Kwartaalsectorrekeningen; kerncijfers, 2001-2012

Tabeltoelichting


Deze tabel geeft op kwartaalbasis de uitkomsten voor de zogenaamde kerncijfers. Kerncijfers zijn variabelen waarin de belangrijkste informatie over een sector wordt uitgedrukt. Zij geven een beeld van een of enkele belangrijke aspecten van die sector. Voorbeelden zijn: de nettowinst voor belastingen (voor de sector niet-financiële bedrijven), het beschikbaar inkomen (voor de sector huishoudens) en het nationaal inkomen (voor de totale Nederlandse economie).

Deze kerncijfers worden samengesteld voor de totale economie en voor de afzonderlijke hoofdsectoren van de economie: niet-financiële vennootschappen, financiële instellingen, overheid, huishoudens inclusief instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens en het buitenland.

Het reëel beschikbaar inkomen van huishoudens inclusief IZWh over 2006 is in de tabel niet gecorrigeerd voor de effecten van de invoering van een nieuw zorgstelsel per 1 januari 2006. Indien wordt gecorrigeerd voor invoering van het zorgstelsel komt het reëel beschikbaar inkomen van huishoudens inclusief IZWh in 2006 op -1,8% (eerste kwartaal); 4,5% (tweede kwartaal); 1,9% (derde kwartaal); 11,1% (vierde kwartaal); 3,9% (jaar).

Gegevens beschikbaar vanaf: eerste kwartaal 2005; voor de overheid vanaf het eerste kwartaal 2001.

Frequentie: Stopgezet

Status van de cijfers
De cijfers voor de kwartalen van 2009 en eerder zijn definitief. De cijfers voor meer recente kwartalen dragen een (nader) voorlopig karakter.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Deze tabel is stopgezet per 09-10-2012 en vervangen door de tabel Sectorrekeningen; kerngegevens.

Toelichting onderwerpen

Nationaal economie
De totale economie bestaat uit de sectoren niet-financiële
vennootschappen, financiële instellingen, overheid, huishoudens en
instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens. Het
onderscheid tussen de sectoren wordt bepaald aan de hand van
internationaal vastgestelde regels.
Bruto binnenlands product (bbp)
Het bruto binnenlands product (bbp) is het eindresultaat van de
productieve activiteiten van de ingezeten productie-eenheden. Het is
gelijk aan de toegevoegde waarde tegen basisprijzen van alle sectoren
samen, aangevuld met enkele transacties die niet naar sectoren worden
verdeeld. De toegevoegde waarde (basisprijzen) per sector is gelijk aan
het verschil tussen de productie (basisprijzen) en het intermediair
verbruik (aankoopprijzen). De onverdeelde transacties betreffen het saldo
van productgebonden belastingen en subsidies en het verschil toegerekende
en afgedragen btw (belasting over de toegevoegde waarde). Het bbp is ook
gelijk aan de waarde van het in Nederland gevormde inkomen.
Overheid
De sector overheid is het geheel van het Rijk, de provincies, de
gemeenten, de samenwerkingsverbanden op grond van de Wet
Gemeenschappelijke Regelingen, de waterschappen en de publiekrechtelijke
bedrijfsorganisaties. Verder bestaat de overheid uit instellingen die
gecontroleerd en voornamelijk gefinancierd worden door de hiervoor
genoemde eenheden én daarbij niet voor de markt produceren, zoals ProRail,
de Open Universiteit en TNO, en de instanties die de sociale uitkeringen
verstrekken. Tot de overheid behoren ook de overheidsinstellingen die
werkzaam zijn in het buitenland, zoals ambassades. Omgekeerd worden
buitenlandse ambassades en internationale instellingen, zoals Europol en
het Internationaal gerechtshof, niet tot de Nederlandse overheid gerekend.
Vennootschappen maken in principe geen deel uit van de overheid, zelfs al
zijn ze geheel of gedeeltelijk eigendom van overheidsinstellingen, zoals
de NS, Schiphol en DNB (De Nederlandsche Bank). De overheid bestaat uit
verschillende subsectoren:
- Centrale overheid (CO);
- Lokale overheid (LO);
- Wettelijke sociale verzekeringsinstellingen (SV).
Vanuit de bedrijfsklassen gezien bestaat de overheid uit de
bedrijfsklassen overheidsbestuur en sociale verzekering, defensie en
gesubsidieerd onderwijs.
Daarnaast zijn er eenheden in een aantal andere bedrijfsklassen die ook
tot de sector overheid behoren, zoals:
- specifieke activiteiten van gemeenten, zoals reinigingsdiensten
(bedrijfsklasse milieudienstverlening), sociale werkplaatsen
(bedrijfsklasse overige industrie) en medische dienstverlening
(bedrijfsklasse gezondheids- en welzijnszorg) en aparte gemeenschappelijke
regelingen voor deze activiteiten;
- bureaus voor arbeidsbemiddeling, banenpools en het Jeugd Werk
Garantieplan (bedrijfsklasse uitzendbureaus);
- aan universiteiten gelieerde instituten (bedrijfsklasse speur- en
ontwikkelingswerk);
- opvangtehuizen en asielzoekerscentra (bedrijfsklasse gezondheids- en
welzijnszorg);
- ideële organisaties, zoals Oxfam Novib en SNV (bedrijfsklasse overige
dienstverlening n.e.g. (niet elders genoemd)).
Belasting- en premieontvangsten (% bbp)
Het totaal van belastingen en wettelijke sociale premies die de overheid
ontvangt. Belastingen zijn verplichte betalingen aan de overheid waar geen
directe tegenprestatie tegenover staat. De belastingen worden
onderverdeeld in:
- belastingen op productie en invoer;
- belastingen op inkomen en vermogen;
- vermogensheffingen (kapitaaloverdrachten).
Premies zijn betalingen van huishoudens aan wettelijke sociale
verzekeringsinstellingen ter financiering van de sociale uitkeringen.
EMU-saldo (% bbp)
Het vorderingensaldo van de overheid zoals gedefinieerd in de nationale
rekeningen (het verschil tussen de lopende ontvangsten en de
kapitaalontvangsten en de lopende uitgaven en kapitaaluitgaven van de
overheid) plus het rentevoordeel (of min het rentenadeel) dat de overheid
heeft uit door haar afgesloten renteswaps. Het EMU-saldo is één van de
onderdelen van het Groei- en Stabiliteitspact. Een positief saldo staat
voor een overschot en een negatief saldo voor een tekort. EMU staat voor
Economische en Monetaire Unie.
EMU-schuld (% bbp)
De geconsolideerde schuld van de overheid (gewaardeerd tegen de nominale
waarde) exclusief de transitorische schuld en de schuld op de titel
financiële derivaten. Geconsolideerd betekent dat de schuldverhoudingen
binnen de overheid zelf niet worden meegerekend. Door het verschil in
waarderingsgrondslag is de som van de schuldtitels van de EMU-schuld
(nominaal) niet gelijk aan de som van de schuldtitels in de nationale
rekeningen (marktwaarde). De schuld bestaat uit de titels: chartaal geld,
kortlopende waardepapieren, obligaties, kortlopende leningen en
langlopende leningen. De EMU-schuld is één van de onderdelen van het
Groei- en Stabiliteitspact. EMU staat voor Economische en Monetaire Unie.
Totaal inkomsten (% bbp)
Totale inkomsten van de overheid. Tot de inkomsten behoren belastingen,
premies wettelijke sociale verzekering, marktproductie, inkomen uit
vermogen, overige inkomsten n.e.g. (investeringen in eigen beheer,
niet-productgebonden subsidies, toegerekende sociale premies, overige
inkomensoverdrachten, kapitaaloverdrachten). Verkopen van
investeringsgoederen en gronden zijn onder de uitgaven opgenomen met een
minteken.
Totaal uitgaven (% bbp)
Totale uitgaven van de overheid. Tot de uitgaven behoren de beloning van
werknemers, intermediair verbruik, investeringen, uitkeringen wettelijke
sociale verzekering, uitkeringen wettelijke sociale voorziening,
subsidies, inkomen uit vermogen, overige uitgaven n.e.g.
(niet-productgebonden belastingen op productie, uitkeringen rechtstreeks
door werkgevers, overige inkomensoverdrachten, kapitaaloverdrachten, saldo
aan- en verkopen van niet-geproduceerde niet-financiële activa).
Afschrijvingen worden niet gerekend tot de uitgaven, investeringen wel.
Buitenland
In de buitenlandrekening worden alle transacties geregistreerd die het
buitenland heeft met Nederlandse ingezetenen. In de nationale rekeningen
is het buitenland als zodanig geen 'echte' institutionele sector, omdat
niet het hele buitenland wordt beschreven.
Uitvoeroverschot (% bbp)
Het saldo van de uitvoer en de invoer.