Particuliere huishoudens naar samenstelling en grootte, 1 januari

Particuliere huishoudens naar samenstelling en grootte, 1 januari

Leeftijd referentiepersoon Perioden Particuliere huishoudens: grootte Totaal particuliere huishoudens (aantal) Particuliere huishoudens: grootte Eenpersoonshuishouden (aantal) Particuliere huishoudens: grootte Meerpersoonshuishouden 2 personen (aantal) Particuliere huishoudens: grootte Meerpersoonshuishouden 3 personen (aantal) Particuliere huishoudens: grootte Meerpersoonshuishouden 4 personen (aantal) Particuliere huishoudens: grootte Meerpersoonshuishouden 5 of meer personen (aantal)
Totaal 2001 6.866.954 2.307.075 2.258.102 901.442 950.980 449.355
Totaal 2011 7.443.801 2.708.251 2.439.795 904.504 972.431 418.820
Totaal 2023 8.270.244 3.266.042 2.677.788 956.719 959.324 410.371
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel bevat informatie over de huishoudens in Nederland naar grootte en samenstelling naar leeftijd van de referentiepersoon, 1 januari.

Inhoud tabel:
Particuliere huishoudens naar leeftijd van de referentiepersoon en samenstelling;
Particuliere huishoudens naar leeftijd van de referentiepersoon en grootte.

Gegevens beschikbaar vanaf: 1995

Status van de cijfers:
Alle in de tabel opgenomen cijfers zijn definitief.

Wijzigingen 26 juni 2023:
De cijfers per 1 januari 2023 zijn toegevoegd.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
In het derde kwartaal van 2024 worden de cijfers per 1 januari 2024 toegevoegd.

Toelichting onderwerpen

Particuliere huishoudens: grootte
Particulier huishouden:
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf, dus niet-bedrijfsmatig, voorzien in de dagelijkse levensbehoeften.

Trendbreuk (personen in) particuliere huishoudens
Door de verbeterde waarneming van personen in institutionele huishoudens treedt vanaf 2014 een trendbreuk op in de ontwikkeling van het aantal eenpersoonshuishoudens/alleenstaanden. Circa 35 duizend personen die eerst voornamelijk als alleenstaanden getypeerd waren, verschuiven nu naar de institutionele huishoudens. Het aantal alleenstaanden steeg daardoor van 2013 op 2014 met maar duizend personen. Van 2012 op 2013 was die stijging nog 41 duizend personen. Ook de totale stijging van het aantal huishoudens liep als gevolg hiervan terug van 57 duizend van 2012 op 2013 naar 21 duizend van 2013 op 2014.
Vanaf 2011 is er voor de samenstelling van huishoudensgegevens gebruik gemaakt van een nieuwe productiemethode. In deze nieuwe methode worden voor het bepalen van de huishoudenssamenstelling naast de gegevens uit het gemeentelijke bevolkingsregister ook belastingdienstgegevens over samenwonende paren gebruikt. De uitkomsten op basis van de nieuwe methode sluiten goed aan op de voorgaande uitkomsten, maar er treden vanaf 2011 wel kleine verschuivingen op in het aantal huishoudens naar samenstelling. De grootste verandering betreft het aantal overige huishoudens en de niet-gehuwde paren. In 2011 valt het aantal overige huishoudens 10 duizend lager uit dan in 2010. Het aantal niet gehuwde paren valt navenant hoger uit.

Huishoudensgrootte:
Aantal personen dat deel uitmaakt van het particulier huishouden.
Totaal particuliere huishoudens
Eenpersoonshuishouden
Een particulier huishouden bestaande uit één persoon.
Meerpersoonshuishouden
Een particulier huishouden bestaande uit twee of meer personen.
2 personen
3 personen
4 personen
5 of meer personen