Overheidsuitgaven; regulier onderwijs, 1900 - 2008

Overheidsuitgaven; regulier onderwijs, 1900 - 2008

Perioden Totaal overheidsuitgaven voor onderwijs (mln euro) (Pre-)primair onderwijs Totaal uitgaven (pre-)primair onderwijs (mln euro) Secundair onderwijs Totaal uitgaven secundair onderwijs (mln euro) Tertiair onderwijs Totaal uitgaven tertiair onderwijs (mln euro) Studietoelagen, studentenvoorzieningen (mln euro) Per hoofd van de bevolking (euro) Percentage van bruto binnenlands product (%)
1900 12,2 7,2 1,9 2,2 . 2,3 .
1925 87,8 56,5 16,6 9,4 . 11,8 .
1950 252,9 130,4 74,1 29,6 2,7 25,0 3,0
1955 511,0 242,6 160,1 68,0 2,5 47,6 3,8
1960 905,0 361,2 333,8 161,7 22,1 79,0 4,7
1965 1.960,1 677,6 689,2 464,1 56,8 159,3 6,3
1970 3.873,2 1.195,7 1.361,7 1.028,8 143,3 297,2 7,0
1975 8.029,2 2.532,5 2.866,2 1.959,5 311,9 587,6 8,0
1980 11.708,3 3.523,2 4.028,3 2.901,5 618,3 827,7 7,7
1985 12.521,9 3.725,3 4.255,1 2.975,7 882,5 864,5 6,5
1990 14.096,7 3.732,5 4.163,2 3.108,3 2.023,7 943,1 6,0
1995 15.664,8 4.616,3 6.014,7 5.033,8 1.916,3 1.015,6 5,1
2000 20.725,1 6.651,1 8.267,3 5.806,6 2.416,4 1.306,4 5,0
2005 28.146,8 9.472,7 11.138,1 7.536,0 3.053,4 1.726,2 5,5
2006 29.484,6 9.609,3 11.765,0 8.110,4 3.769,3 1.805,1 5,5
2007 30.257,8 9.704,0 12.309,8 8.244,0 3.456,7 1.849,7 5,3
2008* 32.453,1 10.221,8 13.251,6 8.979,8 4.256,6 1.978,2 5,4
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


In deze historische tabel worden de uitgaven van de Nederlandse overheid
aan regulier onderwijs weergegeven. De uitgaven zijn verdeeld naar de
hedendaagse onderwijssoorten. Voor niet meer bestaande onderwijssoorten is
een zo goed mogelijke omzetting naar een bestaande soort nagestreefd, zodat

de verschillende jaren met elkaar vergeleken kunnen worden. Vanaf 1995
worden de uitgaven voor onderwijs alleen nog berekend volgens
internationaal afgesproken richtlijnen. Deze richtlijnen zijn opgesteld
door een samenwerkingsverband tussen de United Nations Educational,
Scientific and Cultural Organization (Unesco), de Organisatie voor
Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en Eurostat.

Gegevens beschikbaar vanaf: 1900
Frequentie: stopgezet

Status van de cijfers
De uitkomsten van 1900 tot en met 2007 zijn definitief, de uitkomsten voor
2008 zijn voorlopig.

Wijzigingen per 7 december 2009:
De voorlopige cijfers voor 2008 zijn opgenomen.
De cijfers voor 2007 zijn nu definitief.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet van toepassing.

Toelichting onderwerpen

Totaal overheidsuitgaven voor onderwijs
De onderwijsuitgaven van de publieke sector. Dit zijn de overheidsuitgaven
aan onderwijsinstellingen, de overdrachten van het Rijk aan de gemeenten
en de overheidsuitgaven aan huishoudens, bedrijven en non-profit
instellingen. Alleen uitgaven aan regulier onderwijs worden meegenomen.
(Pre-)primair onderwijs
(Pré-)primair onderwijs bestaat uit het basisonderwijs en het speciaal
onderwijs (voor 1985 ook uit het kleuteronderwijs). Zowel in het primair
onderwijs als in het secundair onderwijs zijn er leerlingen die speciaal
onderwijs krijgen vanwege een lichamelijke of verstandelijke handicap of
vanwege ernstige gedrags- en/of leerproblemen. Afhankelijk van de leeftijd
van deze leerlingen worden ze ingedeeld bij het primair onderwijs of het
secundair onderwijs. Leerlingen van 4 tot ongeveer 12 jaar behoren tot het
primair onderwijs en vallen onder de term: speciaal onderwijs. Leerlingen
boven de 12 jaar behoren tot het secundair onderwijs en vallen onder de
term: voortgezet onderwijs.
Totaal uitgaven (pre-)primair onderwijs
De totale overheidsuitgaven aan (pré-)primair onderwijs. Dit zijn de
overheidsuitgaven aan de onderwijsinstellingen, de overdrachten van het
Rijk aan de gemeenten en de uitgaven van de gemeenten aan bedrijven en
non-profit instellingen: de subsidies die gemeenten verstrekken aan
vervoersbedrijven voor het verzorgen van leerlingenvervoer. Alleen
uitgaven aan regulier onderwijs worden meegenomen. (Pré-)primair onderwijs
bestaat uit het basisonderwijs en het speciaal onderwijs (voor 1985 ook
uit het kleuteronderwijs).
Secundair onderwijs
Secundair onderwijs betreft het voortgezet onderwijs, middelbaar
beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie en voor de jaren 1957 tot en
met 1992 het overig onderwijs. Zowel in het primair onderwijs als in het
secundair onderwijs zijn er leerlingen die speciaal onderwijs krijgen
vanwege een lichamelijke of verstandelijke handicap of vanwege ernstige
gedrags- en/of leerproblemen. Afhankelijk van de leeftijd van deze
leerlingen worden ze ingedeeld bij het primair onderwijs of het secundair
onderwijs. Leerlingen van 4 tot ongeveer 12 jaar behoren tot het primair
onderwijs en vallen onder de term: speciaal onderwijs. Leerlingen boven de
12 jaar behoren tot het secundair onderwijs en vallen onder de term:
voortgezet onderwijs.
Totaal uitgaven secundair onderwijs
De totale overheidsuitgaven aan secundair onderwijs. Dit zijn de
overheidsuitgaven aan onderwijsinstellingen, de overdrachten van het Rijk
aan de gemeenten en de overheidsuitgaven aan huishoudens, bedrijven en
non-profit instellingen. De overheidsuitgaven aan bedrijven en non-profit
instellingen zijn de belastingkorting Beroepspraktijkvorming (BPV) van het
Rijk voor bedrijven die stage- en leerwerkplekken beschikbaar stellen voor
leerlingen en de subsidies die gemeenten verstrekken aan vervoersbedrijven
voor het verzorgen van leerlingenvervoer. Alleen uitgaven aan regulier
onderwijs worden meegenomen. Secundair onderwijs betreft het voortgezet
onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie en voor
de jaren 1957 tot en met 1992 het overig onderwijs.
Tertiair onderwijs
Tertiair onderwijs betreft het hoger beroepsonderwijs, wetenschappelijk
onderwijs en onderwijs aan promovendi.
Totaal uitgaven tertiair onderwijs
De totale overheidsuitgaven aan tertiair onderwijs. Dit zijn de
overheidsuitgaven aan onderwijsinstellingen, de overdrachten van het Rijk
aan de gemeenten en de Rijksuitgaven aan bedrijven en non-profit
instellingen. De Rijksuitgaven aan bedrijven en non-profit instellingen
betreft de belastingkorting Beroepspraktijkvorming (BPV) voor bedrijven
die stageplaatsen en leerwerkplekken beschikbaar stellen voor leerlingen.
Alleen uitgaven aan regulier onderwijs worden meegenomen. Tertiair
onderwijs betreft het hoger beroepsonderwijs, wetenschappelijk onderwijs
en onderwijs aan promovendi.
Studietoelagen, studentenvoorzieningen
De overheidsuitgaven aan huishoudens (leerlingen, studenten of ouders) om
tegemoet te komen in de kosten van het volgen van een studie of opleiding.
Vanaf 1995 gaat het om de uitgaven voor de tegemoetkoming in de
schoolkosten (Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten) en de
uitgaven voor de studiefinanciering (Wet studiefinanciering 2000).
Tot en met 1994 omvatten de studentenvoorzieningen ook uitgaven voor
vervoer, voeding, huisvesting, begeleiding en psychologisch onderzoek van
studenten en leerlingen.
Vanaf 1995 worden de ontvangsten van de overheid voor studiefinanciering
niet meer afgetrokken van de uitgaven voor studiefinanciering (bruto
weergave). Tot en met 1994 werden deze ontvangsten wel in mindering
gebracht op de uitgaven (netto weergave).
Per hoofd van de bevolking
De totale overheidsuitgaven voor onderwijs per hoofd van de bevolking op 1
januari (exclusief afschrijvingen). Dit zijn de overheidsuitgaven aan
onderwijsinstellingen, de overdrachten van het Rijk aan de gemeenten en de
overheidsuitgaven aan huishoudens, bedrijven en non-profit instellingen.
Alleen uitgaven aan regulier onderwijs worden meegenomen.
Percentage van bruto binnenlands product
De totale overheidsuitgaven voor onderwijs als percentage van het bruto
binnenlands product (exclusief afschrijvingen). Dit zijn de
overheidsuitgaven aan onderwijsinstellingen, de overdrachten van het Rijk
aan de gemeenten en de overheidsuitgaven aan huishoudens, bedrijven en
non-profit instellingen.
Alleen uitgaven aan regulier onderwijs worden meegenomen.