenaar op zich nemen. Dit zijn bijvoorbeeld kredietverstrekkers, instellingen die leningen aan studenten of voor buitenlandse handel verstrekken en daarvoor gebruikmaken van financiële middelen die zij van een sponsor zoals een overheidsinstelling of een instelling zonder winstoogmerk hebben ontvangen, en pandhuizen die zich hoofdzakelijk bezighouden met het verstrekken van leningen;
- overheidsfondsen voor specifieke doeleinden, gewoonlijk staatsinvesteringsfondsen genoemd, indien zij als financiële instelling worden ingedeeld.
- Verzekeringsinst. en pensioenfondsen
- Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen.
Financiële intermediairs die zich bezighouden met het poolen van risico's, zijn verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen. Verzekeringsinstellingen bestaan uit financiële instellingen met als hoofdfunctie financiële intermediatie door middel van het poolen van risico's, hoofdzakelijk in de vorm van directe verzekering of herverzekering. Pensioenfondsen bestaan uit financiële instellingen met als hoofdfunctie financiële intermediatie door middel van het poolen van sociale risico's en behoeften van de verzekerden (sociale verzekering). Pensioenfondsen en sociale verzekeringsregelingen verschaffen een inkomen aan gepensioneerden en vaak uitkeringen bij overlijden en invaliditeit.
- Langl. schuldbewijzen overig binnenland
- Langlopende schuldbewijzen overig binnenland.
- Instellingen op gezondheidsgebied
- Deze groep omvat instellingen zoals ziekenhuizen, klinieken, psychiatrische inrichtingen, verpleeg- en verzorgingstehuizen en instellingen op het gebied van maatschappelijke dienstverlening.
- Kortlopende leningen
- Kortlopende leningen omvatten alle kredieten die niet het karakter dragen van deposito's en waarvan de vooraf bepaalde contractuele looptijd doorgaans korter is dan een jaar. Hieronder vallen onder meer kortlopende leningen bij financiële instellingen, rekening-courant verhoudingen (uitgezonderd giraal geld), kortlopend consumptief krediet, wissels en promessen.
- Totaal kortlopende leningen
- Kortlopende leningen overheid
- Totaal overheid
- De overheid bestaat ten eerste uit eenheden die uitvoerende, wetgevende en rechterlijke bevoegdheden op nationaal of regionaal niveau hebben. Zij hebben daarmee de bevoegdheid belastingen en andere verplichte heffingen op te leggen en wetten vast te stellen die het gedrag van economische eenheden beïnvloeden. Het gaat hierbij in Nederland om het rijk, gemeenten, provincies, waterschappen en dergelijke. Daarnaast worden die instellingen tot de overheid gerekend die gecontroleerd en voornamelijk gefinancierd worden door de eerder genoemde eenheden, én daarbij niet voor de markt produceren. Van niet-marktproductie is sprake als de verkoopopbrengsten structureel minder zijn dan 50 procent van de productiekosten. Dergelijke entiteiten zijn vaak opgericht voor specifieke taken, zoals de aanleg van wegen of de niet-marktproductie van diensten op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs of onderzoek. Op deze wijze worden onder meer ook ProRail en de Open Universiteit tot de overheid gerekend. Nederlandse overheidsinstellingen die werkzaam zijn in het buitenland, zoals ambassades, behoren ook tot de Nederlandse overheid. Omgekeerd worden buitenlandse ambassades en internationale instellingen, zoals Europol en het Internationaal gerechtshof, daar niet toe gerekend.
Niet tot de sector overheid behoren bijvoorbeeld De Nederlandsche Bank (DNB), de NS, ziekenhuizen en energiebedrijven, maar ook sommige Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO's) als het Kadaster. Zij worden wel in min of meerdere mate gecontroleerd door de overheid. Hun diensten en goederen worden echter (grotendeels) gefinancierd via tarieven, waardoor er sprake is van marktproductie. De sector overheid bestaat uit drie subsectoren: centrale overheid, lagere overheid en socialezekerheidsfondsen.
De belangrijkste economische functies van de overheid zijn:
a) het verschaffen van goederen en diensten aan de gemeenschap, hetzij voor collectieve consumptie, zoals bij openbaar bestuur, defensie en wetshandhaving, hetzij voor individuele consumptie, zoals bij onderwijs, gezondheidszorg, recreatie en culturele voorzieningen, en de financiering hiervan uit belastingmiddelen en andere inkomsten;
b) het herverdelen van inkomen en vermogen door middel van overdrachten, zoals door belastingen en sociale uitkeringen;
c) het verrichten van andere vormen van niet-marktproductie.
- Kortlopende leningen buitenland