Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest

2. Fosfaat- en stikstofexcretie

2.1 Fosfaat- en stikstofexcretie met rundveestapel op peildata I&R

Na afloop van elk kwartaal (april, juli, oktober, december) wordt op basis van beschikbaar gekomen nieuwe en actuele gegevens een berekening opgesteld van de totale fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. De methodiek sluit aan bij de geharmoniseerde rekenmethodiek die door het CBS wordt toegepast (WUM, 2010; CBS, 2020). De berekeningen vormen een momentopname waarbij de omvang van de rundveestapel is gebaseerd op het aantal dieren in het I&R-register na afloop van ieder kwartaal. De omvang van de rundveestapel in de vierde kwartaalrapportage van 2020 is gebaseerd op het aantal dieren in het I&R-register met de stand op 1 januari 2021. Voor de overige diercategorieën zijn de aantallen in de rapportages afhankelijk van de beschikbaarheid van cijfers uit de Landbouwtelling.

In de kwartaalrapportages wordt steeds gebruik gemaakt van de meest recente gegevens over de omvang van de veestapel, de melkproductie per koe en van gegevens over de beschikbaarheid en de samenstelling van krachtvoer en ruwvoer.

In deze kwartaalrapportage is de berekening gegeven van de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel naar de situatie op 1 januari 2021. Hierin zijn de volgende gegevens verwerkt:

Veestapel:

• Rundvee: I&R-gegevens per 1 januari 2021 (RVO);

• Varkens, schapen, geiten, paarden, pony’s, pluimvee, konijnen en pelsdieren: voorlopige cijfers van de Landbouwtelling op de peildatum 1 april 2020, exclusief bijtellingen voor leegstand van stallen op de peildatum.
Bijtellingen voor leegstand zouden leiden tot een overschatting van het gemiddeld aantal aanwezige dieren. (Met ingang van 2018 wordt het aantal dieren in de Landbouwtelling op de website van het CBS bijgesteld voor bedrijven met tijdelijke leegstand op de peildatum. Voor deze bijstelling wordt gebruik gemaakt van de opgave van voorgaand jaar. De reden voor deze bijstelling is dat de Landbouwtelling een structuurenquête is, waarin een bijstelling bij tijdelijke leegstand o.a. van belang is voor de bepaling van het bedrijfstype en de economische omvang van de bedrijven).

Eind 2020 zijn er geen nertsen meer in Nederland. Het gemiddeld aantal nertsen in 2020 is met deze informatie bijgesteld.

Voerverbruik en voersamenstelling:

• Krachtvoer voor rundvee: Het P-gehalte en het N-gehalte van het mengvoer voor melkvee lagen in het vierde kwartaal van 2020 respectievelijk 2,9 procent en 1,1 procent hoger dan in het vierde kwartaal van 2019 (Nevedi). De cijfers zijn verwerkt in een voortschrijdend jaargemiddelde. Het jaargemiddelde P-gehalte van het mengvoer voor melkvee lag in 2020 gemiddeld 3,7 procent hoger vergeleken met 2019 en het N-gehalte lag 0,9 procent hoger. 

• Voor vleesvee zijn de N- en P-gehalten van het mengvoer van 2019 gebruikt (RVO);
• Ruwvoersamenstelling: de samenstelling van graskuil, snijmaïskuil en vers gras in het oogstseizoen 2019 en 2020 is gebaseerd op cijfers van Eurofins Agro;
• Het verbruik van graskuil en hooi is gebaseerd op het gemiddelde verbruik in de laatste vijf jaren waarvan definitieve cijfers bekend zijn (2015-2019; CBS en KLW) waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven;
• Het verbruik van snijmaïs is geschat door de opbrengst per hectare in de laatste vijf jaar (2015-2019) te middelen waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven. Deze gemiddelde opbrengst per hectare is vermenigvuldigd met het maïsareaal in 2019 als indicatie voor de beschikbaarheid van snijmaïs in 2020. Het maïsareaal in 2019 is met 9 procent afgenomen ten opzichte van 2018 en met 16 procent ten opzichte van 2015. De maïsopbrengsten per hectare zijn gebaseerd op cijfers uit het Bedrijveninformatienet (BIN) van Wageningen Economic Research en de CBS-oogstraming.

Overige uitgangspunten:

• Het P-gehalte van melk is gebaseerd op de samenstelling in 2019 (0,987 gram P/kg) van wekelijkse mengmonsters (referentiemelk; Qlip). De mineralengehalten van dieren en dierlijke producten zijn niet gewijzigd ten opzichte van de vorige rapportage; 

• De melkproductie per koe is berekend als voortschrijdend jaargemiddelde tot en met december 2020 (RVO) en bedraagt nu 8950 kg melk per koe, een toename van krap 1 procent ten opzichte van het voorgaande jaar;
• Voor de berekening van de mineralenuitscheiding van varkens, pluimvee, paarden, pony’s, konijnen en pelsdieren zijn de definitieve excretiefactoren van 2019 toegepast.

In Tabel 2.1 is de omvang van de veestapel weergegeven.

Tabel 2.1 Aantal dieren (x 1 000)
20191) 20202)1e kwartaalrapportage 20203)2e kwartaalrapportage 20204)3e kwartaalrapportage 20205)4e kwartaalrapportage 20206)
Rundvee - melkveeVrouwelijk jongvee tot 1 jaar 410439444449453459
Rundvee - melkveeMannelijk jongvee tot 1 jaar434140474747
Rundvee - melkveeVrouwelijk jongvee van 1 jaar en ouder462447464461475487
Rundvee - melkveeMelkkoeien157815931589158115711576
Rundvee - melkveeFokstieren van 1 jaar en ouder141414141414
Rundvee - vleesveeWitvleeskalveren632604640589620620
Rundvee - vleesveeRosévleeskalveren374354373334334322
Rundvee - vleesveeVrouwelijk jongvee tot 1 jaar 313231353431
Rundvee - vleesveeVleesstieren tot 1 jaar474643454846
Rundvee - vleesveeVrouwelijk jongvee van 1 jaar en ouder525245525346
Rundvee - vleesveeVleesstieren van 1 jaar en ouder444347525350
Rundvee - vleesveeWeide- en zoogkoeien635871827969
SchapenOoien556524556526524524
MelkgeitenMelkgeiten ouder dan 1 jaar420441420441441441
PaardenTotaal626362646363
Pony'sTotaal252625262626
VarkensVleesvarkens556353565563543253565356
VarkensOpfokvarkens208214208215214214
VarkensZeugen889871889884870871
VarkensDekberen565666
PluimveeVleeskuikens426174432342617442054426044323
PluimveeOpfokouderdieren vleeskuikens254426642544261826472664
PluimveeOuderdieren vleeskuikens462045694620440845524569
PluimveeOpfokleghennen incl. ouderdieren in opfok101861107310186110281107211073
PluimveeLeghennen incl. ouderdieren, tot ca. 20 maanden306152930130615292702927429301
PluimveeLeghennen ouder dan ca. 20 maanden 338229903382291529282990
PluimveeEenden920712920712712712
PluimveeKalkoenen532566532537559566
KonijnenVoedsters483848383838
NertsenMoederdieren807435807593597435
1) Definitieve cijfers op de peildatum 1 april 2019 van de Landbouwtelling, exclusief bijtellingen voor leegstand. Het aantal dieren in tabel 2.1 kan afwijken van het aantal in de StatLinetabellen van de Landbouwtelling van het CBS. In de StatLinetabellen vindt namelijk met ingang van 2018 voor bedrijven met tijdelijke leegstand op de peildatum een bijtelling plaats van het aantal dieren dat normaliter aanwezig is. De bijtelling is van belang voor de bepaling van het bedrijfstype en de economische omvang van de bedrijven.
2) Voorlopige cijfers Landbouwtelling 2020, exclusief bijtellingen voor leegstand, zie ook noot 1. Het aantal vleeskalveren is naar beneden bijgesteld in verband met een gemiddeld lagere bezetting.
3) Het aantal runderen heeft betrekking op het aantal dieren in het I&R systeem voor rundvee per 1-4-2020. Het aantal varkens, schapen, geiten, paarden, pony’s, pluimvee, konijnen en pelsdieren zijn de definitieve aantallen van de Landbouwtelling van 2019.
4) Het aantal runderen heeft betrekking op het aantal dieren in het I&R systeem voor rundvee per 1-7-2020. Het aantal varkens, schapen, geiten, paarden, pony’s, pluimvee, konijnen en pelsdieren zijn de eerste voorlopige aantallen van de Landbouwtelling van 2020. Het aantal nertsen is gecorrigeerd voor ruimingen vanwege coronabesmettingen.
5) Het aantal runderen heeft betrekking op het aantal dieren in het I&R systeem voor rundvee per 1-10-2020. Het aantal varkens, schapen, geiten, paarden, pony’s, pluimvee, konijnen en pelsdieren zijn de voorlopige aantallen van de Landbouwtelling van 2020. Deze cijfers kunnen afwijken van de eerste voorlopige cijfers in de tweede kwartaalrapportage. Het aantal nertsen is gecorrigeerd voor ruimingen vanwege coronabesmettingen.
6) Het aantal runderen heeft betrekking op het aantal dieren in het I&R systeem voor rundvee per 1-1-2021. Het aantal varkens, schapen, geiten, paarden, pony’s, pluimvee, konijnen en pelsdieren zijn de voorlopige aantallen van de Landbouwtelling van 2020. Deze cijfers kunnen afwijken van de eerdere voorlopige cijfers. Het aantal nertsen is gecorrigeerd voor ruimingen vanwege coronabesmettingen.

Tabel 2.1 laat zien dat het aantal runderen in de melkveehouderij in het vierde kwartaal van 2020 is toegenomen vergeleken met het vorige kwartaal.

In Tabel 2.2 is de samenstelling van de belangrijkste voedermiddelen voor graasdieren weergegeven.

Tabel 2.2 Samenstelling voedermiddelen voor graasdieren
StikstofStikstofStikstofStikstofFosfaatFosfaatFosfaatFosfaat
1e kwartaalrapportage 20202e kwartaalrapportage 20203e kwartaalrapportage 20204e kwartaalrapportage 20201e kwartaalrapportage 20202e kwartaalrapportage 20203e kwartaalrapportage 20204e kwartaalrapportage 2020
Mengvoer melkvee (g/kg)28,328,528,528,64,084,134,174,20
Graskuil oogstjaar 2019 (g/kg droge stof)29,129,129,129,13,613,613,613,61
Graskuil oogstjaar 2020 (g/kg droge stof)28,628,628,629,33,873,873,873,40
Snijmaïs oogstjaar 2019 (g/kg droge stof)12,512,512,512,51,861,861,861,86
Snijmaïs oogstjaar 2020 (g/kg droge stof)11,511,511,512,21,891,891,891,80
Vers gras 2020 (g/kg droge stof)30,430,430,431,04,004,004,003,40
 
In Tabel 2.3 is de melkproductie per koe per jaar weergegeven. Het cijfer is een voortschrijdend gemiddelde over de voorgaande 12 maanden.

Tabel 2.3 Melkproductie per koe (kg/koe/jaar)
20191e kwartaalrapportage 20202e kwartaalrapportage 20203e kwartaalrapportage 20204e kwartaalrapportage 2020
Melkproductie88708930895089408950


In Tabel 2.4 is het resultaat weergegeven van de fosfaat- en stikstofexcretie (momentopname) in de kwartaalrapportage.

Tabel 2.4 Fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel met de rundveestapel op peildata van het I&R-systeem (mln kg)
FosfaatFosfaatFosfaatFosfaatStikstofStikstofStikstofStikstof
1e kwartaalrapportage 20202e kwartaalrapportage 20203e kwartaalrapportage 20204e kwartaalrapportage 20201e kwartaalrapportage 20202e kwartaalrapportage 20203e kwartaalrapportage 20204e kwartaalrapportage 2020
RundveeTotaal89,087,487,782,9323,5323,0323,4325,1
RundveeMelkvee77,477,077,273,3286,8287,1287,0290,4
RundveeVleeskalveren7,75,96,16,023,020,421,020,7
RundveeOverig vleesvee3,94,44,43,613,715,515,514,0
VarkensTotaal36,936,235,735,795,192,190,890,9
PluimveeTotaal24,824,524,624,754,755,255,455,5
PluimveeKippen24,023,823,924,053,153,854,054,1
PluimveeKalkoenen0,40,40,40,40,90,90,90,9
PluimveeEenden0,40,30,30,30,60,50,50,5
Paarden, pony’s, schapen en geitenTotaal7,07,27,26,721,421,921,922,0
Konijnen en pelsdierenTotaal1,00,80,80,62,21,61,61,3
VeestapelTotaal158,8156,0156,0150,6496,8493,9493,2494,8
1) De omvang van de rundveestapel in de kwartaalrapportages is gebaseerd op de aantallen in het I&R-systeem voor rundvee aan het einde van elk kwartaal.
N.B. de momentopnames na afloop van elk kwartaal zijn door veranderingen in de rundveestapel niet representatief voor de fosfaat- en stikstofexcretie over heel 2020. Daarnaast zijn de waarden van een aantal variabelen in de kwartaalrapportages geschat, zoals het verbruik en de samenstelling van bepaalde voeders in 2020, omdat deze gegevens op het moment van rapportage nog niet beschikbaar zijn.


De stikstofexcretie van de melkveesector ligt in alle kwartalen van 2020 boven het sectorplafond van 281,8 miljoen kg stikstof. In 2019 lag de stikstofexcretie van de melkveesector net onder het sectorplafond (Tabel 2.5).

2.2 Fosfaat- en stikstofexcretie in 2020 met gemiddeld aantal dieren

Na afloop van elk kalenderjaar berekent het CBS achtereenvolgens voorlopige en definitieve cijfers over de fosfaat- en stikstofexcretie van de veestapel. De definitieve cijfers gaan daarbij uit van de excretiefactoren per dier die zijn vastgesteld door de Werkgroep Uniformering berekening Mest- en mineralencijfers (WUM) en het aantal dieren in de Landbouwtelling. Aangenomen wordt dat het aantal dieren in de Landbouwtelling overeenkomt met het gemiddeld aantal aanwezige dieren in het afgelopen jaar, behalve in jaren met uitbraken van dierziekten of andere bijzondere omstandigheden. Uit de kwartaalcijfers van het I&R-register blijkt dat er gemiddeld minder vleeskalveren aanwezig waren in 2020 dan op de peildatum van de Landbouwtelling. In de berekening van de fosfaat- en stikstofexcretie in 2020 is hiermee rekening gehouden door het aantal vleeskalveren aan te passen. In Tabel 2.5 zijn de definitieve cijfers weergegeven van de fosfaat- en stikstofexcretie in 2019 en de voorlopige cijfers van 2020.

Tabel 2.5 Fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel op basis van het aantal dieren in de Landbouwtelling (mln kg)
FosfaatFosfaatStikstofStikstof
20192020*20192020*
RundveeTotaal85,783,5315,7324,3
RundveeMelkvee75,574,0279,7289,8
RundveeVleeskalveren6,56,122,321,3
RundveeOverig vleesvee3,73,413,713,3
VarkensTotaal36,835,793,790,9
PluimveeTotaal25,124,756,055,5
PluimveeKippen24,424,054,554,1
PluimveeKalkoenen0,40,40,90,9
PluimveeEenden0,40,30,60,5
Paarden, pony’s, schapen en geitenTotaal6,96,722,122,0
Konijnen en pelsdierenTotaal1,00,62,21,3
VeestapelTotaal155,5151,2489,7494,0
1) De omvang van de rundveestapel in de kwartaalrapportages is gebaseerd op de aantallen in het I&R-systeem voor rundvee aan het einde van elk kwartaal.
N.B. de momentopnames na afloop van elk kwartaal zijn door veranderingen in de rundveestapel niet representatief voor de fosfaat- en stikstofexcretie over heel 2020. Daarnaast zijn de waarden van een aantal variabelen in de kwartaalrapportages geschat, zoals het verbruik en de samenstelling van bepaalde voeders in 2020, omdat deze gegevens op het moment van rapportage nog niet beschikbaar zijn.


Het voorlopige cijfer voor 2020 van de fosfaatexcretie van de gehele veestapel ligt met 151,2 miljoen kg bijna 13 procent onder het plafond van 172,9 miljoen kg. De stikstofexcretie komt met 494,0 miljoen kg ruim 2 procent lager uit dan het plafond van 504,4 miljoen kg. De stikstofexcretie van de melkveesector lag in 2020 hoger dan in 2019. De belangrijkste oorzaken voor deze toename zijn een toename van het aantal melkkoeien en jongvee, een verminderde beschikbaarheid van snijmaïs door afname van het maïsareaal en een grotere voederbehoefte van melkkoeien door de toegenomen melkproductie per koe. Een aantal uitgangspunten in de berekening van de excretie in 2020, zoals de beschikbaarheid van snijmaïs, zijn nu nog gebaseerd op schattingen. In de loop van het voorjaar van 2021 komen hiervoor definitieve cijfers beschikbaar. De definitieve cijfers over de stikstof- en fosfaatexcretie in 2020 worden naar verwachting medio 2021 gepubliceerd.