Oversterfte en verwachte sterfte

Het CBS spreekt van oversterfte wanneer het waargenomen aantal overledenen hoger is dan het verwachte aantal overledenen in dezelfde periode.

Het verwachte aantal overledenen wanneer er geen corona-epidemie was geweest, is geschat op basis van de waargenomen sterfte in 2015 tot en met 2019. Eerst wordt voor elk jaar de sterfte per week bepaald. Vervolgens wordt per week een gemiddelde van de sterfte in die week en de zes omliggende weken bepaald. Deze gemiddelde sterfte per week levert een benadering van de verwachte wekelijkse sterfte, er is namelijk nog geen rekening gehouden met de trendmatige vergrijzing van de bevolking. Daarom is de sterfte per week nog herschaald naar de verwachte totale sterfte voor het jaar. Voor 2020 is de verwachte sterfte 153 402, voor 2021 is deze 154 887 en voor 2022 is deze 155 493. Het aantal voor 2020 is ontleend aan de Kernprognose 2019-2060, het aantal voor 2021 aan de Bevolkingsprognose 2020-2070 (exclusief de aanname van extra sterfgevallen door de corona-epidemie) en het aantal voor 2022 aan de Kernprognose 2021-2070 (exclusief de aanname van extra sterfgevallen door de corona-epidemie). De marges rond de verwachte sterfte zijn geschat op basis van de waargenomen spreiding in de sterfte per week in dezelfde vijf jaar. Deze methode is met terugwerkende kracht toegepast op de verwachte sterfte vanaf week 1 in 2020.

Voor 2 oktober 2020 werd een andere methode gehanteerd

Het verwachte aantal overledenen wanneer er geen corona-epidemie was geweest, is geschat op basis van het aantal overledenen in de voorafgaande weken, gecorrigeerd voor seizoensgebonden factoren. Vanaf week 11 is aangenomen dat het te verwachten aantal sterfgevallen per week gelijk is aan die in week 3 tot en met 10. Bij de seizoensgebonden factoren is gecorrigeerd voor de gemiddelde weektemperatuur. De aanname is dat elke graad Celsius dat deze temperatuur hoger is dan de gemiddelde temperatuur in de week 3 tot en met 10 leidt tot 1 procent minder sterfte. Wanneer de temperatuur boven de 16,5 graad stijgt, neemt de sterfte weer toe met 2 procent per graad. Voor week 11 tot en met 14 was de correctie zeer gering vanwege weinig verschil in temperatuur ten opzichte van week 3 tot en met 10. Vanaf week 15 was het warmer en bedroegen de correcties enkele procentpunten. Sinds week 25 lag de temperatuur (met uitzondering van week 28) boven de 16,5 graden. Vanaf week 35 lag de temperatuur weer onder de 16,5 graden.

Reden verandering
Het verwachte aantal overledenen volgens de methode die tot 2 oktober 2020 gebruikt werd, leunde zwaar op de waarneming van de sterfte in week 3 tot en met 10 van 2020. Voor de sterfte in de eerste golf van de corona-epidemie was dat een goede methode, maar voor het bepalen van de oversterfte over een langere periode is dat niet robuust genoeg. Daarom gebruikt het CBS vanaf 2 oktober 2020 een langjarig gemiddelde als basis voor het verwachte aantal overledenen. Daarbij wordt ook aangegeven binnen welke marges de sterfte in een week gewoonlijk ligt, geschat op basis van de spreiding in eerdere jaren.