Maatstaven Financiële - verhoudingswet (Fvw), regio, 1997 - 2006

Maatstaven Financiële - verhoudingswet (Fvw), regio, 1997 - 2006

Status cijfer Alle regio's Perioden Huishoudens Totaal aantal huishoudens met inkomen (x 1 000) Huishoudens Lage inkomens 2e, 3e en 4e deciel (x 1 000) Vastgoed Waarde woningen (mln euro) Vastgoed Waarde niet-woningen (mln euro)
Voorlopig Albrandswaard 2006 2.040 444
Voorlopig Dodewaard 2006
Voorlopig Heerewaarden 2006
Voorlopig Heerhugowaard 2006 3.669 776
Voorlopig Lingewaard 2006 3.934 462
Voorlopig Molenwaard 2006
Voorlopig Rijnwaarden 2006 841 146
Voorlopig Valkenswaard 2006 3.159 687
Definitief Albrandswaard 2006 8,6 1,7 2.064 443
Definitief Dodewaard 2006
Definitief Heerewaarden 2006
Definitief Heerhugowaard 2006 20,1 5,2 3.809 805
Definitief Lingewaard 2006 17,4 4,4 3.937 458
Definitief Molenwaard 2006
Definitief Rijnwaarden 2006 4,5 1,4 829 142
Definitief Valkenswaard 2006 13,5 4,1 3.154 691
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Ten behoeve van de beheerders van het Gemeente- en Provinciefonds levert het CBS een groot aantal gegevens die als grondslag dienen bij het bepalen van de hoogte van uitkeringen aan de Nederlandse gemeenten en provincies.
In deze publicatie zijn deze CBS gegevens bij elkaar gebracht.
Gegevens voor het Gemeentefonds liggen ten grondslag aan de voorlopige en definitieve berekening van de maatstaven zoals vermeld in de "Toelichting op de berekeningen van de uitkeringen uit het gemeentefonds 1997 e.v. jaren", uitgave Ministerie van Financiën.
Het aantal inwoners in stedelijke en landelijke gebieden wordt berekend ten behoeve van het verdeelstelsel gehanteerd door Provinciefonds. Dit verdeelstelsel is op 1 januari 1998 in werking getreden (Staatsblad, 1997, 526).

Frequentie: eenmalig


Toelichting onderwerpen

Huishoudens
Inkomensverdelingen [voorgaand jaar]
In de reguliere tabellen met de regionale inkomensverdeling worden de gegevens van een jaar gepresenteerd per ultimo van datzelfde jaar en naar de(boven) gemeentelijke indeling van het daarop volgende jaar.
Van dit onderdeel zijn alleen definitieve cijfers beschikbaar.
Totaal aantal huishoudens met inkomen
Totaal aantal huishoudens met inkomen.
Lage inkomens 2e, 3e en 4e deciel
Definitieve cijfers van de tabellen met de inkomensverdelingen is de inkomenseenheid huishoudens in tien inkomensklassen verdeeld.
De klassengrenzen van de verdeling zijn als volgt bepaald. De huishoudens van geheel Nederland worden gerangschikt naar hoogte van besteedbaar inkomen. Daarna worden de eenheden in tien, qua aantal gelijke groepen (decielgroepen) verdeeld en wordt het hoogste inkomen in elke groep bepaald.
Deze inkomens vormen de klassengrenzen (decielen). De huishoudens in het 2e, 3e en 4e deciel vormen in dit geval de groep "lage inkomens".
De landelijke inkomensgrenzen voor het 2e, 3e en 4e deciel zijn als volgt:
jaar ondergrens bovengrens
1997 8 500 euro 17 100 euro
1998 9 200 euro 17 900 euro
1999 9 300 euro 18 000 euro
2000 9 600 euro 18 900 euro
2001 11 400 euro 21 400 euro
2002 11 100 euro 20 200 euro
2003 11 400 euro 21 300 euro
2004 11 100 euro 20 900 euro
2005 11 000 euro 20 800 euro (RIO2004)
2006 11 200 euro 21 200 euro (RIO2005)
2007 11 700 euro 21 900 euro (RIO2006)
2008 12 500 euro 23 600 euro (RIO2007)
2009 12 600 euro 23 700 euro (RIO2008)

Vastgoed
De volgende cijfers zijn opgenomen;
- De belastingcapaciteit van WOZ-objecten woningen en niet-woningen
- De voorraadcijfers zijn uitgesplitst naar woningen, wooneenheden, recreatiewoningen en bijzondere woongebouwen.
Waarde woningen
De belastingcapaciteit van de eigenaren wordt bepaald aan de hand van de som van de in het kader van de wet Waarde Onroerende Zaken (WOZ) vastgestelde waarden van de objecten waarover door de gemeente OZB kan worden geheven.
Het betreft de onroerende zaken die tot woning dienen, bedoeld in artikel 220, onderdeel b, van de Gemeentewet.
In de belastingcapaciteit worden ook meegenomen de waarden van de objecten waarvan de gemeenten op vrijwillige basis vrijstelling van OZB verlenen.
Tot woningen volgens de WOZ behoren de volgende twee klassen:
1. Woning dienend tot hoofdverblijf (WOZ-objectcode 10)
2. Woning met praktijkruimte (WOZ-objectcode 11)
Waarde niet-woningen
De belastingcapaciteit van de eigenaren wordt bepaald aan de hand van de som van de in het kader van de wet WOZ vastgestelde waarden van de objecten waarover door de gemeente OZB kan worden geheven.
In de belastingcapaciteit worden ook meegenomen de waarden van de objecten waarvan de gemeenten op vrijwillige basis vrijstelling van OZB verlenen.

De WOZ-objecten niet-woningen zijn de overige onroerende goederen waarin in hoofdzaak bedrijfsmatige activiteiten worden uitgevoerd en worden onderscheiden in:
1. Boerderijen (WOZ-objectcode 20)
2. Niet-woningen deels in gebruik als woning (WOZ-objectcode 21)
3. Niet-woningen (WOZ-objectcode 30)
4. Terreinen (WOZ-objectcode 40)