Landbouw; vanaf 1851
Verklaring van tekens
Tabeltoelichting
Deze tabel bevat gegevens over agrarische bedrijven vanaf 1851.
Het gaat daarbij om gegevens over:
- het aantal agrarische bedrijven
- het aantal regelmatig werkzame arbeidskrachten in de landbouw
- de oppervlakte van gewassen (inclusief totale cultuurgrond, braakland en grasland)
- de omvang van de veestapel
- de opbrengst van gewassen
- de productie van de veehouderij.
De gegevens zijn voornamelijk gebaseerd op de landbouwtellingen, die al in de negentiende eeuw startten.
Gegevens beschikbaar vanaf: 1851.
Status van de cijfers: de dierlijke en plantaardige productie van 2021 zijn nog voorlopig, de overige cijfers zijn definitief.
Wijzigingen per 22 april 2022: de cijfers van 2021 zijn toegevoegd, de cijfers van 2020 zijn definitief geworden.
Wanneer komen er nieuwe cijfers?
In april worden de gegevens over het afgelopen jaar toegevoegd.
Toelichting onderwerpen
- Bedrijven
- Het gaat hier om het aantal bedrijven dat telplichtig is voor de landbouwtelling.
De voorwaarden voor de telplicht voor de landbouwtelling zijn door de jaren heen vaak gewijzigd:
_
Tussen 1951 en 1954 waren bedrijven telplichtig die 1 of meer runderen of fokzeugen, 2 of meerdere mestvarkens of schapen, dan wel 20 of meer stuks pluimvee houden en/of ten minste 50 are cultuurgrond exploiteren of, ongeacht de oppervlakte, tuinbouwgewassen voor de handel verbouwen.
_
In 1955 waren bedrijven telplichtig met 1 hectare of meer cultuurgrond en bedrijven met minder dan 1 hectare tuinbouwgrond bestemd voor handel of minder dan 1 hectare, maar met beroepsmatige uitoefening van veehouderij.
_
Vanaf 1955 werden landbouwbedrijven met minder dan 1 ha cultuurgrond van de landbouwtelling uitgesloten.
_
Vanaf 1961 waren bedrijven telplichtig met 1 hectare of meer cultuurgrond en bedrijven met minder dan 1 hectare tuinbouwgrond bestemd voor handel, of alle bedrijven waarop ten minste 1 rund, 1 fokvarken, 3 mestvarkens, 3 schapen of ten minste 51 kippen of eenden worden gehouden.
_
In 1970 werd de sbe-norm geïntroduceerd. Dit is een norm voor de economische omvang van een bedrijf. Vanaf 1970 werden bedrijven kleiner dan 10 sbe zijn uitgesloten van de landbouwtelling.
_
In 1986 werd de sbe-norm vervangen door de nge-norm. Ook deze is gebaseerd op de economische omvang van het bedrijf. Vanaf 1986 werden bedrijven kleiner dan 3 nge uitgesloten van de landbouwtelling.
_
Met ingang van 2010 wordt de economische omvang van agrarische
bedrijven uitgedrukt in euro SO (Standaard Opbrengst). De ondergrens voor opname van bedrijven in de publicatie van de
Landbouwtelling wijzigt hierdoor van 3 nge in 3000 euro SO.
_
Met ingang van 2016 wordt voor de afbakening van de Landbouwtelling gebruik gemaakt van informatie uit het Handelsregister. Inschrijving in het Handelsregister met een agrarische SBI (Standaard BedrijfsIndeling) is leidend bij de bepaling of er sprake is van een landbouwbedrijf. Met deze afbakening wordt zo nauw mogelijk aangesloten bij de statistische verordeningen van Eurostat en de (Nederlandse) implementatie van het begrip 'actieve landbouwer' uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). De afbakening van de Landbouwtelling op basis van informatie uit het Handelsregister heeft vooral invloed op het aantal bedrijven, hier treedt een duidelijke trendbreuk op. De invloed op arealen (behalve bij niet-cultuurgrond en natuurlijk grasland) en de dieraantallen (behalve bij schapen, en paarden en pony's) zijn beperkt. Dit heeft met name te maken met het soort bedrijven dat bij de nieuwe afbakening wordt uitgesloten (zoals maneges, kinderboerderijen en natuurbeheer organisaties).
_
Tevens heeft de toedeling van gewassen tot akkerbouw of tuinbouw open grond in de loop der jaren een aantal keren wijzigingen ondergaan. Zie hiervoor de toelichting bij bedrijven met akkerbouw en bedrijven met tuinbouw open grond.- Alle bedrijven
- Bedrijven met akkerbouw
- Akkerbouw is teelt in de volle grond, veelal voor industriële verwerking.
_
Tot de akkerbouw wordt onder andere gerekend granen, aardappelen,
peulvruchten, akkerbouwgroenten en braakland.
_
Hierbij gaat het uitsluitend om de oppervlakte hoofdgewassen (eerste
teelt) dus exclusief de oppervlakte van gewassen onder dekvrucht (gewassen
die tegelijk met het hoofdgewas, het dekvruchtgewas, worden gezaaid maar
langzamer groeien dan het dekvruchtgewas waardoor ze bescherming krijgen
van het dekvruchtgewas tegen bijvoorbeeld onkruid of droogte) en
stoppelgewassen (gewassen die als tweede gewas worden gezaaid en in het
najaar als groenvoeder of groenbemestingsgewas benut kunnen worden).
_
In de loop der jaren zijn een aantal keren wijzigingen doorgevoerd in de
gewassen die tot de akkerbouw worden gerekend. Enkele gewassen die
tijdelijk tot tuinbouw open grond zijn gerekend:
_
- sperziebonen, groen geoogste bonen, stambonen: van 1947 tot 2000;
- zaai-, poot-, plant- en zilveruien: van 1950 tot 1986;
- groen geoogste erwten: van 1962 tot 1986;
- vroege aardappelen en leegstaand bollenland: tot 1967.
_
In 2000 is een wijziging in de indeling in akkerbouw- en tuinbouwgroenten
doorgevoerd. Een aantal groenten die voorheen tot de tuinbouw werden
gerekend worden vanaf 2000 tot de akkerbouw gerekend (bijvoorbeeld
tuinbonen, winterpeen en spinazie).
- Bedrijven met tuinbouw open grond
- Tuinbouw open grond is teelt in de volle grond, veelal direct voor de
markt.
_
Tuinbouw open grond omvat: tuinbouwgroenten, bloemen en sierplanten en
blijvende teelt (gewassen die ten minste 5 jaar de grond in beslag nemen
en geregeld een oogst opleveren).
_
In de loop der jaren zijn een aantal keren wijzigingen doorgevoerd in de
gewassen die tot de tuinbouw open grond worden gerekend. Enkele gewassen
die tijdelijk tot tuinbouw open grond zijn gerekend:
_
- sperziebonen, groen geoogste bonen, stambonen: van 1947 tot 2000;
- zaai-, poot-, plant- en zilveruien: van 1950 tot 1986;
- groen geoogste erwten: van 1962 tot 1986;
- vroege aardappelen en leegstaand bollenland: tot 1967.
_
In 2000 is een wijziging in de indeling in akkerbouw- en tuinbouwgroenten
doorgevoerd. Een aantal groenten die voorheen tot de tuinbouw werden
gerekend worden vanaf 2000 tot de akkerbouw gerekend (bijvoorbeeld
tuinbonen, winterpeen en spinazie).
- Bedrijven met tuinbouw onder glas
- Tuinbouw onder glas is teelt in kassen, bedekt met glas of plastic, of in
betreedbare plastic tunnels.
- Bedrijven met grasland
- Grasland omvat:
- blijvend grasland: grasland dat voor ten minste 5 jaar niet in de
vruchtwisseling is meegenomen
- tijdelijk grasland: grasland dat binnen de normale vruchtwisseling is
opgenomen
_
Tot 2000 inclusief boomgaarden waarvan ondergrond als grasland worden
beweid of gehooid en gras van uiterwaarden dijken en bermen voor zover
dit deel uitmaakt van een landbouwbedrijf en beweid of gehooid wordt.
- Bedrijven met vee
- Bedrijven met rundvee
- Bedrijven met varkens
- Arbeidskrachten
- Het gaat hierbij om regelmatig werkzame arbeidskrachten in de landbouw.
_
Vanaf 1997 geldt als criterium dat de arbeidskracht werkzaam is op het
agrarisch bedrijf op basis van een vast contract of contract voor
onbepaalde tijd.
_
Tot 1997 gold als criterium dat de arbeidskracht gedurende het jaar
iedere week op het agrarisch bedrijf heeft gewerkt.- Totaal arbeidskrachten
- Regelmatig werkzame gezins- en niet-arbeidskrachten.
- Arbeidskrachten, totaal
- Gezinsarbeidskrachten
- Regelmatig werkzame gezinsarbeidskrachten.
_
Tot gezinsarbeidskrachten worden gerekend:
- het bedrijfshoofd;
- meewerkende echtgeno(o)t(e) van het bedrijfshoofd;
- meewerkende kinderen van het bedrijfshoofd;
- meewerkende overige familieleden van het bedrijfshoofd.- Totaal gezinsarbeidskrachten
- Gezinsarbeidskrachten, totaal
- Niet-gezinsarbeidskrachten
- Regelmatig werkzame arbeidskrachten die niet tot de gezinsarbeidskrachten
worden gerekend.- Niet-gezinsarbeidskrachten, totaal
- Dieren
- Vóór 1910 telling in december, vanaf 1910 in april/mei.
- Geiten
- Kalkoenen
- Kippen
- Slachtkuikens
- Runderen
- Melk- en fokvee
- Runderen voor melkproductie en de fokkerij.
- Overig melk- en fokvee
- - Jongvee, jonger dan 1 jaar, voor toekomstige melkproductie;
- Pinken (vrouwelijk jongvee van 1 tot 2 jaar);
- Vaarzen (vrouwelijk vee van 2 jaar en ouder dat nog nooit gekalfd heeft).
- Gewassen / grondgebruik
- Het gaat hier om de oppervlakte van gewassen, inclusief totale
cultuurgrond, braakland en grasland, zoals gemeten in de landbouwtelling.
_
Oppervlakten in gemeten maat (de netto beteelbare oppervlakte inclusief paden die voor de teelt noodzakelijk zijn).- Bloemkwekerijgewassen open grond
- Bloemkwekerijgewassen zijn onder andere snijbloemen, pot- en perkplanten.
- Bloemkwekerijgewassen onder glas
- Bloemkwekerijgewassen zijn onder andere snijbloemen, pot- en perkplanten.
- Chrysanten
- Lelies
- Orchideeën
- Potplanten
- In pot gekweekte planten.
- Boomkwekerijgewassen open grond
- Boomkwekerijgewassen inclusief vaste planten in de open grond.
- Laan- en parkbomen
- Bomen voor lanen en parken.
Voorbeelden zijn: kastanje, els, berk, meidoorn, populier en
Japanse sierkers.
- Vruchtbomen
- Inclusief onderstammen.
- Boomkwekerijgewassen onder glas
- Boomkwekerijgewassen inclusief vaste planten onder glas.
- Braakland
- Inclusief oppervlakte met groenbemestingsgewassen.
_
Vanaf 1967 inclusief leegstaand bollenland (vóór 1967 bij tuinbouw
gerekend).
_
Vanaf 2002 inclusief natuurbraak en groenbraak.
Natuurbraak is het braak laten liggen van landbouwgronden zonder dat
er ingreep door de mens plaatsvindt (agrarisch natuurbeheer).
Bij groenbraak wordt na de oogst een gewas ingezaaid dat later wordt
omgeploegd om als groenbemester te dienen.
_
Als gevolg van de oorlog is er in de bezettingsjaren een toename van
braakliggend land.
_
Vanaf 1993 is er een toename in de oppervlakte braak en groenbemesting
te zien als gevolg van het in werking treden van de Mac Sharry regeling.
Deze regeling bevorderde dat akkerland uit productie werd genomen, met
als doel de landbouwoverschotten in de Europese landbouw terug te
dringen.
- Fruit open grond
- Kersen en Morellen
- Kleinfruit
- Hiertoe worden gerekend: rode bessen, blauwe bessen, frambozen,
bramen en overig kleinfruit (bijvoorbeeld druiven voor wijnproductie,
kiwi's en kruisbessen).
- Granen
- Onder granen worden de graanteelten verstaan welke bestemd zijn voor de
oogst van de korrel inclusief de zaadwinning. Hieronder vallen onder
andere tarwe, gerst, rogge, haver en boekweit.- Haver
- Voor 1950 inclusief evene.
Evene is een haversoort dat vroeger als voedingsgewas werd geteeld.
- Tarwe, winter
- Grasland
- Grasland totaal
- Groenten open grond
- Augurken
- Erwten
- Doperwten, groen geoogst.
- Peen
- Winterpeen, was- en bospeen.
- Spinazie
- Stok- en stamslabonen
- Stoksnijbonen, stokslabonen en stamslabonen (= stamsperziebonen).
Groen geoogst.
- Witlofwortel
- Handelsgewassen
- Handelsgewassen zijn planten die gewoonlijk niet direct voor consumptie
worden verkocht omdat ze voor hun eindgebruik industrieel moeten
worden verwerkt.
_
Tot de handelsgewassen worden onder andere gerekend: koolzaad, bruin en
geel mosterdzaad, karwijzaad, oliezaden, vlas, hennep, tabak, hop,
kanariezaad, blauwmaanzaad, teunisbloem en landbouwzaden.- Koolzaad
- 1851-1880: winterkoolzaad en aveelzaad.
1881-1950: winterkoolzaad en raapzaad.
1950 en verder: koolzaad en raapzaad.
_
In 1943 was er een teeltplicht voor koolzaad, dit verklaart de enorme
toename van de teelt in de jaren veertig van de vorige eeuw.
- Vlas
- Vezelvlas voor vezel en lijnzaad.
- Peulvruchten
- Peulvruchten zijn planten waaraan de eetbare zaden in peulen groeien.
_
Tot de peulvruchten worden onder andere gerekend:
droog geoogste veld-, witte, groene, gele en grauwe erwten, schokkers,
kapucijners, bruine bonen en veldbonen.- Erwten (droog geoogst)
- Droog geoogste veld-, witte, groene, gele, grauwe erwten, schokkers ,
kapucijners (inclusief zaadwinning).
_
Tot 1962 inclusief groen geoogste erwten.
- Bruine bonen
- Droog te oogsten bruine bonen (Phaseolus vulgaris).
_
Tot 1950 ook bonte en gele bonen.
Tot 1980 ook witte bonen.
- Veldbonen
- Droog te oogsten paarden-, duiven-, wier- en schapenbonen en walsche
bonen (Vicia Faba).
- Voederbieten
- Zaaiuien
- Inclusief uitval.
- Zaden
- Tuinbouwzaden
- Hiertoe worden onder andere groentezaden en bloemzaden gerekend.
_
Tot 1950 oppervlakte in kadastrale maat, dat wil zeggen inclusief
wegen, sloten en houtwallen van maximaal 4 meter breed die de oppervlakte
doorsnijden of begrenzen.
_
Vanaf 1950 oppervlakte in gemeten maat (de netto beteelbare oppervlakte
inclusief voren en paden die voor de teelt noodzakelijk zijn).
_
Vanaf 2010 inclusief opkweekmateriaal voor groenten.
- Productie
- Opbrengst gewassen
- Aardappelen
- Consumptieaardappelen
- Aardappelen bestemd voor consumptie, inclusief pootaardappelen
bestemd voor consumptieaardappelen, voeraardappelen en uitval.
_
Vanaf 1967 inclusief vroege aardappelen.
_
Vanaf 1983 inclusief pootaardappelen bestemd voor zetmeelaardappelen.
- Zetmeelaardappelen
- Aardappelen bestemd voor zetmeelverwerking in de fabriek,
inclusief uitval.
_
Tot 1983 inclusief pootaardappelen voor zetmeelaardappelen.
- Fruit
- Appelen
- Peren
- Granen
- Rogge
- Tarwe, winter
- Tarwe, zomer
- Handelsgewassen
- Handelsgewassen zijn planten die gewoonlijk niet direct voor consumptie
worden verkocht omdat ze voor hun eindgebruik industrieel moeten
worden verwerkt.
_
Tot de handelsgewassen worden onder andere gerekend: koolzaad, bruin en
geel mosterdzaad, karwijzaad, oliezaden, vlas, hennep, tabak, hop,
kanariezaad, blauwmaanzaad, teunisbloem en landbouwzaden.- Koolzaad
- 1851-1880: winterkoolzaad en aveelzaad
1881-1950: winterkoolzaad en raapzaad.
1950 en verder: koolzaad en raapzaad.
_
In 1943 was er een teeltplicht voor koolzaad, dit verklaart de enorme
toename van de teelt in de jaren veertig van de vorige eeuw.
- Peulvruchten
- Peulvruchten zijn planten waaraan de eetbare zaden in peulen groeien.
_
Tot de peulvruchten worden onder andere gerekend:
droog geoogste veld-, witte, groene, gele en grauwe erwten, schokkers,
kapucijners, bruine bonen, veldbonen.- Bruine bonen
- Droog te oogsten bruine bonen (Phaseolus vulgaris).
_
Tot 1950 ook bonte en gele bonen.
Tot 1980 ook witte bonen.
- Suikerbieten
- Zaaiuien
- Inclusief uitval.
- Dierlijke productie
- Melk
- Melk afgeleverd aan fabrieken
- Totale hoeveelheid melk aan de fabrieken geleverd.
- Vlees
- Rundvlees
- Productie van vlees uit slachtingen in Nederland.
_
Vlees met been, inclusief afsnijvet.
_
Tot 1970 inclusief kalfsvlees.
- Varkensvlees
- Productie van vlees uit slachtingen in Nederland.
_
Vlees met been, inclusief afsnijvet.
- Zuivelproducten
- Gecondenseerde melk
- In 1940 is er een verbod op fabricage van volle melkpoeder en volle
gecondenseerde melk.