Kerncijfers wijken en buurten 2022

Kerncijfers wijken en buurten 2022

Wijken en buurten Inkomen Inkomen van personen Aantal inkomensontvangers   (aantal) Inkomen Inkomen van personen Gemiddeld inkomen per inkomensontvanger  (x 1 000 euro) Inkomen Inkomen van personen Gemiddeld inkomen per inwoner  (x 1 000 euro) Inkomen Inkomen van personen 40% personen met laagste inkomen (%) Inkomen Inkomen van personen 20% personen met hoogste inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Gem. gestandaardiseerd inkomen van huish (x 1 000 euro) Inkomen Inkomen van huishoudens 40% huishoudens met laagste inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens 20% huishoudens met hoogste inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Huishoudens met een laag inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Huish. onder of rond sociaal minimum (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Huishoudens tot 110% van sociaal minimum (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Huishoudens tot 120% van sociaal minimum (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Mediaan vermogen van particuliere huish. (x 1 000 euro)
Bosgebied Nieuw Milligen 100 . 42,8 . . . . . . . . . .
Kamillehof 1.800 28,4 22,1 50,6 10,6 26,8 56,0 6,9 7,3 16,1 23,4 26,9 6,1
Sint Clarabos 0 . . . . . . . . . . . .
Millingen aan de Rijn 4.900 32,3 27,6 42,4 13,9 33,0 37,7 17,0 4,2 6,0 9,4 12,4 124,9
Millingen aan de Rijn-Oost 2.400 30,3 25,5 45,5 11,9 30,9 43,5 13,6 4,9 6,7 10,1 13,4 88,0
Millingen aan de Rijn-West 2.500 34,1 29,4 39,5 15,7 34,7 32,4 20,1 3,2 5,3 8,8 11,5 162,3
Buitengebied Millingerwaard 0 . . . . . . . . . . . .
Sint Aagtendorp 600 32,6 26,0 41,8 14,5 30,2 46,4 10,7 6,2 8,2 15,5 17,5 21,0
Verspreide huizen Millingen 200 40,1 32,4 41,1 24,9 41,7 29,8 32,7 4,9 5,8 8,7 10,7 325,7
Sint Joris 400 21,1 19,1 68,2 8,9 16,1 78,9 4,5 11,4 12,8 22,1 22,8 3,3
Sint Jozefparochie 2.200 33,8 28,0 42,7 16,2 34,1 34,2 20,0 3,3 3,7 8,0 10,9 241,0
Sint-Pancras 4.800 37,9 31,2 38,7 21,3 38,4 27,6 28,7 2,0 3,0 5,0 6,8 308,1
Sint-Pancras kern 3.400 37,2 31,4 39,7 20,1 38,3 28,7 26,1 1,7 3,0 4,5 6,2 324,3
Buitengebied Sint-Pancras 100 . . . . . . . . . . . .
Wijk 10 Sint Joost 1.200 37,9 32,4 37,7 21,8 38,0 27,3 25,3 1,3 2,8 4,0 5,2 293,4
Sint Joost 1.100 37,4 32,1 38,5 20,9 37,5 27,7 23,5 1,5 2,4 3,7 5,0 293,0
Verspreide Huizen Sint Joost 100 42,4 34,6 32,0 28,9 . . . . . . . .
Sint Antoniusbank 100 . 62,1 . . . . . . . . . .
Wijk 04 Sint Geertruid 1.700 38,6 32,6 38,0 21,6 39,0 26,0 28,2 2,1 2,4 3,5 4,5 333,5
Sint Geertruid 800 36,1 30,1 37,6 19,1 36,8 27,6 24,1 1,8 1,3 2,8 4,6 283,6
Sintenbuurt 1.500 38,1 30,7 38,0 23,5 33,6 43,4 19,8 5,8 9,0 13,3 15,2 166,5
Wijk 41 Sint Nicolaasga 2.600 32,7 27,3 42,6 14,2 34,2 37,0 19,5 2,5 5,1 7,8 10,5 214,8
Sint Nicolaasga 2.600 32,7 27,3 42,6 14,2 34,2 37,0 19,5 2,5 5,1 7,8 10,5 214,8
Sintjohannesga 1.000 33,5 27,2 40,7 13,6 35,1 28,5 22,7 3,1 3,1 4,7 5,9 226,8
Sint Annen 200 33,9 28,6 42,8 14,5 . . . . . . . .
Wijk 02 Sint Isidorushoeve 1.100 35,3 29,2 39,4 19,8 39,8 20,0 36,5 1,7 2,8 4,1 5,4 392,5
Sint Isidorushoeve kern 500 35,7 29,9 37,9 20,6 40,0 18,3 34,4 0,4 2,2 3,1 3,6 309,3
Verspreide huizen Sint Isidorushoeve 600 35,0 28,6 40,6 19,2 39,6 21,6 38,4 2,9 3,3 4,9 7,0 525,6
Sint Vitusbuurt 1.400 36,6 31,1 36,9 19,6 32,2 47,4 14,4 3,7 7,5 10,7 12,9 97,5
Sint Annabrink 600 34,2 29,6 39,6 14,9 33,6 41,9 18,2 4,2 4,8 7,4 8,8 136,6
Sint Jansteen 2.600 36,7 30,5 40,7 19,5 36,6 34,1 19,5 3,5 5,0 7,4 9,1 217,4
Buitengebied Sint Jansteen 0 . . . . . . . . . . . .
Mill 5.200 33,6 28,6 42,4 16,3 35,2 36,1 22,9 2,6 3,4 6,3 9,1 248,7
Mill-Centrum 1.600 32,0 28,1 47,0 13,6 32,3 48,5 14,4 2,6 4,2 9,1 13,3 151,4
Mill-West 1.400 31,0 26,3 44,7 13,1 33,4 34,7 19,3 2,7 3,4 6,4 9,3 216,9
Mill-Zuid 300 38,9 32,1 39,7 24,3 43,4 20,9 39,2 1,3 1,3 1,3 1,9 515,1
Sint Agatha 400 38,8 34,0 37,1 24,1 39,8 25,1 28,6 2,5 2,0 3,0 4,5 393,9
Sint Agatha kern 300 38,3 33,0 34,0 23,9 38,4 24,6 24,6 0,8 0,8 2,3 4,5 354,5
Sint Agatha buitengebied 200 39,6 35,9 42,3 24,4 . . . . . . . .
Sint Hubert 1.200 34,9 30,7 38,6 16,1 37,8 32,1 23,5 3,1 2,6 5,0 6,4 279,5
Sint Hubert 900 34,5 30,1 37,2 14,9 35,1 34,4 18,2 2,9 2,7 5,8 7,4 214,7
Sint Hubert buitengebied 400 35,9 32,0 41,7 19,0 45,1 26,0 37,9 3,6 2,4 3,0 3,6 505,4
Sint Anthonis 3.500 35,6 30,8 40,1 17,8 37,0 33,7 22,9 1,7 2,9 5,2 6,9 293,8
Sint Anthonis 2.800 34,5 29,9 39,9 16,0 35,1 37,0 18,2 1,8 3,2 5,8 7,8 249,1
Sint Anthonis buitengebied 700 40,6 34,6 40,7 25,5 47,8 15,8 50,2 1,1 1,1 1,5 1,9 607,9
Sint Maartenspoort 1.300 29,1 26,7 57,0 11,9 23,6 74,7 7,3 8,8 12,7 21,6 26,2 2,1
Sint Pieter 100 56,9 50,5 38,9 38,9 . . . . . . . .
Sint-Oedenrode 15.200 37,2 31,2 39,5 19,3 37,8 30,7 25,4 2,1 3,1 5,2 7,3 326,5
Sint-Oedenrode Centrum Noord 1.400 30,1 28,1 53,0 9,8 29,7 62,6 8,9 2,8 7,0 13,0 20,7 108,1
Milligen 5.400 37,8 30,1 35,2 22,7 36,6 26,6 21,9 2,7 3,1 5,6 7,1 181,7
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Overzicht van statistische gegevens van gemeenten, wijken en buurten in Nederland.

Gegevens beschikbaar over: 2022.

Status van de cijfers:
Definitief, tenzij in de toelichting bij het onderwerp expliciet is vermeld dat het voorlopige cijfers betreft.

Wijzigingen per maart 2025
Binnen het thema Arbeid zijn nieuwe cijfers beschikbaar over arbeidsparticipatie. In deze cijfers zijn alsnog de werkenden van de maand december meegenomen.

Wijzigingen per december 2024
De eerder gepubliceerde cijfers over jeugdzorg binnen het thema Zorg zijn gecorrigeerd. Er zijn twee fouten ontdekt en hersteld in de verwerking van de aangeleverde gegevens. In gevallen waarbij er meerdere trajecten in de verslagperiode waren gestart bij dezelfde jongere, werden sommige trajecten ten onrechte niet als ‘herhaald beroep’ aangemerkt bij zowel jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering. Een relatief groot aantal trajecten jeugdhulp die hoogstwaarschijnlijk wel beëindigd waren, waren ten onrechte niet meegeteld in het aantal beëindigde trajecten jeugdhulp.

Wijzigingen per september 2024
De cijfers over nabijheid voorzieningen voor 2022 zijn herplaatst. Vanaf 2022 is de berekening van de afstanden van adressen naar de (dichtstbijzijnde) voorzieningen verbeterd: de rijrichtingen worden vanaf dan meegenomen bij het bepalen van routes en daarmee afstanden van adressen naar de (dichtstbijzijnde) voorzieningen. In voorgaande jaren gebeurde dit niet of slechts in beperkte mate.

Wijzigingen per juni 2024
Bij nadere analyse van de cijfers over nabijheid voorzieningen voor 2022 is geconstateerd dat deze door wijzigingen in de gebruikte GIS-software afwijken van voorgaande jaren. Omdat het herberekenen van de cijfers nog enige tijd zal kosten, worden de afwijkende cijfers voor 2022 teruggetrokken, totdat de nieuwe cijfers gereed zijn.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Elk kwartaal worden er nieuwe cijfers toegevoegd indien deze beschikbaar zijn.

Toelichting onderwerpen

Inkomen
Deze variabelen geven informatie over het persoonlijk inkomen van personen in particuliere huishoudens waarvan het inkomen is waargenomen en het inkomen van particuliere huishoudens met een waargenomen inkomen. De gegevens komen uit de Integrale Inkomens- en Vermogensstatistiek (IIVS) met als populatie de bevolking van Nederland op 1 januari van het verslagjaar met het inkomen over het verslagjaar.

De Integrale Inkomens- en Vermogensstatistiek van het CBS is voornamelijk gebaseerd op registers afkomstig van het Ministerie van Financiën (de fiscale registers) en de bevolkingsregisters van de Nederlandse gemeenten (Basisregistratie personen). De Basisregistratie personen is een register waarin alle inwoners van een gemeente behoren te zijn ingeschreven. Uitgezonderd zijn:
- Inwoners van Nederland die gebruik maken van uitzonderingsregels die gelden met betrekking tot opneming in de bevolkingsregisters (niet-Nederlandse diplomaten en niet-Nederlandse NAVO militairen). Zij mogen zelf bepalen of zij in de bevolkingsregisters ingeschreven worden of niet.
- Asielzoekers die korter dan zes maanden in de centrale opvang verblijven en nog geen verblijfsvergunning hebben gekregen.
Inkomen van personen
De doelpopulatie bestaat uit personen behorende tot particuliere huishoudens waarvan het inkomen is waargenomen.

De inkomensgegevens zijn gebaseerd op het persoonlijk inkomen. Dit omvat de volgende bestanddelen van het bruto-inkomen van een persoon:
- inkomen uit arbeid;
- inkomen uit eigen onderneming;
- uitkering inkomensverzekeringen;
- uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag).
Aantal inkomensontvangers  
Personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens.
De cijfers zijn afgerond op honderdtallen.

Gemiddeld inkomen per inkomensontvanger 
Het rekenkundig gemiddeld persoonlijk inkomen per persoon op basis van personen met persoonlijk inkomen die deel uitmaken van particuliere huishoudens.
De waarde is vermeld bij minimaal 2.500 personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens per regio.
Gemiddeld inkomen per inwoner 
Het rekenkundig gemiddeld persoonlijk inkomen per persoon op basis van de totale bevolking in particuliere huishoudens.
De waarde is vermeld bij minimaal 2.500 personen in particuliere huishoudens per regio.

40% personen met laagste inkomen
Aandeel personen in particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 40% personen met het laagste persoonlijk inkomen.
Personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het persoonlijk inkomen.
De indeling vindt plaats nadat alle personen landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog persoonlijk inkomen. Tot de laagste 40-procent-groep worden de veertig procent personen met het laagste persoonlijk inkomen gerekend.
Het persoonlijk inkomen omvat inkomen uit arbeid, inkomen uit eigen onderneming, uitkering inkomensverzekeringen en uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag).
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens per regio.

20% personen met hoogste inkomen
Aandeel personen in particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 20% personen met het hoogste persoonlijk inkomen.
Personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het persoonlijk inkomen.
De indeling vindt plaats nadat alle personen landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog persoonlijk inkomen. Tot de hoogste 20-procent-groep worden de twintig procent personen met het hoogste persoonlijk inkomen gerekend.
Het persoonlijk inkomen omvat inkomen uit arbeid, inkomen uit eigen onderneming, uitkering inkomensverzekeringen en uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag).
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens per regio.
Inkomen van huishoudens
De doelpopulatie bestaat uit particuliere huishoudens waarvan het inkomen is waargenomen.
Gem. gestandaardiseerd inkomen van huish
Het besteedbaar inkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Deze correctie vindt plaats met behulp van equivalentiefactoren. In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Met behulp van de equivalentiefactoren worden alle inkomens herleid tot het inkomen van een eenpersoonshuishouden. Op deze wijze zijn de welvaartsniveaus van huishoudens onderling vergelijkbaar gemaakt. Het gestandaardiseerd inkomen is een maat voor de welvaart van (de leden van) een huishouden.


40% huishoudens met laagste inkomen
Aandeel particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 40% huishoudens met het laagste huishoudensinkomen.
Particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het besteedbaar huishoudensinkomen.
De indeling vindt plaats nadat huishoudens landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog besteedbaar huishoudensinkomen. Tot de laagste 40-procent-groep worden de veertig procent huishoudens met het laagste besteedbaar inkomen gerekend.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens per regio.

Het besteedbaar inkomen van particuliere huishoudens bestaat uit het bruto-inkomen verminderd met:
- betaalde inkomensoverdrachten, zoals alimentatie van de ex-echtgeno(o)t(e);
- premies inkomensverzekeringen zoals premies betaald voor sociale verzekeringen, volksverzekeringen en particuliere verzekeringen in verband met werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ouderdom en nabestaanden;
- premies ziektekostenverzekeringen;
- belastingen op inkomen en vermogen.
20% huishoudens met hoogste inkomen
Aandeel particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 20% huishoudens met het hoogste huishoudensinkomen.
Particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het besteedbaar huishoudensinkomen.
De indeling vindt plaats nadat huishoudens landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog besteedbaar huishoudensinkomen. Tot de hoogste 20-procent-groep worden de twintig procent huishoudens met het hoogste besteedbaar inkomen gerekend.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens per regio.

Het besteedbaar inkomen van particuliere huishoudens bestaat uit het bruto-inkomen verminderd met:
- betaalde inkomensoverdrachten, zoals alimentatie van de ex-echtgeno(o)t(e);
- premies inkomensverzekeringen zoals premies betaald voor sociale verzekeringen, volksverzekeringen en particuliere verzekeringen in verband met werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ouderdom en nabestaanden;
- premies ziektekostenverzekeringen;
- belastingen op inkomen en vermogen.
Huishoudens met een laag inkomen
Bij de bepaling van laag inkomen is van de particuliere huishoudens een aantal groepen niet meegenomen. Dit betreft enerzijds studentenhuishoudens en anderzijds huishoudens met een onvolledig jaarinkomen. De doelpopulatie bestaat dan ook uit particuliere huishoudens waarvan de hoofdkostwinner (of eventuele partner) het gehele jaar inkomen heeft en niet afhankelijk is van studiefinanciering.

Om te bepalen of een huishouden een laag inkomen heeft, wordt het inkomen van een huishouden omgerekend tot het gestandaardiseerde inkomen (exclusief eventueel ontvangen huurtoeslag). Vervolgens wordt dit gestandaardiseerde inkomen (met het prijsindexcijfer) herleid naar het prijspeil in 2000. Het resulterende gestandaardiseerde en gedefleerde inkomen is laag wanneer het minder is dan 9249 euro. Deze grens komt ongeveer overeen met de koopkracht van een bijstandsuitkering voor een alleenstaande in 1979 toen deze op zijn hoogst was.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens behorende tot de doelpopulatie per regio.
Huish. onder of rond sociaal minimum
Huishoudens onder of rond het sociaal minimum.
Bij de bepaling van het sociaal minimum is van de particuliere huishoudens een aantal groepen niet meegenomen. Dit betreft enerzijds studentenhuishoudens en anderzijds huishoudens met een onvolledig jaarinkomen. De doelpopulatie bestaat dan ook uit particuliere huishoudens waarvan de hoofdkostwinner (of eventuele partner) het gehele jaar inkomen heeft en niet afhankelijk is van studiefinanciering.

Het sociaal minimum is het wettelijk bestaansminimum zoals dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld. Om te kunnen beoordelen hoe het inkomen zich verhoudt tot het minimum, is aan de hand van de regelgeving vastgesteld welke norm voor het desbetreffende huishouden van toepassing is. De norm voor een (echt)paar met uitsluitend minderjarige kinderen is bijvoorbeeld gelijkgesteld aan de bijstandsuitkering van een echtpaar, aangevuld met de (leeftijdsafhankelijke) kinderbijslag. Bij 65-plussers is het bedrag aan AOW-pensioen als norm gekozen.
Het waargenomen inkomen van huishoudens, die uitsluitend op een bijstandsuitkering zijn aangewezen, wijkt in veel gevallen in geringe mate af van de vastgestelde normbedragen. Zouden de normbedragen als inkomensgrens worden gehanteerd, dan komt een deel van deze huishoudens met hun inkomen net boven het sociale minimum uit. Daarom is niet 100%, maar 101% van het sociaal minimum als inkomensgrens gehanteerd.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens behorende tot de doelpopulatie per regio.
Huishoudens tot 110% van sociaal minimum
Het besteedbaar huishoudensinkomen exclusief gebonden uitkeringen is lager dan 110 procent van het sociaal minimum. Het sociaal minimum is het wettelijk bestaansminimum dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld. Tot aan de pensioengerechtigde leeftijd is het sociaal minimum gelijk aan de hoogte van de bijstandsuitkering en vanaf de pensioengerechtigde leeftijd is het ontleend aan het AOW-pensioen. Voor huishoudens met kinderen zijn de kinderbijslag en het kindgebonden budget aan het normbedrag toegevoegd.
Huishoudens tot 120% van sociaal minimum
Het besteedbaar huishoudensinkomen exclusief gebonden uitkeringen is lager dan 120 procent van het sociaal minimum. Het sociaal minimum is het wettelijk bestaansminimum dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld. Tot aan de pensioengerechtigde leeftijd is het sociaal minimum gelijk aan de hoogte van de bijstandsuitkering en vanaf de pensioengerechtigde leeftijd is het ontleend aan het AOW-pensioen. Voor huishoudens met kinderen zijn de kinderbijslag en het kindgebonden budget aan het normbedrag toegevoegd.
Mediaan vermogen van particuliere huish.
De mediaan is het middelste getal wanneer alle getallen van laag naar hoog worden gesorteerd. Vermogen is het saldo van bezittingen en schulden. Bezittingen worden gevormd door bank- en spaartegoeden, effecten, de eigen woning, overig onroerend goed, ondernemingsvermogen, aanmerkelijk belang en de overige bezittingen. De schulden omvatten onder meer schulden ten behoeve van een eigen woning en consumptief krediet.