Maatstaven gemeentefonds; diverse indicatoren; regio-indeling 2022
| Regio's | Huishoudens met inkomen, 2014 Totaal huishoudens met inkomen Huishoudens met inkomen (aantal) | Huishoudens met inkomen, 2014 Totaal huishoudens met inkomen Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen (euro) | Huishoudens met inkomen, 2014 Huishoudens met kinderen Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen (euro) | Huishoudens met inkomen, 2014 Minderjarige kinderen in huishoudens In huishoudens met laag inkomen (aantal) | Personen met bijstand, 31-12-2021 (aantal) | Personen met loonkostensubs., 31-12-2021 (aantal) |
|---|---|---|---|---|---|---|
| Son en Breugel | 7.000 | 29.300 | 29.900 | 300 | 220 | 30 |
| Bron: CBS. | ||||||
Tabeltoelichting
Gemeenten ontvangen geld van de Rijksoverheid uit het gemeentefonds. Hiermee betalen zij een deel van hun uitgaven. In opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) stelt CBS cijfers samen waarmee deze verdeelmodellen doorgerekend kunnen worden. Deze tabel bevat gegevens die onder andere als grondslag dienen bij het bepalen van de verdeling van het landelijk budget over de gemeenten ten behoeve van de algemene uitkeringen, Jeugdwet en de Participatiewet.
Gegevens beschikbaar voor 2022
Status van de cijfers:
De cijfers in deze tabel zijn definitief, maar samengesteld op basis van gegevens uit verschillende bronnen, en berekend op verschillende basisjaren. Dit wil zeggen dat de cijfers niet zondermeer vergelijkbaar zijn met reeds gepubliceerde cijfers op StatLine. In de toelichting bij de onderwerpen wordt dit nader verklaard.
Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Nieuwe cijfers worden onregelmatig gepubliceerd.
Wijzigingen per 02-08-2022
Cijfers over het aantal ouders (van kinderen tot 18 jaar) met langdurig psychisch medicijngebruik in 2021 zijn toegevoegd.
Toelichting onderwerpen
- Huishoudens met inkomen, 2014
- De uitkomsten hebben betrekking op huishoudens in Nederland met inkomen in 2014.
- Totaal huishoudens met inkomen
- Totaal aantal huishoudens met inkomen (incl. personen die in tehuizen of inrichtingen verblijven) op 31 december 2014 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2022.
Onlangs is de inkomensstatistiek gereviseerd (vanaf verslagjaar 2011). Dit cijfer is echter op verzoek van de opdrachtgever gebaseerd op inkomensgegevens vóór revisie.- Huishoudens met inkomen
- Totaal aantal huishoudens met inkomen in jaar 2014 (incl. personen die in tehuizen of inrichtingen verblijven) op 31 december 2014 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2022.
Onlangs is de inkomensstatistiek gereviseerd (vanaf verslagjaar 2011). Dit cijfer is echter op verzoek van de opdrachtgever gebaseerd op inkomensgegevens vóór revisie.
- Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen
- Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen per huishouden in 2014 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2022.
Het gestandaardiseerd inkomen is het besteedbaar inkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Om inkomens van huishoudens van verschillende grootte en samenstelling vergelijkbaar te maken, wordt het inkomen gestandaardiseerd. Bij het standaardiseren wordt het besteedbaar huishoudensinkomen gecorrigeerd voor grootte en samenstelling van een huishouden. Hiervoor zijn equivalentiefactoren beschikbaar die afgestemd zijn op het aantal volwassenen en kinderen (naar leeftijd) in een huishouden. In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Hierbij is de CBS-equivalentieschaal gebruikt, waarbij het eenpersoonshuishouden als standaardhuishouden is gekozen. Het gaat hier om het rekenkundig gemiddeld gestandaardiseerd inkomen per huishouden.
Onlangs is de inkomensstatistiek gereviseerd (vanaf verslagjaar 2011). Dit cijfer is echter op verzoek van de opdrachtgever gebaseerd op inkomensgegevens vóór revisie.
- Huishoudens met kinderen
- Aantal particuliere huishoudens met kinderen op 31 december 2014 met inkomen in het jaar 2014 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2022.
De uitkomsten hebben betrekking op particuliere huishoudens met kinderen (exclusief studentenhuishoudens). Dit gaat om paren met kinderen zonder anderen en eenoudergezinnen zonder anderen. De indeling van het huishouden hangt af van de relaties van de huishoudensleden ten opzichte van de hoofdkostwinner. Het al dan niet gehuwd samenwonen van de hoofdkostwinner en de aanwezigheid van inwonende kinderen spelen hier een rol.
Onlangs is de inkomensstatistiek gereviseerd (vanaf verslagjaar 2011). Dit cijfer is echter op verzoek van de opdrachtgever gebaseerd op inkomensgegevens vóór revisie.- Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen
- Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen voor huishoudens met kinderen in 2014 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2022.
Het gestandaardiseerd inkomen is het besteedbaar inkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Om inkomens van huishoudens van verschillende grootte en samenstelling vergelijkbaar te maken, wordt het inkomen gestandaardiseerd. Bij het standaardiseren wordt het besteedbaar huishoudensinkomen gecorrigeerd voor grootte en samenstelling van een huishouden. Hiervoor zijn equivalentiefactoren beschikbaar die afgestemd zijn op het aantal volwassenen en kinderen (naar leeftijd) in een huishouden. In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Hierbij is de CBS-equivalentieschaal gebruikt, waarbij het eenpersoonshuishouden als standaardhuishouden is gekozen. Het gaat hier om het rekenkundig gemiddeld gestandaardiseerd inkomen per huishouden.
Onlangs is de inkomensstatistiek gereviseerd (vanaf verslagjaar 2011). Dit cijfer is echter op verzoek van de opdrachtgever gebaseerd op inkomensgegevens vóór revisie.
- Minderjarige kinderen in huishoudens
- Totaal aantal minderjarige kinderen in particuliere huishoudens met het gehele jaar inkomen (exclusief studentenhuishoudens) op 31 december 2014 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2022.
Een persoon is minderjarig als zijn leeftijd lager is dan 18 jaar.
Onlangs is de inkomensstatistiek gereviseerd (vanaf verslagjaar 2011). Dit cijfer is echter op verzoek van de opdrachtgever gebaseerd op inkomensgegevens vóór revisie.- In huishoudens met laag inkomen
- Aantal minderjarige kinderen in particuliere huishoudens met inkomen in het 2e, 3e, of 4e deciel van de landelijke inkomensverdeling in 2014 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2022.
Huishoudens zijn in tien inkomensklasse verdeeld. De klassengrenzen van de verdeling zijn als volgt bepaald. De huishoudens van geheel Nederland worden gerangschikt naar hoogte van besteedbaar inkomen van het voorafgaande jaar. Daarna worden de eenheden in tien, qua aantal gelijke groepen (decielgroepen) verdeeld en wordt het hoogste inkomen in elke groep bepaald. Deze inkomens vormen de klassengrenzen (decielen). De huishoudens in het 2e, 3e en 4e deciel vormen in dit geval de groep 'relatief lage inkomens'.
De populatie omvat alle huishoudens inclusief studentenhuishoudens en institutionele huishoudens; huishoudens zonder (waargenomen) belastbaar inkomen zijn buiten beschouwing gelaten.
Een particulier huishouden bestaat uit een of meer personen die alleen of samen in een woonruimte gehuisvest zijn en zelf in hun dagelijkse levensbehoeften voorzien.
Een institutioneel huishouden is gedefinieerd als een uit een of meer leden bestaande verzameling van personen, woonachtig in een tot bewoning bestemd gebouw of in een andere bewoonde ruimte, die daar door derden wordt voorzien van huisvesting en van dagelijkse levensbehoeften.
Huishoudens waarvan alle huishoudensleden een WSF-uitkering (Wet Studie Financiering) ontvangen behoren tot de groep studentenhuishoudens; werkstudenten behoren ook tot deze categorie.
Het 'besteedbaar inkomen' is het bruto-inkomen verminderd met de premies sociale zekerheid en andere betaalde overdrachten (o.a. alimentatie voor ex-partner) en de loon-, inkomsten- en vermogensbelasting.
Het bruto-inkomen omvat winst uit onderneming, bruto-inkomsten uit arbeid, inkomsten uit vermogen en bruto ontvangen overdrachten (zoals RWW, AOW, WAZ, WAJONG en WAO).
Onlangs is de inkomensstatistiek gereviseerd (vanaf verslagjaar 2011). Dit cijfer is echter op verzoek van de opdrachtgever gebaseerd op inkomensgegevens vóór revisie.
- Personen met bijstand, 31-12-2021
- Het aantal personen tot de pensioengerechtigde (AOW-)leeftijd met een bijstands(gerelateerde) uitkering op 31-12-2021 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2022.
WITREGEL
Inbegrepen zijn uitkeringen in het kader van:
- de Wet werk en bijstand (WWB);
- de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW);
- de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);
- het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz) en
- Bijstand aan (overige) adreslozen.
De cijfers over het aantal personen met een bijstandsuitkering in deze tabel kunnen afwijken van soortgelijke cijfers op Statline over het aantal personen met een bijstandsuitkering. Dit komt doordat in deze tabel de gemeentelijke indeling van 2022 is toegepast maar de definitieve cijfers ten behoeve van de Participatiewet over 31 december 2021 gaan. - Personen met loonkostensubs., 31-12-2021
- Aantal personen met een loonkostensubsidie participatiewet en forfaitaire loonkostensubsidie in het kader van re-integratie, zonder algemene bijstand, op 31 december 2021 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2022.
Loonkostensubsidie (Participatiewet)
Deze vorm van loonkostensubsidie is een voorziening om een werkgever te compenseren bij langdurig verminderde productiviteit van een werknemer. De schatting van het arbeidsvermogen langdurig onder WML gebeurt door de gemeente via één van de landelijk goedgekeurde methoden. Nadat is vastgesteld dat de cliënt waar het om gaat behoort tot de doelgroep voor de loonkostensubsidie kan dit instrument worden ingezet. De werknemer ontvangt het reguliere wettelijk minimumloon (WML) of cao-loon van de werkgever en bouwt hierover pensioen op. De loonkostensubsidie die de werkgever ontvangt is het verschil tussen het wettelijk minimumloon en de loonwaarde, vermeerderd met een vergoeding voor de werkgeverslasten. Als het cao-loon hoger is dan het WML zijn die meerkosten voor rekening van de werkgever. De loonkostensubsidie kan nooit meer zijn dan 70% van het WML. Het doel van dit instrument is het verstevigen van de arbeidsmarktpositie van de doelgroep.
Forfaitaire Loonkostensubsidie
Deze voorziening kan worden ingezet als er sprake is van het voornemen om een voorziening loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet in te zetten, maar de loonwaarde van de persoon nog niet is vastgesteld. De loonwaarde wordt hierbij standaard vastgelegd op 50% voor een periode van 6 maanden. Tijdens deze periode wordt de werkelijk van toepassing zijnde loonwaarde van de persoon vastgesteld. Na 6 maanden moet de gemeente de forfaitaire loonkostensubsidie beëindigen en start de ‘loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet’.