Part. huish. (52 wk. ink.) als basis voor huish. met laag inkomen, 2002

Part. huish. (52 wk. ink.) als basis voor huish. met laag inkomen, 2002

Regio's Samenstelling van het huishouden Aantal huishoudens met 52 weken inkomen (x 1 000) Percentage huish. met een laag inkomen (%)
Nederland Totaal particulier huishouden 6.542,5 9,3
Nederland Eenpersoonshuishouden 2.075,1 13,7
Nederland Paar zonder kinderen 2.000,0 4,3
Nederland Paar met kinderen 1.892,4 6,3
Nederland Eenoudergezin 320,3 30,7
Groningen (gemeente) Totaal particulier huishouden 75,5 14,4
Groningen (gemeente) Eenpersoonshuishouden 36,4 18,7
Groningen (gemeente) Paar zonder kinderen 21,0 4,9
Groningen (gemeente) Paar met kinderen 12,2 8,8
Groningen (gemeente) Eenoudergezin 3,7 42,7
Leeuwarden Totaal particulier huishouden 39,1 13,2
Leeuwarden Eenpersoonshuishouden 16,3 18,3
Leeuwarden Paar zonder kinderen 11,7 4,5
Leeuwarden Paar met kinderen 7,9 8,8
Leeuwarden Eenoudergezin 2,0 40,6
Assen Totaal particulier huishouden 25,1 10,4
Assen Eenpersoonshuishouden 8,0 15,9
Assen Paar zonder kinderen 8,0 3,4
Assen Paar met kinderen 7,0 7,0
Assen Eenoudergezin 1,3 34,9
Zwolle Totaal particulier huishouden 45,7 9,2
Zwolle Eenpersoonshuishouden 16,3 13,6
Zwolle Paar zonder kinderen 14,0 3,7
Zwolle Paar met kinderen 12,0 5,5
Zwolle Eenoudergezin 2,0 33,5
Arnhem Totaal particulier huishouden 58,1 9,8
Arnhem Eenpersoonshuishouden 23,2 13,0
Arnhem Paar zonder kinderen 17,3 4,9
Arnhem Paar met kinderen 12,4 7,0
Arnhem Eenoudergezin 2,6 28,9
Utrecht (gemeente) Totaal particulier huishouden 113,5 11,8
Utrecht (gemeente) Eenpersoonshuishouden 51,1 14,7
Utrecht (gemeente) Paar zonder kinderen 30,0 4,7
Utrecht (gemeente) Paar met kinderen 21,7 10,5
Utrecht (gemeente) Eenoudergezin 5,2 35,4
Amsterdam Totaal particulier huishouden 351,8 16,9
Amsterdam Eenpersoonshuishouden 182,1 19,0
Amsterdam Paar zonder kinderen 72,3 6,5
Amsterdam Paar met kinderen 50,4 15,4
Amsterdam Eenoudergezin 30,2 34,7
Haarlem Totaal particulier huishouden 66,1 9,3
Haarlem Eenpersoonshuishouden 27,6 12,6
Haarlem Paar zonder kinderen 18,2 4,0
Haarlem Paar met kinderen 14,4 5,7
Haarlem Eenoudergezin 3,1 29,3
's-Gravenhage (gemeente) Totaal particulier huishouden 207,2 14,4
's-Gravenhage (gemeente) Eenpersoonshuishouden 93,5 16,1
's-Gravenhage (gemeente) Paar zonder kinderen 48,0 5,9
's-Gravenhage (gemeente) Paar met kinderen 39,4 12,2
's-Gravenhage (gemeente) Eenoudergezin 15,6 37,7
Middelburg (Z.) Totaal particulier huishouden 19,4 9,4
Middelburg (Z.) Eenpersoonshuishouden 6,6 15,1
Middelburg (Z.) Paar zonder kinderen 6,3 3,2
Middelburg (Z.) Paar met kinderen 5,2 5,8
Middelburg (Z.) Eenoudergezin 0,8 33,0
's-Hertogenbosch Totaal particulier huishouden 55,4 10,0
's-Hertogenbosch Eenpersoonshuishouden 18,9 14,5
's-Hertogenbosch Paar zonder kinderen 16,5 5,0
's-Hertogenbosch Paar met kinderen 14,9 6,1
's-Hertogenbosch Eenoudergezin 2,6 34,7
Maastricht Totaal particulier huishouden 50,6 12,6
Maastricht Eenpersoonshuishouden 18,9 17,5
Maastricht Paar zonder kinderen 15,3 6,5
Maastricht Paar met kinderen 11,6 7,6
Maastricht Eenoudergezin 2,9 35,0
Lelystad Totaal particulier huishouden 27,5 11,6
Lelystad Eenpersoonshuishouden 7,9 18,0
Lelystad Paar zonder kinderen 8,4 4,8
Lelystad Paar met kinderen 8,1 8,7
Lelystad Eenoudergezin 1,7 30,0
Bron: cbs.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Sinds 1946 houdt het Centraal Bureau voor de Statistiek regelmatig
onderzoek naar de regionale inkomensverdeling. Deze onderzoeken zijn
voornamelijk gebaseerd op registers afkomstig van het Ministerie van
Financiën (de fiscale registers) en de Nederlandse gemeenten
(de bevolkingsregisters = GBA).
De uiteindelijke resultaten uit het Regionaal Inkomensonderzoek (RIO)
zijn gebaseerd op een steekproef van 1,9 miljoen huishoudens.

Inkomensverdelingen van personen en huishoudens, per landsdeel,
provincie, corop-gebied, grootstedelijke agglomeratie, stadsgewest
en gemeente.

Gegevens beschikbaar vanaf: 2002
De peildatum is 1 januari 2003; de gegevens hebben betrekking op het
onderzoeksjaar 2002.

Frequentie: eenmalig
Omdat de gemeentelijke indeling jaarlijks verandert worden de
uitkomsten uit het RIO voor elk afzonderlijk onderzoeksjaar
gepubliceerd; samenvoeging of splitsing van gemeenten heeft tot
gevolg dat alle informatie gerelateerd aan het inkomen in een
nieuw gevormde of gesplitste gemeente aanzienlijk kan wijzigen
waardoor vergelijkbaarheid in de tijd niet mogelijk is.

Toelichting onderwerpen

Aantal huishoudens met 52 weken inkomen
Aantal particuliere huishoudens met 52 weken inkomen als basis voor het
percentage huishoudens met een laag inkomen
Percentage huish. met een laag inkomen
Het percentage huishoudens met een laag inkomen met de desbetreffende
huishoudenssamenstelling.
De lage-inkomensgrens is vastgesteld op 9.249 euro. Dit bedrag komt in
koopkracht ongeveer overeen met de koopkracht van een bijstandsuitkering
voor een alleenstaande in 1979, toen deze op zijn hoogst was. Het
inkomensbegrip dat in deze publicatie wordt gehanteerd, is het
besteedbaar inkomen verminderd met eventueel ontvangen
huursubsidie. Om te bepalen hoe het inkomen van een huishouden zich
verhoudt tot de lage-inkomensgrens, wordt het inkomen van
een huishouden gecorrigeerd voor verschillen in huishoudenssamenstelling
en voor de prijsontwikkeling. De correctie voor verschillen in
samenstelling vindt plaats met behulp van equivalentiefactoren.
In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het
gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Met
behulp van de equivalentiefactoren worden alle inkomens herleid tot het
inkomen van een eenpersoonshuishouden. Op deze wijze zijn de
inkomensniveaus van huishoudens onderling vergelijkbaar gemaakt.
Vervolgens ordt dit gestandaardiseerde inkomen (met
consumentenprijsindices) herleid naar het prijspeil in 2000.
Het resulterende inkomen is laag wanneer het minder is dan 9.249 euro.