Sociaal en institutioneel vertrouwen

Om sociaal vertrouwen vast te stellen kregen de geïnterviewde personen in het onderzoek de vraag voorgelegd: ‘Vindt u dat over het algemeen de meeste mensen wel te vertrouwen zijn of vindt u dat men niet voorzichtig genoeg kan zijn in de omgang met anderen?’ De antwoordcategorieën waren: ‘wel te vertrouwen’ en ‘je kunt niet voorzichtig genoeg zijn’.

Het institutioneel vertrouwen heeft betrekking op publieke, private en politieke instituties, instellingen en organisaties. De vraag waarmee in 2024 het institutioneel vertrouwen is vastgesteld luidde: ‘Dan nu enkele vragen over uw vertrouwen in diverse organisaties en hun functioneren. Wilt u voor elk van de volgende instellingen aangeven hoeveel vertrouwen u hierin heeft? Kerken, leger, rechters, pers, politie, Tweede Kamer, ambtenaren, banken, grote bedrijven, politici, gemeenteraad, gezondheidszorg, de Europese Unie, de wetenschap. Met als antwoordcategorieën: ‘heel veel vertrouwen’, ‘tamelijk veel vertrouwen’, ‘niet zo veel vertrouwen‘ en ‘helemaal geen vertrouwen’. De categorieën ‘heel veel vertrouwen’ en ‘tamelijk veel vertrouwen’ zijn vervolgens samengevoegd, net als de categorieën ‘niet zo veel vertrouwen’ en ‘helemaal geen vertrouwen’.