Maatstaven Financiële-verhoudingswet (Fvw), regio, 2007 - 2023
| Status cijfer | Regio's | Perioden | Huishoudens Totaal aantal huishoudens met inkomen (x 1 000) | Huishoudens Lage inkomens 2e, 3e en 4e deciel (x 1 000) | Vastgoed Belastingcapaciteit woningen (mln euro) | Vastgoed Belastingcapaciteit niet-woningen (mln euro) | Periodieke bijstandsuitkeringen Totaal bijstandsuitkeringen (aantal) | Periodieke bijstandsuitkeringen Algemene bijstand (aantal) | Periodieke bijstandsuitkeringen BBZ (aantal) | Periodieke bijstandsuitkeringen IOAW (aantal) | Periodieke bijstandsuitkeringen IOAZ (aantal) | Periodieke bijstandsuitkeringen Adreslozen (aantal) | Bedrijfsvestigingen (aantal) | Inwoners in zorginstellingen (aantal) |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Voorlopig | Groningen (PV) | 2023 | 65.470 | |||||||||||
| Voorlopig | Oost-Groningen (CR) | 2023 | 13.140 | |||||||||||
| Voorlopig | Overig Groningen (CR) | 2023 | 48.220 | |||||||||||
| Voorlopig | Groningen (SG) | 2023 | ||||||||||||
| Voorlopig | Groningen (GA) | 2023 | ||||||||||||
| Voorlopig | Beuningen | 2023 | 3.165 | |||||||||||
| Voorlopig | Groningen (gemeente) | 2023 | 29.205 | |||||||||||
| Voorlopig | Harlingen | 2023 | 1.950 | |||||||||||
| Voorlopig | Midden-Groningen | 2023 | 6.005 | |||||||||||
| Voorlopig | Millingen aan de Rijn | 2023 | ||||||||||||
| Voorlopig | Teylingen | 2023 | 4.755 | |||||||||||
| Voorlopig | Vlaardingen | 2023 | 7.860 | |||||||||||
| Voorlopig | Vlissingen | 2023 | 4.265 | |||||||||||
| Voorlopig | Wageningen | 2023 | 4.325 | |||||||||||
| Voorlopig | Wieringen | 2023 | ||||||||||||
| Definitief | Groningen (PV) | 2023 | 8.249 | |||||||||||
| Definitief | Oost-Groningen (CR) | 2023 | 2.021 | |||||||||||
| Definitief | Overig Groningen (CR) | 2023 | 5.516 | |||||||||||
| Definitief | Groningen (SG) | 2023 | ||||||||||||
| Definitief | Groningen (GA) | 2023 | ||||||||||||
| Definitief | Beuningen | 2023 | 189 | |||||||||||
| Definitief | Groningen (gemeente) | 2023 | 2.547 | |||||||||||
| Definitief | Harlingen | 2023 | 277 | |||||||||||
| Definitief | Midden-Groningen | 2023 | 1.171 | |||||||||||
| Definitief | Millingen aan de Rijn | 2023 | ||||||||||||
| Definitief | Teylingen | 2023 | 395 | |||||||||||
| Definitief | Vlaardingen | 2023 | 1.138 | |||||||||||
| Definitief | Vlissingen | 2023 | 679 | |||||||||||
| Definitief | Wageningen | 2023 | 794 | |||||||||||
| Definitief | Wieringen | 2023 | ||||||||||||
| Bron: CBS. | ||||||||||||||
Tabeltoelichting
Deze tabel bevat gegevens die mede als grondslag dienen bij het bepalen van de hoogte van de Algemene Uitkeringen aan gemeenten en provincies.
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bepaalt deze uitkeringen aan gemeenten en provincies aan de hand van verdeelmodellen. De hiervoor gebruikte eenheden die het CBS levert voor de definitieve en voorlopige cijfers van de maatstaven worden beschreven in de 'Toelichting op de berekeningen van de uitkeringen uit het gemeentefonds 1997 e.v. jaren', uitgave Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Het aantal inwoners in stedelijke en landelijke gebieden wordt berekend ten behoeve van het verdeelstelsel gehanteerd door het Provinciefonds. Dit verdeelstelsel is op 1 januari 1998 in werking getreden (Staatsblad, 1997, 526).
Met ingang van verslagjaar 2016 worden er door CBS geen gegevens meer gepubliceerd over grootstedelijke agglomeraties en stadsgewesten.
Door diverse maatschappelijke ontwikkelingen zijn de filosofie en methode die ten grondslag liggen aan de afbakening niet langer actueel.
Daarnaast blijkt dat andere instanties, afhankelijk van het toepassingsgebied, een afwijkende indeling van grootstedelijke agglomeraties en stadsgewesten hanteren, waardoor er niet meer gesproken kan worden van één standaard.
De herindeling van gemeenten Amsterdam en Weesp tot de nieuwgevormde gemeente Amsterdam vond plaats op 24 maart 2022.
In de “Wet van 9 juni 2021 tot herindeling van de gemeenten Amsterdam en Weesp” wordt bij berekening van de Algemene Uitkering afgeweken van de ingangsdatum van herindeling en uitgegaan van nieuwvorming van Amsterdam per 1 januari 2022.
In deze tabel wordt daarom uitgegaan van nieuwvorming van de gemeente Amsterdam per 1 januari 2022 en wordt het grondgebied van Weesp toegevoegd aan COROP 23 in plaats van COROP 24.
Gegevens beschikbaar vanaf: 2007.
Status van de cijfers:
Er worden zowel voorlopige als definitieve cijfers gepubliceerd.
De onderwerpen: belastingcapaciteit woningen, belastingcapaciteit niet-woningen en amendement De Pater kunnen door nagekomen berichten ondanks de status definitief alsnog worden aangepast.
Wijzigingen per december 2024:
Definitieve gegevens 2023
- Uitwonende studenten
Definitieve gegevens 2022
- Belastingcapaciteit woningen
- Belastingcapaciteit niet-woningen
- Amendement De Pater
- Bedrijfsvestigingen
Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Nieuwe cijfers worden onregelmatig gepubliceerd.
Toelichting onderwerpen
- Huishoudens
- Van dit onderdeel worden alleen definitieve cijfers gebruikt.
- Totaal aantal huishoudens met inkomen
- Totaal aantal huishoudens met inkomen.
Inkomensverdelingen [voorgaand jaar]
In de reguliere tabellen met de regionale inkomensverdeling worden de gegevens van een jaar gepresenteerd per ultimo van datzelfde jaar naar de (boven)gemeentelijke indeling van het daarop volgende jaar.
- Lage inkomens 2e, 3e en 4e deciel
- Bij de definitieve cijfers over de inkomensverdelingen is de inkomenseenheid huishoudens in tien inkomensklassen verdeeld.
De klassengrenzen van de verdeling zijn als volgt bepaald. De huishoudens van geheel Nederland worden gerangschikt naar hoogte van besteedbaar inkomen van het voorafgaande jaar. Daarna worden de eenheden in tien, qua aantal gelijke groepen (decielgroepen) verdeeld en wordt het hoogste inkomen in elke groep bepaald.
Deze inkomens vormen de klassengrenzen (decielen). De huishoudens in het 2e, 3e en 4e deciel vormen in dit geval de groep 'relatief lage inkomens'.
De populatie omvat alle huishoudens inclusief studentenhuishoudens en institutionele huishoudens; huishoudens zonder (waargenomen) belastbaar inkomen zijn buiten beschouwing gelaten.
Een particulier huishouden bestaat uit een of meer personen die alleen of samen in een woonruimte gehuisvest zijn en zelf in hun dagelijkse levensbehoeften voorzien.
Een institutioneel huishouden is gedefinieerd als een uit een of meer leden bestaande verzameling van personen, woonachtig in een tot bewoning bestemd gebouw of in een andere bewoonde ruimte, die daar door derden wordt voorzien van huisvesting en van dagelijkse levensbehoeften.
Huishoudens waarvan alle huishoudensleden een WSF-uitkering (Wet Studie Financiering) ontvangen behoren tot de groep studentenhuishoudens; werkstudenten behoren ook tot deze categorie.
Het 'besteedbaar inkomen' is het bruto-inkomen verminderd met de premies sociale zekerheid en andere betaalde overdrachten (o.a. alimentatie voor ex-partner) en de loon-, inkomsten- en vermogensbelasting.
Het bruto-inkomen omvat winst uit onderneming, bruto-inkomsten uit arbeid, inkomsten uit vermogen en bruto ontvangen overdrachten (zoals RWW, AOW, WAZ, WAJONG en WAO).
De landelijke inkomensgrenzen voor het 2e, 3e en 4e deciel zijn als volgt:
jaar ondergrens bovengrens
1997 8 500 euro 17 100 euro
1998 9 200 euro 17 900 euro
1999 9 300 euro 18 000 euro
2000 9 600 euro 18 900 euro
2001 11 400 euro 21 400 euro
2002 11 100 euro 20 200 euro
2003 11 400 euro 21 300 euro
2004 11 100 euro 20 900 euro
2005 11 000 euro 20 800 euro (RIO2004)
2006 11 200 euro 20 900 euro (RIO2005)
2007 11 700 euro 21 900 euro (RIO2006)
2008 12 200 euro 22 900 euro (RIO2007)
2009 12 500 euro 23 600 euro (RIO2008)
2010 12 700 euro 23 800 euro (RIO2009)
2011 12 700 euro 23 700 euro (RIO2010)
2012 12 800 euro 23 800 euro (RIO2011)
2013 12 800 euro 23 900 euro (RIO2012)
2014 12 700 euro 23 800 euro (RIO2013)
Van dit onderdeel worden alleen definitieve cijfers gebruikt.
- Vastgoed
- De volgende cijfers zijn opgenomen;
- De voorraadcijfers uit de BAG, uitgesplitst naar woningen, woningen met logies en utiliteit (niet-woningen) met logies.
- De belastingcapaciteit van WOZ-objecten woningen en niet-woningen en de waardevermindering op de niet-woningen. Door nagekomen berichten van gemeenten kunnen deze cijfers ondanks de status definitief alsnog worden aangepast.
Met ingang van 2024 wordt de belastingcapaciteit woningen en niet-woningen bepaald volgens een nieuw proces. In dit nieuwe proces blijft de wijze van berekening van de variabelen hetzelfde, maar worden de onderliggende, ontbrekende WOZ-waarden op verbeterde wijze ingeschat. Dit kan bij sommige gemeenten leiden tot grotere verschillen t.o.v. van voorgaande jaren, dan uitsluitend op basis van de waardeontwikkeling verwacht zou worden.- Belastingcapaciteit woningen
- De belastingcapaciteit wordt bepaald aan de hand van de som van de in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) vastgestelde waarden van de objecten waarover door de gemeente onroerendezaakbelasting (OZB) kan worden geheven. Woningen betreffen de onroerende zaken die tot woning dienen, bedoeld in artikel 220, onderdeel b, van de Gemeentewet.
In de belastingcapaciteit worden ook meegenomen de waarden van de objecten waarvan de gemeenten op vrijwillige basis vrijstelling van OZB verlenen.
WOZ-objecten woningen worden onderscheiden in:
- Woning dienend tot hoofdverblijf (WOZ-objectcode 10)
- Woning met praktijkruimte (WOZ-objectcode 11)
- Recreatiewoningen en overige woningen (WOZ-objectcode 12)
De waardepeildatum verslagjaar 2007 is 1 januari 2005.
De waardepeildatum verslagjaar 2008 is 1 januari 2007.
Vanaf 2008 worden onroerende goederen getaxeerd naar de waarde van 1 januari van het voorgaande jaar.
- Belastingcapaciteit niet-woningen
- De belastingcapaciteit wordt bepaald aan de hand van de som van de in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) vastgestelde waarden van de objecten waarover door de gemeente onroerendezaakbelasting (OZB) kan worden geheven. Niet-woningen zijn de overige onroerende goederen waarin in hoofdzaak bedrijfsmatige activiteiten worden uitgevoerd. In de belastingcapaciteit worden ook meegenomen de waarden van de objecten waarvan de gemeenten op vrijwillige basis vrijstelling van OZB verlenen.
WOZ-objecten niet-woningen worden onderscheiden in:
- Boerderijen (WOZ-objectcode 20)
- Niet-woningen deels in gebruik als woning (WOZ-objectcode 21)
- Niet-woningen (WOZ-objectcode 30)
- Uitgezonderd gebouwd object (WOZ-objectcode 31)
- Terreinen (WOZ-objectcode 40)
De waardepeildatum verslagjaar 2007 is 1 januari 2005.
De waardepeildatum verslagjaar 2008 is 1 januari 2007.
Vanaf 2008 worden onroerende goederen getaxeerd naar de waarde van 1 januari van het voorgaande jaar.
- Periodieke bijstandsuitkeringen
- In het kader van de Financiële-verhoudingswet (Fvw) worden de volgende bijstandsuitkeringen geteld:
Tot en met 2008 is in dit aantal begrepen het aantal uitkeringen in het kader van de bijzondere bijstand. Met ingang van 2009 blijft bijzondere bijstand buiten beschouwing.
De cijfers over het aantal bijstandsuitkeringen in de tabel Maatstaven Fvw kunnen afwijken van soortgelijke cijfers op Statline over het aantal bijstandsuitkeringen bij het thema arbeid en sociale zekerheid.
Bij het vaststellen van het aantal uitkeringen in een verslagjaar (t) wordt ten behoeve van de Maatstaven Fvw met terugwerkende kracht informatie verwerkt die afkomstig is uit de gegevens van latere maanden (in t+1) over het verslagjaar.
In de tabellen onder het thema arbeid en sociale zekerheid worden alleen die uitkeringen geteld die daadwerkelijk in de desbetreffende verslagperiode (t) geregistreerd stonden.
Het gaat om:
- Het aantal periodieke WWB of WIJ uitkeringen of algemene bijstand op grond van de Participatiewet aan thuiswonende personen jonger dan de AOW-gerechtigde leeftijd op 31 december.
- Het aantal periodieke WWB of WIJ uitkeringen of algemene bijstand op grond van de Participatiewet aan belanghebbenden zonder adres met een niet beëindigde uitkering op 31 december.
Buiten beschouwing blijven uitkeringen die gedurende december zijn beëindigd, uitkeringen aan elders verzorgenden en uitkeringen aan personen met een AOW-gerechtigde leeftijd.
Het aantal uitkeringen is t/m 2008 inclusief uitsluitend bijzondere bijstand, met ingang van 2009 blijft bijzondere bijstand buiten beschouwing.
Participatiewet (PW)
De Participatiewet vervangt per 1 januari 2015 de WWB, de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en een deel van de Wet Wajong.
De Participatiewet komt vrijwel overeen met de WWB, maar nog sterker wordt de nadruk gelegd op participatie aan het arbeidsproces.
Personen die door lichamelijke, verstandelijke of psychische aandoeningen alleen onder aangepaste omstandigheden kunnen werken vallen vanaf 1 januari 2015 onder de Participatiewet en niet meer onder de Wsw.
Ook jonggehandicapten die nog kunnen werken vallen vanaf die datum onder de Participatiewet en niet meer onder de Wet Wajong.
Van dit onderdeel zijn alleen definitieve cijfers beschikbaar.- Totaal bijstandsuitkeringen
- Het totaal aantal uitkeringen aan huishoudens op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en kortdurend de Wet Investeren in Jongeren (WIJ) waarbij de WWB per 1 januari 2015 is vervangen door de Participatiewet.
Een uitkering aan een (echt)paar wordt geteld als één uitkering aan twee personen.
De cijfers over het aantal bijstandsuitkeringen in de tabel Maatstaven Fvw kunnen afwijken van soortgelijke cijfers op Statline over het aantal bijstandsuitkeringen bij het thema arbeid en sociale zekerheid.
Bij het vaststellen van het aantal uitkeringen in een verslagjaar (t) wordt ten behoeve van de Maatstaven Fvw met terugwerkende kracht informatie verwerkt die afkomstig is uit de gegevens van latere maanden (in t+1) over het verslagjaar.
In de tabellen onder het thema arbeid en sociale zekerheid worden alleen die uitkeringen geteld die daadwerkelijk in de desbetreffende verslagperiode (t) geregistreerd stonden.
- Algemene bijstand
- Algemene bijstand tot de AOW-leeftijd
Het aantal uitkeringen aan personen tot de AOW-gerechtigde leeftijd in het kader van de Participatiewet (PW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK) en het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz).
AOW-gerechtigde leeftijd
De leeftijd waarop het recht op een AOW-uitkering ingaat.
Tot 2013 was de AOW-gerechtigde leeftijd 65 jaar. Met ingang van 1 januari 2013 gaat deze leeftijd elk jaar met stappen van één of meerdere maanden omhoog.
De AOW-gerechtigde leeftijd wordt vanaf 2016 in stappen van 3 maanden per jaar verhoogd en vanaf 2018 in stappen van 4 maanden.
In 2022 gaat de AOW-leeftijd verder omhoog naar 67 jaar en 3 maanden. Vanaf 2022 wordt de AOW-gerechtigde leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting.
Participatiewet (PW)
De Participatiewet vervangt per 1 januari 2015 de WWB, de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en een deel van de Wet Wajong.
De Participatiewet komt vrijwel overeen met de WWB, maar nog sterker wordt de nadruk gelegd op participatie aan het arbeidsproces.
Personen die door lichamelijke, verstandelijke of psychische aandoeningen alleen onder aangepaste omstandigheden kunnen werken vallen vanaf 1 januari 2015 onder de Participatiewet en niet meer onder de Wsw.
Ook jonggehandicapten die nog kunnen werken vallen vanaf die datum onder de Participatiewet en niet meer onder de Wet Wajong.
De cijfers over het aantal bijstandsuitkeringen in de tabel Maatstaven Fvw kunnen afwijken van soortgelijke cijfers op Statline over het aantal bijstandsuitkeringen bij het thema arbeid en sociale zekerheid.
Bij het vaststellen van het aantal uitkeringen in een verslagjaar (t) wordt ten behoeve van de Maatstaven Fvw met terugwerkende kracht informatie verwerkt die afkomstig is uit de gegevens van latere maanden (in t+1) over het verslagjaar.
In de tabellen onder het thema arbeid en sociale zekerheid worden alleen die uitkeringen geteld die daadwerkelijk in de desbetreffende verslagperiode (t) geregistreerd stonden.
- BBZ
- Aantallen uitkeringen aan zelfstandigen ingevolge het Besluit Bijstandverlening Zelfstandigen (Bbz).
De bijstand kan worden verstrekt om te voorzien in levensonderhoud of in de vorm van bedrijfskapitaal.
Voor beginnende, gevestigde, oudere of beëindigende zelfstandigen gelden daartoe bijzondere bepalingen waarbij de inkomenseis, vermogensvrijlating, hoogte van te verstrekken bedrijfskapitaal en duur van de uitkering specifiek zijn geregeld.
Als overgangsperiode na de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (Tozo) heeft de rijksoverheid besloten de Bbz-regeling van 1 oktober 2021 tot en met 31 maart 2022 tijdelijk te versoepelen. Hierdoor kwamen ondernemers in deze periode eerder in aanmerking voor Bbz levensonderhoud en zijn de aantallen personen met Bbz levensonderhoud hoger dan in eerdere jaren.
- IOAW
- Aantallen uitkeringen aan oudere werknemers en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers, jonger dan 65 jaar, definitieve cijfers.
IOAW = Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Werknemers.
Het gaat om de volgende categorieën:
- Werkloze werknemers die de maximale uitkeringsduur van de werkloosheidswet hebben bereikt en die bij de aanvang van de werkloosheid 50 jaar of ouder was nog geen 57,5 jaar;
- Werkloze werknemers die werkloos zijn geworden na het bereiken van de leeftijd van 57,5 jaar en slechts recht hebben op de kortdurende WW-uitkering;
- Arbeidsongeschikte werknemers met een gedeeltelijke WAO-uitkering (minder dan 80%) die de maximale uitkeringsduur van de Werkloosheidswet hebben bereikt;
- Jonggehandicapten met een gedeeltelijke WAJONG-uitkering (minder dan 80%).
- IOAZ
- Aantallen uitkeringen aan oudere gewezen zelfstandigen en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.
IOAZ = Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen Zelfstandigen.
De uitkering wordt verstrekt na beëindiging van de onderneming of het bedrijf, of in aanvulling op een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering voor (gewezen) zelfstandigen(WAZ).
- Adreslozen
- Aantallen uitkeringen aan bijstandsontvangers zonder adres als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.
Een beperkt aantal gemeenten is aangewezen om bijstand te verlenen aan adreslozen. Deze gemeenten zijn aangewezen in het Bijstandsbesluit adreslozen. Met ingang van 1999.
- Bedrijfsvestigingen
- Totaal aantal vestigingen van bedrijven.
Vestiging: Elke afzonderlijk gelegen ruimte, terrein of complex van ruimten of terreinen, benut door een onderneming voor de uitoefening van de activiteiten.
Iedere onderneming bestaat uit ten minste één vestiging.
Van dit onderdeel worden alleen definitieve cijfers gebruikt. - Inwoners in zorginstellingen
- Het deel van de institutionele bevolking dat in een zorginstelling verblijft.
Zorginstellingen zijn instellingen voor (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten AWBZ/Wet Langdurige Zorg WLZ) verpleging en verzorging en overige zorginstellingen (gehandicaptenzorg, jeugdzorg, volwassenenzorg en -opvang). Instellingen waarvan de bewoners wel verzorgd worden maar niet ziek zijn (opleidingsinternaten, kazernes, gevangenissen, asielzoekerscentra) worden in deze tabel niet tot de zorginstellingen gerekend.
Bij het berekenen van de omvang van de institutionele bevolking is de formele inschrijving in de Basisregistratie personen (BRP) leidend. Personen die (tijdelijk) in zorginstellingen verblijven maar in de BRP ingeschreven staan op het woonadres van de niet in een instelling verblijvende partner, worden niet tot de institutionele bevolking gerekend.