Bevolking; kerncijfers

Tabeltoelichting


Deze tabel bevat kerncijfers over de bevolking van Nederland.

In de tabel worden de volgende gegevens onderscheiden:
- Bevolking naar geslacht;
- Bevolking naar burgerlijke staat;
- Bevolking naar leeftijd;
- Bevolking naar herkomst;
- Particuliere huishoudens;
- Personen in institutionele huishoudens;
- Bevolkingsgroei;
- Bevolkingsdichtheid.

Het CBS gaat over op een nieuwe indeling van de bevolking naar herkomst. Voortaan is meer bepalend waar iemand zelf geboren is, en minder bepalend waar iemands ouders geboren zijn. Daarbij wordt het woord migratieachtergrond niet meer gebruikt. De hoofdindeling westers/niet-westers wordt vervangen door een indeling op basis van werelddelen en veelvoorkomende immigratielanden. Deze indeling wordt geleidelijk ingevoerd in tabellen en publicaties met bevolking naar herkomst.

Gegevens beschikbaar vanaf: 1950
Cijfers over de bevolking naar herkomst zijn vooralsnog alleen beschikbaar vanaf 2022. De perioden 1996 tot en met 2021 zullen op een later moment aan de tabel worden toegevoegd.

Status van de cijfers:
Alle cijfers in de tabel zijn definitief.

Wijzigingen 8 september 2025:
Definitieve cijfers van de bevolkingsgroei over 2024 en de definitieve cijfers van de bevolking per 1 januari 2025 zijn toegevoegd.

Wanneer komen er nieuwe cijfers uit?
In de tweede helft van 2026 worden de definitieve cijfers van de bevolkingsgroei over 2025 en de definitieve cijfers van de bevolking per 1 januari 2026 toegevoegd.

Toelichting onderwerpen

Bevolking naar leeftijd (op 1 januari)
De bevolking van Nederland op 1 januari.

Bevolking:
De inwoners van Nederland.
In de bevolkingsaantallen zijn uitsluitend personen begrepen die zijn opgenomen in het bevolkingsregister van een Nederlandse gemeente.
In principe wordt iedereen die voor onbepaalde tijd in Nederland woont, opgenomen in het bevolkingsregister van de woongemeente. Personen die tot de bevolking van Nederland behoren, maar voor wie geen vaste woonplaats valt aan te wijzen, zijn opgenomen in het bevolkingsregister van de gemeente 's-Gravenhage.
In de bevolkingsregisters zijn niet opgenomen de in Nederland wonende personen waarvoor uitzonderingsregels gelden met betrekking tot opneming in de bevolkingsregisters (bijvoorbeeld diplomaten en NAVO militairen) en personen die niet legaal in Nederland verblijven.

Leeftijd:
Het aantal gehele jaren dat op 1 januari van het jaar van waarneming is verstreken sinds de geboortedatum van de persoon.
Te berekenen als jaar van waarneming minus één, min het geboortejaar van de persoon.
Bevolking naar leeftijd, aantallen
Bevolking naar leeftijd in aantallen.
80 jaar of ouder
Personen van 80 jaar of ouder.
Bevolking naar leeftijd, relatief
80 jaar of ouder
Personen van 80 jaar of ouder per honderd van de totale bevolking.
Particuliere huishoudens
De cijfers tot en met 1987 zijn per 31 december, die van 1988 tot en met 1994 medio het waarnemingsjaar en vanaf 1995 per 1 januari.

Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf, dus niet-bedrijfsmatig, voorzien in de dagelijkse levensbehoeften.

Trendbreuk (personen in) particuliere huishoudens
Door de verbeterde waarneming van personen in institutionele huishoudens treedt vanaf 2014 een trendbreuk op in de ontwikkeling van het aantal eenpersoonshuishoudens/alleenstaanden. Circa 35 duizend personen die eerst voornamelijk als alleenstaanden getypeerd waren, verschuiven nu naar de institutionele huishoudens. Het aantal alleenstaanden steeg daardoor van 2013 op 2014 met maar duizend personen. Van 2012 op 2013 was die stijging nog 41 duizend personen. Ook de totale stijging van het aantal huishoudens liep als gevolg hiervan terug van 57 duizend van 2012 op 2013 naar 21 duizend van 2013 op 2014.
Vanaf 2011 is er voor de samenstelling van huishoudensgegevens gebruik gemaakt van een nieuwe productiemethode. In deze nieuwe methode worden voor het bepalen van de huishoudenssamenstelling naast de gegevens uit het gemeentelijke bevolkingsregister ook belastingdienstgegevens over samenwonende paren gebruikt. De uitkomsten op basis van de nieuwe methode sluiten goed aan op de voorgaande uitkomsten, maar er treden vanaf 2011 wel kleine verschuivingen op in het aantal huishoudens naar samenstelling. De grootste verandering betreft het aantal overige huishoudens en de niet gehuwde paren. In 2011 valt het aantal overige huishoudens 10 duizend lager uit dan in 2010. Het aantal niet gehuwde paren valt navenant hoger uit.
Totaal huishoudens
Totaal particuliere huishoudens
Eenpersoonshuishoudens
Particulier huishouden bestaande uit één persoon.
Tot eenpersoonshuishoudens, ook wel alleenstaanden genoemd, worden ook personen gerekend die met anderen op eenzelfde adres wonen maar een eigen huishouding voeren. Alleenstaanden worden in alle burgerlijke staten aangetroffen; zo kunnen gehuwden na het stuklopen van hun relatie (in afwachting van een scheiding) alleen wonen.
Meerpersoonshuishoudens
Een particulier huishouden bestaande uit twee of meer personen.
Gemiddelde huishoudensgrootte
Gemiddeld aantal personen dat deel uitmaakt van een particulier huishouden.
Personen in institutionele huishoudens
De cijfers tot en met 1987 zijn per 1 januari, die van 1988 tot en met 1994 medio het waarnemingsjaar en vanaf 1995 weer per 1 januari.

Institutioneel huishouden:
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en daar bedrijfsmatig worden voorzien in dagelijkse levensbehoeften. Ook de huisvesting vindt bedrijfsmatig plaats.
Het gaat om instellingen zoals verpleeg-, verzorgings- en kindertehuizen, gezinsvervangende tehuizen, revalidatiecentra en penitentiaire inrichtingen, die daar in principe voor langere tijd (zullen) verblijven.

Trendbreuk (personen in) institutionele huishoudens
Tot en met 2012 zijn de gegevens over institutionele huishoudens gebaseerd op door gemeenten verstrekte adresinformatie. Vanaf 2014 is de waarneming daarvan volledig gebaseerd op secundaire waarneming. Het jaar 2013 is een tussenjaar. Startpunt was daar de adresinformatie over 2012 aangevuld met secundaire bronnen, waarbij aangetekend dient te worden dat de cijfers over 2013 mogelijk van wat mindere kwaliteit zijn. De belangrijkste bronnen voor de waarneming vanaf 2014 zijn: institutionele adressen op basis van zorgkaartnederland.nl en personen die AWBZ- zorg met verblijf ontvangen (Bron: Centraal Administratie Kantoor, CAK). Zie verder de korte onderzoekbeschrijving. De institutionele huishoudens worden met de nieuwe methodiek die in 2014 is toegepast beter waargenomen. Tevens zijn vanaf 2014 asielzoekers die woonachtig zijn in asielzoekerscentra en ingeschreven staan in het gemeentelijke bevolkingsregister bij de institutionele huishoudens ingedeeld. Als gevolg van deze wijzigingen worden in 2014 249 duizend personen in institutionele huishoudens geteld, naar schatting circa 35 duizend meer dan met de oude methode geteld zouden worden.
Vanaf 2011 is er voor de samenstelling van huishoudensgegevens gebruik gemaakt van een nieuwe productiemethode. In deze nieuwe methode worden voor het bepalen van de huishoudenssamenstelling naast de gegevens uit het bevolkingsregister ook belastingdienstgegevens over samenwonende paren gebruikt. Het aantal personen in institutionele huishoudens ligt op 1 januari 2011 bijna 11 duizend hoger dan op 1 januari 2010. Ongeveer de helft van deze stijging is veroorzaakt door verbeteringen in de methode van waarneming.