Binnen een jaar worden een zomerseizoen en een winterseizoen onderscheiden. Het zomerseizoen duurt ongeveer 22 weken in de maanden mei tot en met september en omvat het voorseizoen, het hoogseizoen en het naseizoen. Het winterseizoen duurt ongeveer 30 weken in de maanden oktober tot en met april en bestaat uit de herfstperiode, de kerstperiode, de krokusperiode en de paasperiode.
De vakantiecijfers in dit bericht zijn berekend over de bevolking van 15 jaar of ouder. Er is op basis van de datum van thuiskomst bepaald of een vakantie in het zomerseizoen valt.
Terug naar artikel