Part. huishoudens met (langdurig) laag inkomen/rond sociaal minimum, 2005

Part. huishoudens met (langdurig) laag inkomen/rond sociaal minimum, 2005

Regio's Samenstelling van het huishouden Totaal** (x 1 000) Huish. behorende tot doelpopulatie** Totaal (x 1 000) Huish. behorende tot doelpopulatie** Huishoudens met een laag inkomen (%) Huish. behorende tot doelpopulatie** Huish. onder of rond het sociaal minimum (%) Huish.langd.behorend tot doelpopulatie** Totaal (x 1 000) Huish.langd.behorend tot doelpopulatie** Huish. met een langdurig laag inkomen (%) Huish.langd.behorend tot doelpopulatie** Huish. langdurig onder of rond soc. min. (%)
Nederland Paar zonder kinderen 1.956,6 1.932,5 4 4 1.775,2 1 1
Nederland Paar met kinderen 2.003,1 1.943,8 6 4 1.700,9 2 1
Noord-Nederland (LD) Paar zonder kinderen 220,5 217,8 4 4 200,7 1 1
Noord-Nederland (LD) Paar met kinderen 208,2 202,0 7 4 176,3 2 1
Oost-Nederland (LD) Paar zonder kinderen 402,4 398,2 4 4 368,4 1 1
Oost-Nederland (LD) Paar met kinderen 448,9 436,0 6 4 383,7 1 1
West-Nederland (LD) Paar zonder kinderen 879,3 867,7 4 4 791,2 1 1
West-Nederland (LD) Paar met kinderen 894,2 869,0 6 4 756,1 2 1
Zuid-Nederland (LD) Paar zonder kinderen 454,5 448,8 4 4 414,9 1 1
Zuid-Nederland (LD) Paar met kinderen 451,8 436,8 6 3 384,7 1 1
Groningen (PV) Paar zonder kinderen 72,6 71,5 4 4 65,1 1 1
Groningen (PV) Paar met kinderen 64,8 62,7 8 5 54,7 2 1
Friesland (PV) Paar zonder kinderen 82,0 80,9 4 4 74,4 1 1
Friesland (PV) Paar met kinderen 81,3 79,0 7 4 69,0 2 1
Drenthe (PV) Paar zonder kinderen 65,9 65,4 4 4 61,2 1 1
Drenthe (PV) Paar met kinderen 62,0 60,2 7 4 52,7 2 1
Overijssel (PV) Paar zonder kinderen 130,3 128,9 4 4 119,4 1 1
Overijssel (PV) Paar met kinderen 144,4 139,9 6 4 123,6 2 1
Flevoland (PV) Paar zonder kinderen 37,3 36,9 4 4 33,5 1 1
Flevoland (PV) Paar met kinderen 51,8 50,1 7 4 43,2 1 1
Gelderland (PV) Paar zonder kinderen 234,8 232,5 3 3 215,5 1 1
Gelderland (PV) Paar met kinderen 252,7 246,1 6 3 216,9 1 0
Utrecht (PV) Paar zonder kinderen 133,9 132,7 3 3 120,4 1 1
Utrecht (PV) Paar met kinderen 146,8 143,4 6 3 126,2 1 0
Noord-Holland (PV) Paar zonder kinderen 296,6 292,2 4 4 264,8 1 1
Noord-Holland (PV) Paar met kinderen 294,3 286,2 7 4 248,3 2 1
Zuid-Holland (PV) Paar zonder kinderen 396,2 390,9 4 4 357,8 1 1
Zuid-Holland (PV) Paar met kinderen 406,4 394,5 7 4 342,0 2 1
Zeeland (PV) Paar zonder kinderen 52,6 51,8 4 4 48,2 1 1
Zeeland (PV) Paar met kinderen 46,6 44,8 5 3 39,5 1 0
Noord-Brabant (PV) Paar zonder kinderen 303,7 300,8 3 3 279,1 1 1
Noord-Brabant (PV) Paar met kinderen 311,6 303,5 5 3 268,6 1 1
Limburg (PV) Paar zonder kinderen 150,8 148,0 4 4 135,8 1 1
Limburg (PV) Paar met kinderen 140,2 133,3 7 4 116,1 2 1
Oost-Groningen (CR) Paar zonder kinderen 21,6 21,3 5 4 19,8 1 1
Oost-Groningen (CR) Paar met kinderen 19,5 18,7 8 4 16,3 2 1
Delfzijl en omgeving (CR) Paar zonder kinderen 7,1 7,1 4 4 6,7 x x
Delfzijl en omgeving (CR) Paar met kinderen 6,2 6,0 9 5 5,3 3 x
Overig Groningen (CR) Paar zonder kinderen 43,9 43,1 4 4 38,6 1 1
Overig Groningen (CR) Paar met kinderen 39,1 38,0 8 5 33,1 2 1
Noord-Friesland (CR) Paar zonder kinderen 41,1 40,5 5 4 36,8 1 1
Noord-Friesland (CR) Paar met kinderen 41,3 40,1 7 4 34,7 2 1
Zuidwest-Friesland (CR) Paar zonder kinderen 13,4 13,3 5 5 12,3 1 1
Zuidwest-Friesland (CR) Paar met kinderen 13,7 13,3 7 4 11,7 2 1
Zuidoost-Friesland (CR) Paar zonder kinderen 27,4 27,1 4 4 25,3 1 1
Zuidoost-Friesland (CR) Paar met kinderen 26,3 25,6 7 4 22,6 2 1
Noord-Drenthe (CR) Paar zonder kinderen 25,5 25,3 3 3 23,8 1 1
Noord-Drenthe (CR) Paar met kinderen 23,6 23,1 6 4 20,4 2 1
Zuidoost-Drenthe (CR) Paar zonder kinderen 23,8 23,6 4 4 22,0 1 1
Zuidoost-Drenthe (CR) Paar met kinderen 21,9 21,1 8 5 18,1 2 1
Zuidwest-Drenthe (CR) Paar zonder kinderen 16,6 16,5 3 4 15,4 1 1
Zuidwest-Drenthe (CR) Paar met kinderen 16,5 16,1 7 4 14,2 1 1
Noord-Overijssel (CR) Paar zonder kinderen 38,9 38,6 3 3 35,7 1 1
Noord-Overijssel (CR) Paar met kinderen 46,4 45,3 6 3 40,3 1 1
Zuidwest-Overijssel (CR) Paar zonder kinderen 18,3 18,0 3 3 16,7 1 1
Zuidwest-Overijssel (CR) Paar met kinderen 19,1 18,5 6 3 16,4 2 1
Twente (CR) Paar zonder kinderen 73,1 72,3 4 4 67,0 1 1
Twente (CR) Paar met kinderen 78,9 76,0 7 4 66,9 2 1
Veluwe (CR) Paar zonder kinderen 73,6 73,0 3 3 68,7 1 1
Veluwe (CR) Paar met kinderen 83,6 81,6 5 3 72,4 1 0
Achterhoek (CR) Paar zonder kinderen 51,4 50,9 4 4 47,4 1 1
Achterhoek (CR) Paar met kinderen 53,0 51,4 5 3 45,3 1 1
Arnhem/Nijmegen (CR) Paar zonder kinderen 83,5 82,7 4 4 75,0 1 1
Arnhem/Nijmegen (CR) Paar met kinderen 82,8 80,4 6 4 70,1 1 1
Zuidwest-Gelderland (CR) Paar zonder kinderen 26,2 25,9 3 3 24,4 1 1
Zuidwest-Gelderland (CR) Paar met kinderen 33,4 32,7 5 3 29,0 1 1
Utrecht (CR) Paar zonder kinderen 133,9 132,7 3 3 120,4 1 1
Utrecht (CR) Paar met kinderen 146,8 143,4 6 3 126,2 1 0
Kop van Noord-Holland (CR) Paar zonder kinderen 45,6 45,2 4 4 42,4 1 1
Kop van Noord-Holland (CR) Paar met kinderen 48,2 47,2 5 3 41,9 1 0
Alkmaar en omgeving (CR) Paar zonder kinderen 28,3 28,0 3 3 25,7 1 1
Alkmaar en omgeving (CR) Paar met kinderen 28,9 28,2 5 3 24,9 1 0
IJmond (CR) Paar zonder kinderen 23,8 23,6 2 2 22,6 1 1
IJmond (CR) Paar met kinderen 24,1 23,6 4 3 21,3 1 0
Agglomeratie Haarlem (CR) Paar zonder kinderen 26,3 25,9 4 4 23,8 1 1
Agglomeratie Haarlem (CR) Paar met kinderen 24,0 23,2 6 3 20,3 1 0
Zaanstreek (CR) Paar zonder kinderen 19,2 19,0 3 3 17,9 0 1
Zaanstreek (CR) Paar met kinderen 19,7 19,2 5 3 17,0 1 0
Groot-Amsterdam (CR) Paar zonder kinderen 124,1 121,5 5 5 105,3 1 1
Groot-Amsterdam (CR) Paar met kinderen 120,1 116,2 9 5 98,0 3 1
Het Gooi en Vechtstreek (CR) Paar zonder kinderen 29,3 29,1 3 3 27,1 0 1
Het Gooi en Vechtstreek (CR) Paar met kinderen 29,3 28,6 5 4 25,0 1 0
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek (CR) Paar zonder kinderen 44,2 43,7 3 3 39,6 0 1
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek (CR) Paar met kinderen 49,2 47,9 4 3 42,3 1 0
Agglomeratie 's-Gravenhage (CR) Paar zonder kinderen 84,7 83,2 4 4 74,5 1 1
Agglomeratie 's-Gravenhage (CR) Paar met kinderen 81,9 78,7 9 5 66,2 2 1
Delft en Westland (CR) Paar zonder kinderen 24,3 24,0 3 4 22,1 1 1
Delft en Westland (CR) Paar met kinderen 25,7 25,2 6 4 22,2 1 1
Oost-Zuid-Holland (CR) Paar zonder kinderen 38,3 38,0 3 3 35,5 0 1
Oost-Zuid-Holland (CR) Paar met kinderen 43,7 42,8 5 3 38,0 1 0
Groot-Rijnmond (CR) Paar zonder kinderen 157,2 155,1 4 4 142,4 1 1
Groot-Rijnmond (CR) Paar met kinderen 153,6 148,8 8 5 127,9 2 1
Zuidoost-Zuid-Holland (CR) Paar zonder kinderen 47,4 47,0 3 3 43,8 1 1
Zuidoost-Zuid-Holland (CR) Paar met kinderen 52,4 51,2 5 3 45,4 1 0
Zeeuwsch-Vlaanderen (CR) Paar zonder kinderen 15,9 15,6 5 4 14,3 1 1
Zeeuwsch-Vlaanderen (CR) Paar met kinderen 12,9 12,1 5 3 10,5 1 x
Overig Zeeland (CR) Paar zonder kinderen 36,6 36,3 4 3 33,9 1 1
Overig Zeeland (CR) Paar met kinderen 33,7 32,7 6 3 29,0 1 0
West-Noord-Brabant (CR) Paar zonder kinderen 80,5 79,6 3 3 73,7 1 1
West-Noord-Brabant (CR) Paar met kinderen 77,1 74,8 5 3 65,9 1 1
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel geeft het aantal huishoudens met een (langdurig) laag inkomen
en het aantal huishoudens met een (langdurig) inkomen onder of rond het
sociaal minimum, uitgesplitst naar samenstelling van het huishouden.
De cijfers zijn uitgesplitst naar landsdeel, provincie, corop-gebied,
grootstedelijke agglomeratie, stadsgewest en gemeente.

De gegevens komen uit het Regionaal Inkomensonderzoek (RIO) 2005 van
het CBS. De peildatum is 1 januari 2006; de inkomensgegevens hebben
betrekking op het onderzoeksjaar 2005. Het betreft nader voorlopige
cijfers.

Wijzigingen ten opzicht van de vorige versie

Wijzigingen november 2008:
Aan de tabel is informatie toegevoegd over huishoudens die ook in
de voorafgaande drie jaar behoorden tot de doelpopulatie, een laag
inkomen hadden en/of een inkomen onder of rond het sociaal minimum
hadden.


Frequentie: eenmalig
Omdat de gemeentelijke indeling jaarlijks kan veranderen worden de
uitkomsten
uit het RIO voor elk afzonderlijk onderzoeksjaar gepubliceerd;
samenvoeging of splitsing van gemeenten heeft tot gevolg dat alle
informatie gerelateerd aan het inkomen in een nieuw gevormde of
gesplitste gemeente aanzienlijk kan wijzigen waardoor
vergelijkbaarheid in de tijd niet mogelijk is.

Toelichting onderwerpen

Totaal**
De hier opgenomen populatie betreft het aantal particuliere huishoudens
met inkomen.
Huish. behorende tot doelpopulatie**
De doelpopulatie bestaat uit particuliere huishoudens waarvan de
hoofdkostwinner (of eventuele partner) een volledig jaarinkomen heeft en
niet afhankelijk is van studiefinanciering; deze populatie dient als
basis voor het percentage huishoudens met een laag inkomen of als basis
voor het percentage huishoudens onder of rond het sociaal minimum .
Totaal
Aantal huishoudens behorende tot de doelpopulatie.
De doelpopulatie bestaat uit particuliere huishoudens waarvan de
hoofdkostwinner (of eventuele partner) een volledig jaarinkomen heeft en
niet afhankelijk is van studiefinanciering; deze populatie dient als
basis voor het percentage huishoudens met een laag inkomen of als basis
voor het percentage huishoudens onder of rond het sociaal minimum .
Huishoudens met een laag inkomen
Het percentage huishoudens met een laag inkomen.
De lage-inkomensgrens is vastgesteld op 9.249 euro in prijzen van het
jaar 2000.
Dit bedrag komt inkoopkracht ongeveer overeen met de koopkracht van een
Bijstandsuitkering voor een alleenstaande in 1979, toen deze op zijn
hoogst was.
Het inkomensbegrip dat in deze publicatie wordt gehanteerd, is het
besteedbaar inkomen verminderd met eventueel ontvangen
huursubsidie. Om te bepalen hoe het inkomen van een huishouden zich
verhoudt tot de lage-inkomensgrens, wordt het inkomen van
een huishouden gecorrigeerd voor verschillen in huishoudenssamenstelling
en voor de prijsontwikkeling. De correctie voor verschillen in
samenstelling vindt plaats met behulp van equivalentiefactoren.
In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het
gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Met
behulp van de equivalentiefactoren worden alle inkomens herleid tot het
inkomen van een eenpersoonshuishouden. Op deze wijze zijn de
inkomensniveaus van huishoudens onderling vergelijkbaar gemaakt.
Vervolgens wordt dit gestandaardiseerde inkomen (met
consumentenprijsindices) herleid naar het prijspeil in 2000.
Het resulterende inkomen is laag wanneer het minder is dan 9.249 euro.
Huish. onder of rond het sociaal minimum
Het percentage huishoudens onder of rond het sociaal minimum.
Het sociale minimum (of het beleidsmatig minimum) is het wettelijk
bestaansminimum zoals dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld.
Om te kunnen beoordelen hoe het besteedbaar inkomen van een huishouden
zich verhoudt tot het minimum, moet aan de hand van de regelgeving worden
vastgesteld welke norm voor het desbetreffende huishouden van toepassing
is. De norm voor een (echt)paar met uitsluitend minderjarige kinderen,
bijvoorbeeld, is gelijkgesteld aan de bijstandsuitkering van een
echtpaar, aangevuld met de (leeftijdsafhankelijke) kinderbijslag. Bij
65-plussers is het bedrag aan AOW-pensioen als norm gekozen.
Het waargenomen inkomen van huishoudens die uitsluitend op een
bijstandsuitkering zijn aangewezen, wijkt in veel gevallen in geringe
mate af van de vastgestelde normbedragen. Zouden de normbedragen als
inkomensgrens worden gehanteerd, dan valt een deel van deze huishoudens
met hun inkomen net boven het sociale minimum. Daarom is niet 100%, maar
105% van het sociaal minimum als inkomensgrens gehanteerd.
Huish.langd.behorend tot doelpopulatie**
Huishoudens behorende tot de doelpopulatie ook in de voorafgaande drie
jaar.
De doelpopulatie bestaat uit particuliere huishoudens waarvan de
hoofdkostwinner (of eventuele partner) een volledig jaarinkomen heeft en
niet afhankelijk is van studiefinanciering. 'Huishoudens langdurig in
doelpopulatie' dient als basis voor het percentage huishoudens met
langdurig een laag inkomen of als basis voor het percentage huishoudens
langdurig onder of rond het sociaal minimum .
Totaal
Aantal huishoudens ook in de voorafgaande drie jaar behorende tot de
doelpopulatie.
De doelpopulatie bestaat uit particuliere huishoudens waarvan de
hoofdkostwinner (of eventuele partner) een volledig jaarinkomen heeft en
niet afhankelijk is van studiefinanciering. 'Huishoudens langdurig in
doelpopulatie' dient als basis voor het percentage huishoudens met
langdurig een laag inkomen of als basis voor het percentage huishoudens
langdurig onder of rond het sociaal minimum .
Huish. met een langdurig laag inkomen
Het percentage huishoudens met een laag inkomen ook in de voorafgaande
drie jaar.
De lage-inkomensgrens is vastgesteld op 9.249 euro in prijzen van het
jaar 2000.
Dit bedrag komt in koopkracht ongeveer overeen met de koopkracht van een
Bijstandsuitkering voor een alleenstaande in 1979, toen deze op zijn
hoogst was.
Het inkomensbegrip dat in deze publicatie wordt gehanteerd, is het
besteedbaar inkomen verminderd met eventueel ontvangen
huursubsidie. Om te bepalen hoe het inkomen van een huishouden zich
verhoudt tot de lage-inkomensgrens, wordt het inkomen van
een huishouden gecorrigeerd voor verschillen in huishoudenssamenstelling
en voor de prijsontwikkeling. De correctie voor verschillen in
samenstelling vindt plaats met behulp van equivalentiefactoren.
In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het
gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Met
behulp van de equivalentiefactoren worden alle inkomens herleid tot het
inkomen van een eenpersoonshuishouden. Op deze wijze zijn de
inkomensniveaus van huishoudens onderling vergelijkbaar gemaakt.
Vervolgens wordt dit gestandaardiseerde inkomen (met
consumentenprijsindices) herleid naar het prijspeil in 2000.
Het resulterende inkomen is laag wanneer het minder is dan 9.249 euro.
Huish. langdurig onder of rond soc. min.
Het percentage huishoudens onder of rond het sociaal minimum ook in de
voorafgaande drie jaar.
Het sociale minimum (of het beleidsmatig minimum) is het wettelijk
bestaansminimum zoals dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld.
Om te kunnen beoordelen hoe het besteedbaar inkomen van een huishouden
zich verhoudt tot het minimum, moet aan de hand van de regelgeving worden
vastgesteld welke norm voor het desbetreffende huishouden van toepassing
is. De norm voor een (echt)paar met uitsluitend minderjarige kinderen,
bijvoorbeeld, is gelijkgesteld aan de bijstandsuitkering van een
echtpaar, aangevuld met de (leeftijdsafhankelijke) kinderbijslag. Bij
65-plussers is het bedrag aan AOW-pensioen als norm gekozen.
Het waargenomen inkomen van huishoudens die uitsluitend op een
bijstandsuitkering zijn aangewezen, wijkt in veel gevallen in geringe
mate af van de vastgestelde normbedragen. Zouden de normbedragen als
inkomensgrens worden gehanteerd, dan valt een deel van deze huishoudens
met hun inkomen net boven het sociale minimum. Daarom is niet 100%, maar
105% van het sociaal minimum als inkomensgrens gehanteerd.