Landbouw; kerncijfers van de EU-lidstaten, nationale rekeningen
Verklaring van tekens
Tabeltoelichting
Deze tabel bevat gegevens uit de landbouwrekeningen van de EU-lidstaten. De cijfers hebben betrekking op de output, het intermediair verbruik, de toegevoegde waarde, het arbeidsvolume en het landbouwinkomen.
Gegevens beschikbaar vanaf: 1995
Status van de cijfers:
Voor de cijfers van Nederland geldt dat de jaren in de periode 1995-2020 definitief zijn. Gegevens van de jaren 2021 en 2022 hebben de status voorlopig. Voor de andere lidstaten zijn de cijfers integraal overgenomen uit de database van Eurostat. Omdat deze gegevens doorlopend kunnen wijzigen, is het mogelijk dat ze verschillen met de cijfers op StatLine.
Wijzigingen per 29 september 2023:
Gegevens van de voorlopige raming van 2022 zijn toegevoegd aan deze tabel.
Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Na afloop van het verslagjaar worden na ongeveer 6 maanden de voorlopige cijfers gepubliceerd. Na 18 maanden worden de definitieve cijfers gepubliceerd, tegelijkertijd met het verschijnen van de nationale rekeningen. In december komen de zeer voorlopige cijfers van het actuele jaar beschikbaar. Deze gegevens worden door het Landbouw Economisch Instituut in samenspraak met het CBS vastgesteld. Een update van de zeer voorlopige cijfers vindt in januari plaats.
Met ingang van medio 2016 is het publicatie- en revisiebeleid van de nationale rekeningen herzien. In paragraaf 3 wordt verwezen naar aanvullende informatie over deze veranderingen.
Toelichting onderwerpen
- Productie en verbruik
- Productie (basisprijzen); het totaal van goederen en diensten dat is geproduceerd, ook wel output genoemd.
Intermediair verbruik (aankoopprijzen); goederen en diensten die als input in het productieproces worden gebruikt, met uitzondering van vaste activa (investeringsgoederen).- Output basisprijzen
- Het totaal aan goederen en diensten dat is geproduceerd, ook wel productie genoemd. Hiervan bestaan drie soorten:
- marktoutput: goederen en diensten die op de markt zijn afgezet of waarvoor dit in de toekomst de bedoeling is
- output voor eigen finaal gebruik: goederen en diensten voor eigen consumptie of voor investeringen door dezelfde bedrijfseenheid als die welke die goederen en diensten heeft geproduceerd
- niet-marktoutput: goederen en diensten die gratis of tegen economisch niet-significante prijzen aan andere eenheden zijn geleverd.
De output wordt gewaardeerd tegen basisprijzen. Dit zijn de prijzen die door producenten zelf worden ervaren: per bedrijfstak zijn de productgebonden belastingen er vanaf getrokken en de productgebonden subsidies erbij opgeteld. Door de producent afzonderlijk in rekening gebrachte vervoerskosten zijn niet inbegrepen. Ook de waardeverandering van financiële en niet-financiële activa (productiemiddelen) tijdens de verslagperiode zijn niet inbegrepen.
Inbegrepen is de output van alle in Nederland opererende bedrijfseenheden, dus ook degenen die in buitenlandse handen zijn. Ook overheidsinstanties en andere niet-commerciële instanties behoren hiertoe.- Totaal
- Omvat de output van plantaardige producten, de output van de veeteelt, de output van landbouwdiensten en de output van niet tot de landbouw behorende nevenactiviteiten (niet‑scheidbaar), totaal.
- Plantaardige producten
- Omvat de output van granen, handelsgewassen, voedergewassen, groenten en tuinbouwproducten, aardappelen, fruit, wijn, olijfolie en andere plantaardige producten.
- Veeteelt
- Omvat de output van dieren en dierlijke producten, totaal.
- Totaal
- Omvat de output van dieren en dierlijke producten, totaal.
- Dieren
- Omvat de output van boerderij- en hobbydieren (paarden honden, katten etc.).
- Dierlijke producten
- Omvat vooral de output van rauwe melk en consumptie eieren.
- Landbouwdiensten
- Omvat het loonwerk in de landbouw en de verhuur van melkquota. Activiteiten zoals de exploitatie van irrigatiesystemen en de verhuur van machines zonder personeel zijn hier niet inbegrepen.
- Niet tot de landbouw behorende nevena...
- Niet tot de landbouw behorende nevenactiviteiten (niet‑scheidbaar)
.
Omvat hoofdzakelijk de verkopen van de aan het net terug geleverde zelfgeproduceerde elektriciteit door wkk (warmtekrachtkoppeling) en de output m.b.t. de activiteiten agrotoerisme, boerderijzorg en verhuur van loodsen en gebouwen.
- Bruto toegevoegde waarde basisprijzen
- De waarde van alle geproduceerde goederen en diensten (de productiewaarde of output) minus de waarde van goederen en diensten die tijdens deze productie zijn opgebruikt (het intermediair verbruik). De toegevoegde waarde is daarbij uitgedrukt in basisprijzen, de prijzen die door producenten zelf zijn ervaren. Inbegrepen is de toegevoegde waarde van alle in Nederland opererende bedrijfseenheden, dus ook degenen die in buitenlandse handen zijn. Ook overheidsinstanties en andere niet-commerciële instanties behoren hiertoe.
In de nationale rekeningen en landbouwrekeningen betekent ‘bruto’ vóór aftrek van het verbruik van vaste activa (afschrijvingen) en ‘netto’ na aftrek van het verbruik van vaste activa.
- Arbeidsvolume
- Een maatstaf voor het arbeidsvolume, die wordt berekend door alle banen (voltijd en deeltijd) om te rekenen naar voltijdbanen, ook wel voltijdequivalenten (vte) genoemd.
Zo leveren twee halve banen (elk 0,5 vte) samen een arbeidsvolume van één arbeidsjaar op. - Landbouwinkomen per arbeidsjaar
- Het reële landbouwinkomen in de bedrijfstak landbouw per arbeidsjaareenheid (FTE). De toevoeging reële betekent dat de index van het 'nominaal' landbouwinkomen is gecorrigeerd voor de inflatie met de prijsindex van het BBP tegen marktprijzen.
- Mutatie t.o.v. voorafgaand jaar
- De jaarlijkse procentuele veranderingen van het reële landbouwinkomen per arbeidsjaar.