Onderwijs; uitgaven aan onderwijs en CBS/OESO indicatoren

Onderwijs; uitgaven aan onderwijs en CBS/OESO indicatoren

Onderwijssectoren Perioden Uitgaven aan onderwijs Huishoudens Overige uitgaven Totaal overige uitgaven (mln euro) Uitgaven aan onderwijs Huishoudens Overige uitgaven Educatief deel dagbest. peuterspeelz… (mln euro) Uitgaven aan onderwijs Huishoudens Overige uitgaven Boeken, leermiddelen, OV en bijles (mln euro) Uitgaven aan onderwijs Huishoudens Overige uitgaven Teveel ontvangen studiefinanciering en.. (mln euro) Uitgaven aan onderwijs Huishoudens Overige uitgaven Rente op studieleningen (mln euro) Uitgaven aan onderwijs Huishoudens Overige uitgaven Aflossingen op studieleningen (mln euro) Uitgaven aan onderwijs Bedrijven Overige uitgaven Totaal overige uitgaven (mln euro) Uitgaven aan onderwijs Bedrijven Overige uitgaven Kinderopvangtoeslag, educatief deel (mln euro) Uitgaven aan onderwijs Bedrijven Overige uitgaven Studiebeurzen (mln euro)
Totaal onderwijs 2024* 3.184 588 2.466 24 106 1.614 128 98 30
(Pre)primair onderwijs 2024* 756 588 168 98 98 0
Preprimair onderwijs en basisonderwijs 2024* 740 588 152 98 98 0
Speciaal (basis)onderwijs 2024* 16 16 0
Secundair onderwijs 2024* 1.594 1.540 10 44 466 0 0
Voortgezet onderwijs 2024* 912 912 0 0
Mbo en vavo 2024* 682 628 10 44 466 0 0
Tertiair onderwijs 2024* 834 758 14 62 1.148 30 30
Hoger beroepsonderwijs 2024* 467 433 6 28 518 0
Wetenschappelijk onderwijs 2024* 367 325 8 34 630 30 30
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel geeft een overzicht van de uitgaven aan regulier onderwijs in Nederland.

De overheid financiert de onderwijsinstellingen en betaalt voor onderzoek dat ze laat uitvoeren door universiteiten. De overheid geeft studiefinanciering, tegemoetkoming in de schoolkosten, een vergoeding voor onderwijsvoorzieningen voor jonggehandicapten en kinderopvangtoeslag aan huishoudens (studenten en/of ouders) en verstrekt subsidies aan bedrijven en non-profit instellingen. Daarnaast ontvangt de overheid middelen voor onderwijs vanuit de Europese Unie, tegemoetkoming in de schoolkosten en rente en aflossingen op studieleningen en vordert de overheid teveel uitgekeerde studiefinanciering terug.

Huishoudens betalen les- en collegegeld, ouderbijdragen en bijdragen voor schoolactiviteiten aan onderwijsinstellingen. Daarnaast moeten huishoudens boeken en materialen aanschaffen en hebben ze kosten voor het gebruik van openbaar vervoer tussen huis en school (voor zover dit niet door de overheid gesubsidieerd wordt). Bovendien kunnen huishoudens uitgaven hebben voor huiswerkbegeleiding en bijles. Ook moeten rente en aflossingen op studieleningen en teveel ontvangen studiefinanciering en tegemoetkoming in de schoolkosten aan de overheid terugbetaald worden. Huishoudens ontvangen kinderopvangtoeslag, een vergoeding voor onderwijsvoorzieningen voor jonggehandicapten, tegemoetkoming in de schoolkosten, studiefinanciering en studiebeurzen die door bedrijven beschikbaar worden gesteld.

Bedrijven en non-profit instellingen maken kosten voor de begeleiding van stagiairs en leerlingen die leren en werken combineren, dragen bij aan de kosten van werkgerelateerde opleidingen van werknemers en geven geld uit aan onderzoek dat ze door hogescholen en universiteiten laten uitvoeren. Daarnaast dragen bedrijven bij aan de kinderopvangtoeslag en geven ze studiebeurzen aan studenten in het hoger onderwijs. Bedrijven ontvangen subsidies en fiscale regelingen van de overheid om ze te stimuleren leerplekken en stageplaatsen beschikbaar te stellen en voor het verzorgen van het leerlingenvervoer.

Organisaties in het buitenland betalen onderwijsinstellingen voor het uitvoeren van onderzoek. De Europese Unie verstrekt middelen en subsidies voor onderwijs aan onderwijsinstellingen en de Nederlandse overheid. Buitenlandse overheden geven bijdragen aan internationale scholen in Nederland die onder hun nationaliteit opereren.

De statistiek Onderwijsuitgaven wordt samengesteld op kasbasis. Dit wil zeggen dat de onderwijsuitgaven en -ontvangsten worden toegekend aan het jaar waarin ze daadwerkelijk worden uitgegeven of ontvangen. De activiteit of transactie die bij de uitgave of ontvangst hoort kan echter in een ander jaar plaatsvinden.

De tabel bevat ook verschillende indicatoren die (inter)nationaal worden gebruikt om de uitgaven aan onderwijs te vergelijken en in een bredere context te plaatsen. De indicatoren zijn samengesteld op basis van bepalingen van het CBS en/of de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling). Alle gepresenteerde cijfers zijn berekend volgens de gestandaardiseerde definities van de OESO.

Gegevens beschikbaar vanaf: 1995

Status van de cijfers:
De cijfers in deze tabel van 1995 tot en met 2023 zijn definitief. De cijfers van 2024 zijn voorlopig.

Wijzigingen per 24 december 2025:
De definitieve cijfers van 2023 en de voorlopige cijfers van 2024 zijn toegevoegd.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
In december 2026 worden de definitieve cijfers over 2024 en de voorlopige cijfers over 2025 gepubliceerd.

Toelichting onderwerpen

Uitgaven aan onderwijs
De uitgaven van de overheid, huishoudens, bedrijven, non-profit instellingen en organisaties in het buitenland aan onderwijsinstellingen en onderwijs en de overheidsuitgaven m.b.t. onderwijs aan huishoudens en bedrijven.
Van deze uitgaven worden de ontvangsten afgetrokken. Voor de overheid de middelen voor onderwijs vanuit de Europese Unie, de rente op studieleningen en de terugontvangen studiefinanciering en tegemoetkoming in de schoolkosten die teveel of ten onrechte werd uitgekeerd. Voor huishoudens de kinderopvangtoeslag, de tegemoetkoming in de schoolkosten, de studiefinanciering die bedoeld is als tegemoetkoming in de uitgaven aan les- en collegegeld, boeken en leermiddelen en openbaar vervoer, studiebeurzen van bedrijven en de vergoeding voor onderwijsvoorzieningen voor jonggehandicapten. Voor bedrijven wordt de tegemoetkoming in de begeleidingskosten van duale leerlingen en stagiairs van de uitgaven afgetrokken. Behalve voor de rente, wordt dit gedaan om dubbeltelling te voorkomen (deze ontvangsten worden namelijk gebruikt voor de dekking van (een deel van) de uitgaven).
Een aantal uitgaven en ontvangsten wordt niet meegenomen in de berekening van de totale uitgaven aan onderwijs. Voor de overheid zijn dit de verstrekte studieleningen en ontvangen aflossingen op studieleningen, voor huishoudens de tegemoetkoming in levensonderhoud, de ontvangen studieleningen en de aflossingen hierop en voor bedrijven de subsidie voor het verzorgen van leerlingenvervoer. Studieleningen en aflossingen op studieleningen worden buiten beschouwing gelaten, omdat leningen niet als echte uitgaven gezien worden; ze worden namelijk na een bepaalde periode terugbetaald.
De tegemoetkoming in het levensonderhoud heeft een algemeen doel zonder raakvlak met onderwijs en de subsidie voor leerlingenvervoer wordt verstrekt aan bedrijven buiten de onderwijssector, die uit commercieel belang vervoer leveren: om deze redenen worden ze niet meegerekend als ontvangst voor onderwijs.
Huishoudens
De uitgaven van huishoudens bestaan uit de uitgaven aan onderwijsinstellingen en overige uitgaven aan onderwijs. Van de uitgaven worden de kinderopvangtoeslag, de vergoeding voor onderwijsvoorzieningen voor jonggehandicapten, de tegemoetkoming in de schoolkosten, een deel van de studiefinanciering en de studiebeurzen van bedrijven afgetrokken. De aflossingen op studieleningen, de tegemoetkoming in levensonderhoud en ontvangen leningen worden buiten beschouwing gelaten bij de bepaling van de totale uitgaven aan onderwijs.
Overige uitgaven
De overige uitgaven van huishoudens aan onderwijs zijn uitgaven die buiten de onderwijsinstellingen worden gedaan, maar nodig zijn om aan het reguliere onderwijs te kunnen deelnemen. Het zijn uitgaven aan boeken, leermiddelen, openbaar vervoer tussen huis en school dat niet door de overheid gesubsidieerd wordt en bijles en huiswerkbegeleiding. Ook de uitgaven van huishoudens aan hun driejarige kinderen die naar een peuterspeelzaal of kinderdagopvang gaan worden bij de overige uitgaven meegenomen. Het betreft de uitgaven toebedeeld aan de educatieve tijdsbesteding van de kinderen. Daarnaast betreft het de uitgaven van huishoudens aan de studiefinanciering en tegemoetkoming in de schoolkosten, namelijk het terugbetalen aan de overheid van teveel ontvangen tegemoetkoming in de schoolkosten en studiefinanciering en de betaling van rente en aflossingen op studieleningen. Voor de bepaling van de totale uitgaven aan onderwijs worden de aflossingen op studieleningen buiten beschouwing gelaten.
Totaal overige uitgaven
De overige uitgaven van huishoudens aan onderwijs zijn uitgaven die buiten de onderwijsinstellingen worden gedaan, maar nodig zijn om aan het reguliere onderwijs te kunnen deelnemen. Het zijn uitgaven aan boeken, leermiddelen, openbaar vervoer tussen huis en school dat niet door de overheid gesubsidieerd wordt, bijles en huiswerkbegeleiding. Ook de uitgaven van huishoudens aan hun driejarige kinderen die naar een peuterspeelzaal of kinderdagopvang gaan worden bij de overige uitgaven meegenomen. Het betreft de uitgaven toebedeeld aan het educatieve deel van de dagbesteding van de kinderen. Daarnaast betreft het de uitgaven van huishoudens aan de studiefinanciering en tegemoetkoming in de schoolkosten, namelijk het terugbetalen aan de overheid van teveel ontvangen tegemoetkoming in de schoolkosten en studiefinanciering en de betaling van rente en aflossingen op studieleningen. Voor de bepaling van de totale uitgaven aan onderwijs worden de aflossingen op studieleningen buiten beschouwing gelaten.
Educatief deel dagbest. peuterspeelz…
Educatief deel dagbesteding peuterspeelzaal, kinderdagopvang.
Voor kinderen vanaf 3 jaar heeft de dagbesteding op peuterspeelzalen en kinderdagopvang een educatieve component, waarbij de ontwikkeling van het kind wordt gestimuleerd. De uitgaven die huishoudens hebben om hun driejarige kinderen naar een peuterspeelzaal of kinderdagopvang te laten gaan, worden gedeeltelijk meegeteld als uitgave aan onderwijs en wel voor het deel dat gerelateerd wordt aan het educatieve deel van de dagbesteding van driejarigen.
Boeken, leermiddelen, OV en bijles
Uitgaven die buiten de onderwijsinstellingen worden gedaan voor boeken, leermiddelen, openbaar vervoer tussen huis en school dat niet door de overheid gesubsidieerd wordt, bijles en huiswerkbegeleiding. Deze aankopen en uitgaven zijn nodig om aan het reguliere onderwijs te kunnen deelnemen.
Teveel ontvangen studiefinanciering en..
Teveel ontvangen studiefinanciering en tegemoetkoming schoolkosten.
De overheid kan teveel of ten onrechte studiefinanciering en tegemoetkoming in de schoolkosten hebben uitbetaald aan huishoudens. Dit moet worden terugbetaald.
Rente op studieleningen
Dit zijn rentebetalingen op zowel onvoorwaardelijke als voorwaardelijke leningen. De rentedragende lening en het collegegeldkrediet zijn onvoorwaardelijke leningen. De basisbeurs, aanvullende beurs en OV-studentenkaart zijn voorwaardelijke leningen. Als een student zijn studie niet op tijd afrondt, wordt de ontvangen studiefinanciering niet omgezet in een gift, maar blijft het een lening die terugbetaald moet worden en waarover rente betaald moet worden.
Aflossingen op studieleningen
Dit zijn aflossingen op zowel onvoorwaardelijke als voorwaardelijke leningen. De rentedragende lening en het collegegeldkrediet zijn onvoorwaardelijke leningen. De basisbeurs, aanvullende beurs en OV-studentenkaart zijn voorwaardelijke leningen. Als een student zijn studie niet op tijd afrondt, wordt de ontvangen studiefinanciering niet omgezet in een gift, maar blijft het een lening die terugbetaald moet worden en waarover rente betaald moet worden. Aflossingen op studieleningen worden buiten beschouwing gelaten bij de bepaling van de totale uitgaven aan onderwijs. Aflossingen op leningen worden niet als echte ontvangsten gezien, maar als terugbetaling van een eerder geleend bedrag.
Bedrijven
De uitgaven van bedrijven en non-profit instellingen aan onderwijsinstellingen en overige uitgaven aan onderwijs.. Van de uitgaven wordt de tegemoetkoming in de begeleidingskosten voor (leer)bedrijven afgetrokken. De subsidie voor leerlingenvervoer wordt buiten beschouwing gelaten bij de bepaling van de totale uitgaven aan onderwijs.
Overige uitgaven
De overige uitgaven van bedrijven en non-profit instellingen aan onderwijs zijn het werkgeversdeel in de kinderopvangtoeslag en de studiebeurzen voor studenten in het hoger onderwijs. Van de kinderopvangtoeslag wordt alleen het deel meegeteld dat gerelateerd wordt aan de educatieve component in de dagbesteding van driejarige kinderen in kinderdagopvang.
Totaal overige uitgaven
De overige uitgaven van bedrijven en non-profit instellingen aan onderwijs zijn het werkgeversdeel in de kinderopvangtoeslag en de studiebeurzen voor studenten in het hoger onderwijs. Van de kinderopvangtoeslag wordt alleen het deel meegeteld dat gerelateerd wordt aan de educatieve component in de dagbesteding van driejarige kinderen in kinderdagopvang.
Kinderopvangtoeslag, educatief deel
Voor kinderen vanaf 3 jaar heeft de dagbesteding op een kinderdagopvang een educatieve component, waarbij de ontwikkeling van het kind wordt gestimuleerd. Bedrijven verstrekken het werkgeversdeel in de kinderopvangtoeslag aan huishoudens. Het deel hiervan dat gerelateerd is aan het educatieve deel van de dagbesteding van driejarigen, wordt meegeteld als uitgave aan onderwijs.
Studiebeurzen
Bedrijven en non-profit instellingen stellen studiebeurzen beschikbaar voor studenten in het hoger onderwijs.