Nationale rekeningen; historie 1900 - 2012
Verklaring van tekens
Tabeltoelichting
Deze tabel bevat historische gegevens uit de nationale rekeningen.
Voor de belangrijkste macro-economische cijfers zoals het binnenlands product, de invoer, bestedingscategorieën, arbeidsvolume en het vorderingensaldo van de overheid zijn in deze publicatie lange tijdreeksen opgenomen, waaronder enkele vanaf 1900.
Ondanks het streven naar vergelijkbaarheid in de tijd treden er soms trendbreuken op in de gegevens. Dit komt onder andere doordat doorgevoerde revisies niet ver genoeg zijn teruggewerkt. In deze historische reeks komen trendbeuken voor in de jaren: 1921, 1938, 1948 en 1969. Deze publicatie met historische gegevens heeft ongeveer dezelfde opbouw als de publicatie "Macro-economische gegevens". Meer informatie is te vinden in het hoofdstuk Historische gegevens van de papieren publicatie Nationale rekeningen.
Gegevens beschikbaar vanaf: 1900 tot 2012
Status van de cijfers:
De cijfers vanaf 1900 zijn definitief. De twee meest recente jaren hebben nog een (nader) voorlopig karakter.
Aangezien deze tabel is stopgezet, worden de gegevens niet meer definitief gemaakt.
Wijzigingen per 25 juni 2014:
Geen, deze tabel is stopgezet.
Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet meer van toepassing.
Toelichting onderwerpen
- Macro-economische saldi
- Deze rubriek bevat een aantal veel voorkomende macro-saldi zoals
binnenlands product, nationaal inkomen, nationale besparingen en
vorderingensaldo. Het zijn kernbegrippen in de macro-economie.- Exploitatieoverschot/gemengd inkomen
- Het exploitatieoverschot per bedrijfsklasse is het saldo dat resteert
nadat de toegevoegde waarde tegen basisprijzen is verminderd met de
beloning van werknemers en het saldo van niet-productgebonden belastingen
op productie en niet-productgebonden subsidies op productie. Bij
zelfstandigen wordt dit saldo gemengd inkomen genoemd omdat het ook de
beloning voor de door hen geleverde arbeid bevat.
Het exploitatieoverschot van de totale economie wordt bepaald door het
totaal van de bedrijfsklassen te vermeerderen met het verschil
toegerekende en afgedragen belasting over de toegevoegde waarde (btw).- Expl. overschot/gem. inkomen (netto)
- Netto exploitatieoverschot / gemengd inkomen.
Het netto exploitatieoverschot / gemengd inkomen is gelijk aan het bruto
exploitatieoverschot / gemengd inkomen verminderd met de afschrijvingen.
Het bruto exploitatieoverschot per bedrijfsklasse is het saldo dat
resteert nadat de toegevoegde waarde tegen basisprijzen is verminderd met
de beloning van werknemers en het saldo van niet-productgebonden
belastingen op productie en niet-productgebonden subsidies op productie.
Bij zelfstandigen wordt dit saldo gemengd inkomen genoemd omdat het ook de
beloning voor de door hun geleverde arbeid bevat.
Het exploitatieoverschot van de totale economie wordt bepaald door het
totaal van de bedrijfsklassen te vermeerderen met het verschil
toegerekende en afgedragen belasting over de toegevoegde waarde (btw).
- Nationaal inkomen
- Het nationaal inkomen (primaire inkomen) is het inkomen dat de sectoren
ontvangen voor hun directe deelname aan het productieproces en het inkomen
dat zij ontvangen in ruil voor het beschikbaarstellen van financiële
middelen, grond en dergelijk. Het nationaal inkomen is gelijk aan het
bruto binnenlands product (bbp) plus het per saldo uit het buitenland
ontvangen (primaire) inkomen. Het kan ook berekend worden als de som van
de primaire inkomens van alle sectoren samen (totale economie). Bruto is
inclusief afschrijvingen, netto is exclusief afschrijvingen.- Bruto, marktprijzen
- Het nationaal inkomen is gelijk aan het bruto binnenlands product (bbp)
plus het per saldo uit het buitenland ontvangen (primaire) inkomen. Het
kan ook berekend worden als de som van de primaire inkomens van alle
sectoren samen (totale economie).
- Netto, marktprijzen
- Het nationaal inkomen is gelijk aan het bruto binnenlands product (bbp)
plus het per saldo uit het buitenland ontvangen (primaire) inkomen.
Het netto nationaal inkomen is gelijk aan het bruto nationaal inkomen min
de afschrijvingen.
- Beschikbaar nationaal inkomen
- De som van het beschikbaar inkomen (exclusief de afschrijvingen) van alle
sectoren. Het is gelijk aan het nationaal inkomen plus de per saldo uit
het buitenland ontvangen inkomensoverdrachten. Bruto is inclusief
afschrijvingen, netto is exclusief afschrijvingen.- Bruto, marktprijzen
- De som van het beschikbaar inkomen (inclusief afschrijvingen) van alle
sectoren samen. Het is gelijk aan het nationaal inkomen plus de per saldo
uit het buitenland ontvangen inkomensoverdrachten.
- Inkomensvorming
- Deze selectie geeft de verdeling van het binnenlands product (bruto,
marktprijzen) over de beloning van werknemers (lonen en sociale premies
ten laste van werkgevers), het saldo van belastingen op productie en
invoer en subsidies en het netto exploitatieoverschot/gemengd inkomen.- Lonen
- Alle betalingen in geld of natura aan werknemers met uitzondering van het
loon bij ziekte, de ontslagvergoedingen en de tegemoetkomingen in de
ziektekosten. De lonen zijn inclusief de door de werkgever ingehouden
loonbelasting en de sociale premies die ten laste komen van de werknemers.
Verder omvatten de lonen naast het direct aan werknemers betaalde loon ook
de aanvullingen hierop (zoals bonussen, overwerkvergoeding, fooien en
provisie), het loon in natura (zoals vrij wonen, vrije voeding, 'auto van
de zaak', korting op kinderopvang, rentevoordeel, voordelig reizen) en het
vakantiegeld. Ook bepaalde vergoedingen voor kosten die door werknemers
zijn gemaakt in verband met de dienstbetrekking, zoals vergoeding voor de
kosten van het woon-werkverkeer, zijn tot de lonen gerekend.
- Sociale premies t.l.v. werkgevers
- Sociale premies ten laste van werkgevers.
Deze premies hebben betrekking op de werkgeversbijdragen in het kader van
de sociale zekerheid. Sociale premies zijn de premies wettelijke sociale
verzekering, pensioenpremies, overige particuliere sociale premies en
toegerekende sociale premies.
- Saldo belast. op prod., invoer en subsi.
- Saldo van belastingen op productie en invoer en subsidies.
Het verschil tussen de op productie en invoer betaalde belastingen en
ontvangen subsidies.
- Afschrijvingen
- De waardevermindering van de kapitaalgoederenvoorraad die het gevolg is
van voorzienbare technische en economische veroudering en verzekerbare
schade (zoals brand en diefstal). Kapitaalgoederen zijn bijvoorbeeld
machines, gebouwen, vervoermiddelen en software.
- Expl. overschot/gem. inkomen (netto)
- Netto exploitatieoverschot / gemengd inkomen.
Het netto exploitatieoverschot / gemengd inkomen is gelijk aan het bruto
exploitatieoverschot / gemengd inkomen verminderd met de afschrijvingen.
Het bruto exploitatieoverschot per bedrijfsklasse is het saldo dat
resteert nadat de toegevoegde waarde tegen basisprijzen is verminderd met
de beloning van werknemers en het saldo van niet-productgebonden
belastingen op productie en niet-productgebonden subsidies op productie.
Bij zelfstandigen wordt dit saldo gemengd inkomen genoemd omdat het ook de
beloning voor de door hun geleverde arbeid bevat. Het exploitatieoverschot
van de totale economie wordt bepaald door het totaal van de
bedrijfsklassen te vermeerderen met het verschil toegerekende en
afgedragen belasting over de toegevoegde waarde (btw).
- Saldo transacties met het buitenland
- Saldo lopende transacties met het buitenland plus saldo uit het buitenland
ontvangen primaire inkomens plus saldo uit het buitenland ontvangen
inkomensoverdrachten.- Saldo inkomensoverdrachten buitenland
- Saldo uit het buitenland ontvangen inkomensoverdrachten.
Het verschil tussen ontvangen inkomensoverdrachten (+) en betaalde
inkomensoverdrachten (-)
- Totale finale bestedingen
- De totale finale bestedingen bestaan uit:
- consumptieve bestedingen;
- investeringen in vaste activa (bruto);
- veranderingen in voorraden;
- uitvoer van goederen en diensten.- Beschikbaar voor finale bestedingen
- Het binnenlands product (bruto, marktprijzen) plus de invoer van goederen
en diensten.- Binnenlands product (bruto,marktprijzen)
- Het bruto binnenlands product (bbp) is het eindresultaat van de
productieve activiteiten van de ingezeten productie-eenheden. Het is
gelijk aan de toegevoegde waarde tegen basisprijzen van alle
bedrijfsklassen samen, aangevuld met enkele transacties die niet naar
bedrijfsklassen worden verdeeld. De toegevoegde waarde (basisprijzen) per
bedrijfsklasse is gelijk aan het verschil tussen de productie
(basisprijzen) en het intermediair verbruik (aankoopprijzen). De
onverdeelde transacties betreffen het saldo van productgebonden
belastingen en subsidies en het verschil toegerekende en afgedragen btw
(belasting over de toegevoegde waarde). Het bbp is ook gelijk aan de
waarde van het in Nederland gevormde inkomen.
- Invoer
- Invoer van goederen en diensten.
De invoer van goederen betreft de voor ingezetenen bestemde goederen, die
vanuit het buitenland in het economisch gebied van Nederland zijn
gebracht. Hiertoe behoren ook voor verwerking in het productieproces
benodigde grondstoffen, halffabrikaten, brandstoffen en voor investeringen
bestemde vaste activa. De invoer omvat verder goederen die, zonder
noemenswaardige bewerking te hebben ondergaan, weer zijn uitgevoerd
(wederuitvoer).
De invoer van diensten heeft onder meer betrekking op de uitgaven van
Nederlandse bedrijven in het buitenland, zoals vervoerskosten, bankkosten
en zakenreizen. Bij de overheid gaat het onder meer om uitgaven van
Nederlandse ambassades en consulaten in het buitenland. De invoer door
huishoudens bestaat onder meer uit ingevoerde consumptiegoederen en de
directe consumptieve bestedingen van Nederlandse toeristen, grensbewoners,
diplomaten en militairen in het buitenland.
- Finale bestedingen
- Deze bestaan uit:
- consumptieve bestedingen;
- investeringen in vaste activa (bruto);
- veranderingen in voorraden;
- uitvoer van goederen en diensten.- Consumptieve bestedingen
- Uitgaven voor goederen en diensten die worden gebruikt voor de
rechtstreekse bevrediging van individuele behoeften of wensen of van de
collectieve behoeften van leden van de gemeenschap. De consumptieve
bestedingen kunnen zowel op het eigen grondgebied als in het buitenland
worden gedaan. Consumptieve bestedingen vinden plaats door huishoudens,
instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens en de
overheid.- Huishoudens incl. IZWh
- Huishoudens inclusief instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van
huishoudens.
Dit zijn de sectoren huishoudens en instellingen zonder winstoogmerk ten
behoeve van huishoudens (IZW huishoudens). Tot de sector huishoudens
behoren alle natuurlijke personen die langer dan een jaar in Nederland
verblijven, ongeacht hun nationaliteit. Omgekeerd worden Nederlanders die
langer dan een jaar in het buitenland verblijven niet tot de Nederlandse
huishoudens gerekend.
Huishoudens omvatten niet alleen op zichzelf of in gezinsverband wonende
personen, maar ook personen in verpleeginrichtingen, bejaardentehuizen,
gevangenissen en internaten. Indien de tot de huishoudens gerekende
personen een eigen bedrijf hebben, wordt dit bedrijf ook tot de
huishoudens gerekend. Dit is het geval bij de zelfstandigen en de
eigenwoningbezitters.
Tot de sector instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens
behoren stichtingen en verenigingen waarvan de middelen voor het merendeel
afkomstig zijn uit vrijwillige bijdragen van huishoudens en uit inkomen
uit vermogen. Voorbeelden zijn religieuze instellingen,
liefdadigheidsinstellingen, politieke partijen, vakbonden en verenigingen
op het gebied van cultuur, sport en recreatie.
- Overheid
- De sector overheid is het geheel van het Rijk, de provincies, de
gemeenten, de samenwerkingsverbanden op grond van de Wet
Gemeenschappelijke Regelingen, de waterschappen en de publiekrechtelijke
bedrijfsorganisaties. Verder bestaat de overheid uit instellingen die
gecontroleerd en voornamelijk gefinancierd worden door de hiervoor
genoemde eenheden én daarbij niet voor de markt produceren, zoals ProRail,
de Open Universiteit en TNO, en de instanties die de sociale uitkeringen
verstrekken. Tot de overheid behoren ook de overheidsinstellingen die
werkzaam zijn in het buitenland, zoals ambassades. Omgekeerd worden
buitenlandse ambassades en internationale instellingen, zoals Europol en
het Internationaal gerechtshof, niet tot de Nederlandse overheid gerekend.
Vennootschappen maken in principe geen deel uit van de overheid, zelfs al
zijn ze geheel of gedeeltelijk eigendom van overheidsinstellingen, zoals
de NS, Schiphol en DNB (De Nederlandsche Bank).
De overheid bestaat uit verschillende subsectoren:
- Centrale overheid (CO);
- Lokale overheid (LO);
- Wettelijke sociale verzekeringsinstellingen (SV).
Vanuit de bedrijfsklassen gezien bestaat de overheid uit de
bedrijfsklassen overheidsbestuur en sociale verzekering, defensie en
gesubsidieerd onderwijs.
Daarnaast zijn er eenheden in een aantal andere bedrijfsklassen die ook
tot de sector overheid behoren, zoals:
- specifieke activiteiten van gemeenten, zoals reinigingsdiensten
(bedrijfsklasse milieudienstverlening), sociale werkplaatsen
(bedrijfsklasse overige industrie) en medische dienstverlening
(bedrijfsklasse gezondheids- en welzijnszorg) en aparte gemeenschappelijke
regelingen voor deze activiteiten;
- bureaus voor arbeidsbemiddeling, banenpools en het Jeugd Werk
Garantieplan (bedrijfsklasse uitzendbureaus);
- aan universiteiten gelieerde instituten (bedrijfsklasse speur- en
ontwikkelingswerk);
- opvangtehuizen en asielzoekerscentra (bedrijfsklasse gezondheids- en
welzijnszorg);
- ideële organisaties, zoals Oxfam Novib en SNV (bedrijfsklasse overige
dienstverlening n.e.g. (niet elders genoemd)).
- Veranderingen in voorraden
- Alle grondstoffen, halffabrikaten, onderhanden werk en eindproducten, die
op een bepaald moment bij de producenten aanwezig zijn.
Een uitzondering is het onderhanden werk in de bouwnijverheid, dat tot de
investeringen in vaste activa van de opdrachtgever is gerekend, en niet
tot veranderingen in voorraden in de bouwnijverheid. Het gaat hierbij om
nog niet voltooide woningen, bedrijfsgebouwen en weg- en waterbouwkundige
werken.
Positieve veranderingen in de voorraden ontstaan wanneer in het
verslagjaar goederen zijn geproduceerd, die nog niet zijn verkocht. Ook
ontstaan toevoegingen aan voorraden wanneer goederen in het verslagjaar
zijn gekocht, maar nog niet in het productieproces verbruikt. Negatieve
veranderingen in voorraden ontstaan wanneer goederen aan bestaande
voorraden worden onttrokken om verkocht of in het productieproces
verbruikt te worden.
De waardering van de veranderingen in voorraden gebeurt zodanig, dat er
geen winsten of verliezen op voorraden door prijsveranderingen ontstaan.
Beginvoorraad en eindvoorraad van elk goed worden voor dit doel tegen
dezelfde prijs gewaardeerd, namelijk grondstoffen tegen de in de periode
geldende gemiddelde inkoopprijs, eindproducten tegen de gemiddelde
verkoopprijs en het onderhanden werk tegen de gemiddelde kostprijs. Met
deze waarderingsmethode wordt zoveel mogelijk voorkomen dat de
productiewaarde en daarmee de toegevoegde waarde worden beïnvloed door
prijsveranderingen van de voorraden gedurende de periode van waarneming.
- Uitvoer
- Uitvoer van goederen en diensten.
Tot de uitvoer van goederen worden de goederen gerekend, die door
ingezetenen vanuit het economisch gebied van Nederland aan het buitenland
zijn geleverd.
De uitvoer van diensten omvat onder meer de diensten van Nederlandse
vervoerbedrijven in het buitenland, aan het buitenland bewezen
havendiensten, scheepsreparatie en de uitvoering van werken in het
buitenland door Nederlandse aannemers. Onder de uitvoer vallen eveneens de
bestedingen in Nederland door buitenlandse toeristen, grensbewoners en
diplomaten.