Particuliere huishoudens met laag inkomen / rond soc. minimum, 2004

Particuliere huishoudens met laag inkomen / rond soc. minimum, 2004

Regio's Samenstelling van het huishouden Aantal huishoudens* (x 1 000) Aant. huish.behorende tot doelpopulatie* (x 1 000) Aant. huish. met een laag inkomen* (%) Aant. huish. onder of rond soc. min.* (%)
Nederland Totaal particulier huishouden 6.725,6 6.432,3 9 9
Nederland Eenpersoonshuishouden 2.123,2 2.014,2 14 13
Nederland Paar zonder kinderen 1.992,6 1.932,8 4 4
Nederland Paar met kinderen 1.983,0 1.901,8 8 5
Nederland Eenoudergezin 411,3 383,1 22 27
Noord-Nederland (LD) Totaal particulier huishouden 700,7 673,9 10 9
Noord-Nederland (LD) Eenpersoonshuishouden 213,0 204,3 15 14
Noord-Nederland (LD) Paar zonder kinderen 224,6 217,8 4 5
Noord-Nederland (LD) Paar met kinderen 207,8 199,9 9 6
Noord-Nederland (LD) Eenoudergezin 38,6 36,3 23 29
Oost-Nederland (LD) Totaal particulier huishouden 1.354,8 1.303,5 9 8
Oost-Nederland (LD) Eenpersoonshuishouden 378,8 361,8 13 12
Oost-Nederland (LD) Paar zonder kinderen 410,6 399,7 4 4
Oost-Nederland (LD) Paar met kinderen 443,9 428,0 7 5
Oost-Nederland (LD) Eenoudergezin 74,5 69,6 21 26
West-Nederland (LD) Totaal particulier huishouden 3.225,7 3.071,7 10 9
West-Nederland (LD) Eenpersoonshuishouden 1.123,0 1.059,2 14 14
West-Nederland (LD) Paar zonder kinderen 896,5 868,8 4 4
West-Nederland (LD) Paar met kinderen 881,3 843,0 8 5
West-Nederland (LD) Eenoudergezin 219,2 203,5 22 27
Zuid-Nederland (LD) Totaal particulier huishouden 1.444,4 1.383,2 9 8
Zuid-Nederland (LD) Eenpersoonshuishouden 408,4 388,9 13 13
Zuid-Nederland (LD) Paar zonder kinderen 460,9 446,5 4 4
Zuid-Nederland (LD) Paar met kinderen 449,9 430,9 7 5
Zuid-Nederland (LD) Eenoudergezin 79,1 73,6 22 26
Groningen (PV) Totaal particulier huishouden 239,9 229,8 11 10
Groningen (PV) Eenpersoonshuishouden 79,7 76,1 17 15
Groningen (PV) Paar zonder kinderen 75,2 72,6 5 5
Groningen (PV) Paar met kinderen 64,7 62,1 9 6
Groningen (PV) Eenoudergezin 14,5 13,7 25 31
Friesland (PV) Totaal particulier huishouden 263,2 253,1 10 9
Friesland (PV) Eenpersoonshuishouden 79,2 75,9 15 14
Friesland (PV) Paar zonder kinderen 82,7 80,3 5 5
Friesland (PV) Paar met kinderen 81,2 78,2 9 6
Friesland (PV) Eenoudergezin 14,3 13,5 22 27
Drenthe (PV) Totaal particulier huishouden 197,6 191,0 8 8
Drenthe (PV) Eenpersoonshuishouden 54,1 52,3 12 11
Drenthe (PV) Paar zonder kinderen 66,6 64,9 4 4
Drenthe (PV) Paar met kinderen 61,9 59,6 8 6
Drenthe (PV) Eenoudergezin 9,7 9,2 23 29
Overijssel (PV) Totaal particulier huishouden 435,2 419,2 9 8
Overijssel (PV) Eenpersoonshuishouden 122,3 117,2 13 12
Overijssel (PV) Paar zonder kinderen 132,6 129,0 4 4
Overijssel (PV) Paar met kinderen 143,2 138,1 8 5
Overijssel (PV) Eenoudergezin 22,2 20,8 21 27
Flevoland (PV) Totaal particulier huishouden 140,1 133,1 10 9
Flevoland (PV) Eenpersoonshuishouden 35,6 33,3 15 14
Flevoland (PV) Paar zonder kinderen 38,3 37,1 4 4
Flevoland (PV) Paar met kinderen 50,3 48,0 8 6
Flevoland (PV) Eenoudergezin 10,9 10,0 24 28
Gelderland (PV) Totaal particulier huishouden 779,5 751,2 8 8
Gelderland (PV) Eenpersoonshuishouden 220,9 211,4 13 12
Gelderland (PV) Paar zonder kinderen 239,7 233,6 4 4
Gelderland (PV) Paar met kinderen 250,5 241,8 7 5
Gelderland (PV) Eenoudergezin 41,4 38,8 20 25
Utrecht (PV) Totaal particulier huishouden 475,1 454,5 8 8
Utrecht (PV) Eenpersoonshuishouden 152,9 144,6 12 11
Utrecht (PV) Paar zonder kinderen 136,3 132,5 3 3
Utrecht (PV) Paar met kinderen 144,5 138,8 7 5
Utrecht (PV) Eenoudergezin 26,7 25,0 20 24
Noord-Holland (PV) Totaal particulier huishouden 1.135,4 1.079,4 11 10
Noord-Holland (PV) Eenpersoonshuishouden 425,4 400,3 15 14
Noord-Holland (PV) Paar zonder kinderen 301,7 291,9 4 4
Noord-Holland (PV) Paar met kinderen 289,5 277,1 8 6
Noord-Holland (PV) Eenoudergezin 82,1 76,2 21 26
Zuid-Holland (PV) Totaal particulier huishouden 1.456,5 1.385,9 10 10
Zuid-Holland (PV) Eenpersoonshuishouden 497,4 469,3 14 14
Zuid-Holland (PV) Paar zonder kinderen 405,5 393,1 4 4
Zuid-Holland (PV) Paar met kinderen 400,9 382,5 8 5
Zuid-Holland (PV) Eenoudergezin 102,3 94,8 23 28
Zeeland (PV) Totaal particulier huishouden 158,7 151,9 8 8
Zeeland (PV) Eenpersoonshuishouden 47,3 44,9 12 11
Zeeland (PV) Paar zonder kinderen 53,0 51,4 4 4
Zeeland (PV) Paar met kinderen 46,5 44,5 7 5
Zeeland (PV) Eenoudergezin 8,1 7,5 22 26
Noord-Brabant (PV) Totaal particulier huishouden 970,9 933,9 8 8
Noord-Brabant (PV) Eenpersoonshuishouden 270,3 257,9 13 12
Noord-Brabant (PV) Paar zonder kinderen 308,2 299,9 4 4
Noord-Brabant (PV) Paar met kinderen 309,5 298,2 7 5
Noord-Brabant (PV) Eenoudergezin 51,8 48,5 21 25
Limburg (PV) Totaal particulier huishouden 473,5 449,3 10 9
Limburg (PV) Eenpersoonshuishouden 138,1 131,0 15 14
Limburg (PV) Paar zonder kinderen 152,7 146,6 5 5
Limburg (PV) Paar met kinderen 140,4 132,7 8 5
Limburg (PV) Eenoudergezin 27,3 25,1 23 29
Oost-Groningen (CR) Totaal particulier huishouden 65,2 62,7 10 9
Oost-Groningen (CR) Eenpersoonshuishouden 18,5 17,8 16 14
Oost-Groningen (CR) Paar zonder kinderen 22,1 21,4 5 5
Oost-Groningen (CR) Paar met kinderen 19,4 18,5 9 6
Oost-Groningen (CR) Eenoudergezin 3,6 3,4 25 31
Delfzijl en omgeving (CR) Totaal particulier huishouden 21,8 21,1 10 10
Delfzijl en omgeving (CR) Eenpersoonshuishouden 6,4 6,2 15 15
Delfzijl en omgeving (CR) Paar zonder kinderen 7,2 7,1 5 5
Delfzijl en omgeving (CR) Paar met kinderen 6,4 6,1 9 6
Delfzijl en omgeving (CR) Eenoudergezin 1,2 1,1 30 38
Overig Groningen (CR) Totaal particulier huishouden 152,9 146,0 12 11
Overig Groningen (CR) Eenpersoonshuishouden 54,8 52,1 17 16
Overig Groningen (CR) Paar zonder kinderen 45,9 44,1 4 5
Overig Groningen (CR) Paar met kinderen 38,9 37,4 9 6
Overig Groningen (CR) Eenoudergezin 9,7 9,1 24 30
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Sinds 1946 houdt het Centraal Bureau voor de Statistiek regelmatig
onderzoek naar de regionale inkomensverdeling. Deze onderzoeken zijn
voornamelijk gebaseerd op registers afkomstig van het Ministerie van
Financiën (de fiscale registers) en de Nederlandse gemeenten
(de bevolkingsregisters = GBA).
De uiteindelijke RIO resultaten zijn gebaseerd op een steekproef
van 1,9 miljoen huishoudens.

Inkomensverdelingen van personen en huishoudens, per landsdeel,
provincie, corop-gebied, grootstedelijke agglomeratie, stadsgewest
en gemeente.

Gegevens beschikbaar vanaf: 2004
De cijfers uit het Regionaal Inkomensonderzoek (RIO) 2004
zijn voorlopige cijfers.

Frequentie: eenmalig
Omdat de gemeentelijke indeling jaarlijks verandert worden de
uitkomsten uit het RIO voor elk afzonderlijk onderzoeksjaar
gepubliceerd; samenvoeging of splitsing van gemeenten heeft tot
gevolg dat alle informatie gerelateerd aan het inkomen in een
nieuw gevormde of gesplitste gemeente aanzienlijk kan wijzigen
waardoor vergelijkbaarheid in de tijd niet mogelijk is.

Toelichting onderwerpen

Aantal huishoudens*
De hier opgenomen populatie betreft particuliere huishoudens met inkomen.
Aant. huish.behorende tot doelpopulatie*
De doelpopulatie bestaat uit particuliere huishoudens waarvan de
hoofdkostwinner (of eventuele partner) een volledig jaarinkomen heeft en
niet afhankelijk is van studiefinanciering; deze populatie dient als
basis voor het percentage huishoudens met een laag inkomen of als basis
voor het percentage huishoudens onder of rond het sociaal minimum .
Aant. huish. met een laag inkomen*
Het percentage huishoudens met een laag inkomen met de desbetreffende
huishoudenssamenstelling.
De lage-inkomensgrens is vastgesteld op 9.249 euro in prijzen van het
jaar 2000.
Dit bedrag komt inkoopkracht ongeveer overeen met de koopkracht van een
bijstandsuitkeringvoor een alleenstaande in 1979, toen deze op zijn
hoogst was.
Het inkomensbegrip dat in deze publicatie wordt gehanteerd, is het
besteedbaar inkomen verminderd met eventueel ontvangen
huursubsidie. Om te bepalen hoe het inkomen van een huishouden zich
verhoudt tot de lage-inkomensgrens, wordt het inkomen van
een huishouden gecorrigeerd voor verschillen in huishoudenssamenstelling
en voor de prijsontwikkeling. De correctie voor verschillen in
samenstelling vindt plaats met behulp van equivalentiefactoren.
In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het
gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Met
behulp van de equivalentiefactoren worden alle inkomens herleid tot het
inkomen van een eenpersoonshuishouden. Op deze wijze zijn de
inkomensniveaus van huishoudens onderling vergelijkbaar gemaakt.
Vervolgens wordt dit gestandaardiseerde inkomen (met
consumentenprijsindices) herleid naar het prijspeil in 2000.
Het resulterende inkomen is laag wanneer het minder is dan 9.249 euro.
Aant. huish. onder of rond soc. min.*
Het sociale minimum (of het beleidsmatig minimum) is het wettelijk
bestaansminimum zoals dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld.
Om te kunnen beoordelen hoe het besteedbaar inkomen van een huishouden
zich verhoudt tot het minimum, moet aan de hand van de regelgeving worden
vastgesteld welke norm voor het desbetreffende huishouden van toepassing
is. De norm voor een (echt)paar met uitsluitend minderjarige kinderen,
bijvoorbeeld, is gelijkgesteld aan de bijstandsuitkering van een
echtpaar, aangevuld met de (leeftijdsafhankelijke) kinderbijslag. Bij
65-plussers is het bedrag aan AOW-pensioen als norm gekozen.
Het waargenomen inkomen van huishoudens die uitsluitend op een
bijstandsuitkering zijn aangewezen, wijkt in veel gevallen in geringe
mate af van de vastgestelde normbedragen. Zouden de normbedragen als
inkomensgrens worden gehanteerd, dan valt een deel van deze huishoudens
met hun inkomen net boven het sociale minimum. Daarom is niet 100%, maar
105% van het sociaal minimum als inkomensgrens gehanteerd.