Productiestructuur per regio, naar SBI'93

Productiestructuur per regio, naar SBI'93

Regio's SBI '93 Perioden Productie (basisprijzen) (mln. euro) Intermediair verbruik (aankoopprijzen) (mln. euro) Bruto toegevoegde waarde (mln. euro) Beloning werknemers (mln. euro) Niet-productgebonden belastingen (mln. euro) Niet-productgebonden subsidies (mln. euro) Bruto exploitatieoverschot (mln. euro) Arbeidsvolume werknemers (1000 arb.jaren)
Overijssel (PV) Totaal bedrijfsactiviteiten 2001 45.578 23.271 22.306 13.070 290 300 9.246 365,0
Overijssel (PV) A+B Landbouw, bosbouw en visserij 2001 1.698 943 755 112 43 26 627 4,0
Overijssel (PV) C-F Nijverheid 2001 20.294 13.578 6.716 4.293 64 128 2.488 113,4
Overijssel (PV) C Delfstoffenwinning 2001 147 43 105 15 0 0 89 0,2
Overijssel (PV) D+E Industrie, openbare nutsbedrijven 2001 15.443 10.535 4.907 3.102 55 105 1.855 81,0
Overijssel (PV) DA Voedings- en genotmiddelen 2001 2.672 1.970 702 339 16 17 364 8,9
Overijssel (PV) DB+DC Textiel en leder 2001 1.101 804 297 186 5 4 111 5,3
Overijssel (PV) 21 Papier en karton 2001 204 128 76 49 0 0 27 1,3
Overijssel (PV) 22 Uitgeverijen en drukkerijen 2001 991 547 444 264 1 1 179 6,5
Overijssel (PV) DF Aardolie- en steenkoolindustrie 2001 350 156 194 40 0 0 154 0,7
Overijssel (PV) DG Chemische industrie 2001 797 576 222 133 2 2 89 2,8
Overijssel (PV) DH Rubber- en kunststofindustrie 2001 969 620 349 246 1 2 104 5,7
Overijssel (PV) 27 Basismetaalindustrie 2001 139 114 25 24 0 0 1 0,6
Overijssel (PV) 28 Metaalproductenindustrie 2001 1.372 937 435 308 2 13 139 8,6
Overijssel (PV) DK Machine-industrie 2001 1.469 1.003 466 370 3 6 99 9,2
Overijssel (PV) DL Elektrotechnische industrie 2001 1.218 816 402 345 3 8 62 8,1
Overijssel (PV) DM Transportmiddelenindustrie 2001 1.386 1.233 153 190 14 48 -3 3,9
Overijssel (PV) Overige industrie 2001 1.536 854 682 496 3 4 188 16,9
Overijssel (PV) E Energie- en waterleidingbedrijven 2001 1.239 780 460 112 5 0 343 2,6
Overijssel (PV) F Bouwnijverheid 2001 4.704 3.000 1.704 1.175 8 23 544 32,2
Overijssel (PV) 452 Burgelijke en utiliteitsbouw 2001 2.689 1.882 807 544 3 11 272 14,2
Overijssel (PV) 451-455 Grond-, water- en wegenbouw 2001 700 436 263 180 2 3 85 4,3
Overijssel (PV) 453-454 Overige bouwnijverheid 2001 1.316 682 634 452 3 9 187 13,6
Overijssel (PV) G-K Commerciële diensten 2001 15.414 5.934 9.481 4.925 144 84 4.495 148,1
Overijssel (PV) G Handel, reparatie consumentenart. 2001 4.654 1.834 2.820 1.743 24 24 1.078 56,4
Overijssel (PV) 51 Groothandel 2001 2.177 799 1.379 868 9 12 514 21,7
Overijssel (PV) 50+52 Detail-, autohandel en reparatie 2001 2.477 1.035 1.442 875 15 12 564 34,7
Overijssel (PV) H Horeca 2001 858 428 430 206 9 3 218 8,9
Overijssel (PV) I Vervoer, opslag en communicatie 2001 2.467 1.161 1.306 732 10 5 569 20,6
Overijssel (PV) 60 Vervoer over land 2001 913 375 538 380 8 1 151 11,4
Overijssel (PV) 61+62 Vervoer over water en door lucht 2001 36 20 16 4 0 0 12 0,1
Overijssel (PV) 63 Dienstverlening t.b.v. vervoer 2001 520 362 158 93 0 2 67 2,8
Overijssel (PV) 64 Post en telecommunicatie 2001 998 405 593 255 1 1 338 6,3
Overijssel (PV) J Financiële instellingen 2001 1.354 553 801 473 6 4 325 9,9
Overijssel (PV) 65 Banken 2001 803 324 478 314 4 4 164 6,7
Overijssel (PV) 66 Verzekeringswezen, pensioenfondsen 2001 308 163 145 57 1 0 86 1,0
Overijssel (PV) 67 Financiële hulpactiviteiten 2001 244 66 177 102 1 0 75 2,3
Overijssel (PV) K Verhuur, zakelijke dienstverlening 2001 6.082 1.957 4.125 1.771 96 48 2.305 52,4
Overijssel (PV) 70 Verhuur en handel onroerend goed 2001 2.450 532 1.918 142 85 0 1.692 3,1
Overijssel (PV) 71-74 Zakelijk dienstverlening 2001 3.632 1.425 2.206 1.629 12 48 613 49,3
Overijssel (PV) L-P Overheid en Zorg 2001 8.171 2.816 5.354 3.740 39 62 1.637 99,4
Overijssel (PV) L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 2.349 970 1.380 905 10 17 481 19,9
Overijssel (PV) M Gesubsidieerd Onderwijs 2001 1.445 280 1.164 1.075 10 3 82 23,8
Overijssel (PV) N Gezondheids- en welzijnszorg 2001 2.685 690 1.995 1.374 9 35 647 44,7
Overijssel (PV) O+P Milieu, cultuur en ov. diensten 2001 1.692 876 815 385 10 8 427 11,1
Overijssel (PV) 90 Milieudienstverlening 2001 362 222 140 64 7 0 69 1,4
Overijssel (PV) 92 Cultuur, sport en recreatie 2001 682 402 281 137 2 5 146 3,5
Overijssel (PV) 93 Overige goederen en diensten 2001 647 253 395 184 1 3 212 6,1
Noord-Overijssel Totaal bedrijfsactiviteiten 2001 15.703 8.107 7.596 4.347 106 119 3.262 117,8
Noord-Overijssel A+B Landbouw, bosbouw en visserij 2001 599 308 291 30 16 10 255 1,1
Noord-Overijssel C-F Nijverheid 2001 6.747 4.684 2.063 1.306 28 66 795 34,0
Noord-Overijssel C Delfstoffenwinning 2001 65 16 49 4 0 0 45 0,1
Noord-Overijssel D+E Industrie, openbare nutsbedrijven 2001 5.198 3.719 1.480 934 25 58 579 23,9
Noord-Overijssel DA Voedings- en genotmiddelen 2001 685 462 223 89 3 1 131 2,2
Noord-Overijssel DB+DC Textiel en leder 2001 473 365 108 62 1 1 47 1,7
Noord-Overijssel 21 Papier en karton 2001 34 20 14 10 0 0 4 0,3
Noord-Overijssel 22 Uitgeverijen en drukkerijen 2001 222 127 95 67 0 0 28 1,7
Noord-Overijssel DF Aardolie- en steenkoolindustrie 2001 144 112 32 22 1 0 10 0,5
Noord-Overijssel DG Chemische industrie 2001 x x x x x x x x
Noord-Overijssel DH Rubber- en kunststofindustrie 2001 385 255 129 90 1 1 40 2,0
Noord-Overijssel 27 Basismetaalindustrie 2001 349 255 94 79 0 5 19 2,2
Noord-Overijssel 28 Metaalproductenindustrie 2001 x x x x x x x x
Noord-Overijssel DK Machine-industrie 2001 382 286 96 95 1 1 2 2,3
Noord-Overijssel DL Elektrotechnische industrie 2001 105 63 42 30 0 0 12 0,8
Noord-Overijssel DM Transportmiddelenindustrie 2001 1.269 1.158 111 172 14 48 -27 3,3
Noord-Overijssel Overige industrie 2001 425 224 201 141 1 1 59 5,0
Noord-Overijssel E Energie- en waterleidingbedrijven 2001 725 390 335 77 3 0 255 1,9
Noord-Overijssel F Bouwnijverheid 2001 1.484 949 534 368 3 8 171 10,1
Noord-Overijssel 452 Burgelijke en utiliteitsbouw 2001 815 569 246 168 1 4 80 4,5
Noord-Overijssel 451-455 Grond-, water- en wegenbouw 2001 260 165 95 64 0 1 31 1,4
Noord-Overijssel 453-454 Overige bouwnijverheid 2001 409 215 194 136 1 3 60 4,2
Noord-Overijssel G-K Commerciële diensten 2001 5.565 2.146 3.419 1.716 48 22 1.677 49,2
Noord-Overijssel G Handel, reparatie consumentenart. 2001 1.635 642 993 574 8 7 418 17,7
Noord-Overijssel 51 Groothandel 2001 722 251 471 272 3 3 199 6,3
Noord-Overijssel 50+52 Detail-, autohandel en reparatie 2001 913 390 523 302 5 4 219 11,4
Noord-Overijssel H Horeca 2001 295 145 150 74 3 1 75 3,0
Noord-Overijssel I Vervoer, opslag en communicatie 2001 1.072 456 616 311 3 3 306 8,2
Noord-Overijssel 60 Vervoer over land 2001 331 138 192 136 3 1 55 3,9
Noord-Overijssel 61+62 Vervoer over water en door lucht 2001 32 18 14 3 0 0 11 0,1
Noord-Overijssel 63 Dienstverlening t.b.v. vervoer 2001 122 66 56 21 0 2 37 0,6
Noord-Overijssel 64 Post en telecommunicatie 2001 588 234 353 151 1 1 203 3,6
Noord-Overijssel J Financiële instellingen 2001 631 273 357 203 3 2 153 4,1
Noord-Overijssel 65 Banken 2001 351 140 210 137 2 2 73 2,9
Noord-Overijssel 66 Verzekeringswezen, pensioenfondsen 2001 222 118 105 41 1 0 62 0,7
Noord-Overijssel 67 Financiële hulpactiviteiten 2001 58 16 42 24 0 0 18 0,5
Noord-Overijssel K Verhuur, zakelijke dienstverlening 2001 1.932 630 1.302 554 30 9 726 16,3
Noord-Overijssel 70 Verhuur en handel onroerend goed 2001 779 168 611 43 27 0 541 0,9
Noord-Overijssel 71-74 Zakelijk dienstverlening 2001 1.152 462 691 511 3 9 185 15,3
Noord-Overijssel L-P Overheid en Zorg 2001 2.792 969 1.823 1.295 15 21 535 33,5
Noord-Overijssel L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 921 377 544 370 5 8 177 7,7
Noord-Overijssel M Gesubsidieerd Onderwijs 2001 475 84 391 364 3 1 25 8,1
Noord-Overijssel N Gezondheids- en welzijnszorg 2001 877 232 645 447 3 11 206 14,4
Noord-Overijssel O+P Milieu, cultuur en ov. diensten 2001 520 276 244 115 4 2 127 3,3
Noord-Overijssel 90 Milieudienstverlening 2001 160 98 62 28 3 0 30 0,6
Noord-Overijssel 92 Cultuur, sport en recreatie 2001 161 95 66 32 1 1 34 0,8
Noord-Overijssel 93 Overige goederen en diensten 2001 200 83 117 54 0 1 62 1,8
Zuidwest-Overijssel Totaal bedrijfsactiviteiten 2001 5.829 2.987 2.843 1.669 36 30 1.168 47,1
Zuidwest-Overijssel A+B Landbouw, bosbouw en visserij 2001 269 148 121 17 7 4 101 0,6
Zuidwest-Overijssel C-F Nijverheid 2001 2.610 1.761 849 515 5 6 336 13,5
Zuidwest-Overijssel C Delfstoffenwinning 2001 29 15 14 8 0 0 6 0,1
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Gegevens beschikbaar vanaf: 1995 tot en met 2001
Frequentie: afgesloten reeks

Regionale rekeningen in hoofdlijnen
Regionale rekeningen geven een op de Nationale rekeningen aansluitende
kwantitatieve beschrijving van het economisch proces van regio's binnen een
land. Als onderdelen van het economisch proces worden in de Nationale
rekeningen productie, inkomensverdeling, bestedingen en financiering
onderscheiden.
Bij de Regionale rekeningen ligt de nadruk echter op de beschrijving van de
productieprocessen in de verscheidene regio's.

Gebruiksmogelijkheden
De gebruiksmogelijkheden blijken zeer divers: allereerst kan het
binnenlands product per regio gebruikt worden als een samenvattende
maatstaf voor het functioneren van de economie van een regio.
Verder kan het relatieve belang van een bedrijfstak voor de regionale
economie blijken uit haar aandeel in de totale toegevoegde waarde in de
betreffende regio. Voorts kunnen cijfers in de Regionale rekeningen benut
worden voor analyse en prognose. De cijfers geven een gecoördineerde
beschrijving van de regionale economie en sluiten naadloos aan op de
gegevens van de Nationale rekeningen. De Regionale rekeningen data
zijn daarom bij uitstek geschikt voor de vergelijking van de
resultaten van de verscheidene regio's. Ook kunnen de data
gebruikt worden in modellen die de regionaal economische
ontwikkeling voorspellen en de invloed van beleidsvarianten toetsen.

Enkele kanttekeningen bij de gebruiksmogelijkheden
Voor de beschrijving van het economisch proces moeten
keuzes gemaakt worden. Er moet o.a. gekozen worden tussen een
beschrijving met als gezichtspunt de economische actoren
of voor een zo correct mogelijke weergave van economische
processen. Het eerste wordt een institutionele benadering
genoemd, het tweede een functionele. Zo staan bij een
institutionele beschrijving van het productieproces de
producenten centraal. Deze worden op basis van het
zwaartepunt van hun economische activiteit ingedeeld in
bedrijfstakken.
Producenten die vervoer als hoofdactiviteit hebben worden
bijvoorbeeld ingedeeld in de bedrijfstak vervoer, opslag
en communicatie. Dit leidt tot goede informatie over de
totale productiewaarde van de producenten die tot een bepaalde
bedrijfsgroep gerekend worden. Ook sluit dit aan bij de
werkelijkheid waarin de producent opereert. Deze
benadering betekent dat de productie van eventuele nevenactiviteiten
van een producent in de productiewaarde van de betreffende
bedrijfstak wordt meegenomen. Dat geldt bijvoorbeeld voor
een transportondernemer met als nevenactiviteit detailhandel.
Daarom is de institutionele benadering minder geschikt
voor de raming van de totale productiewaarde van een
bepaalde activiteit. Dit geldt vooral als deze activiteit vaak als
nevenactiviteit wordt uitgeoefend door producenten in
andere bedrijfstakken. Een functionele benadering biedt dan
voordelen.
In de Nationale en Regionale rekeningen is echter in
overeenstemming met de internationale richtlijnen gekozen
voor een institutionele benadering. Ook dient er gekozen te
worden of een activiteit al dan niet tot de productie gerekend wordt.
Dit geldt bijvoorbeeld voor doe-het-zelf activiteiten en
onbetaald huishoudelijk werk. Er is in overeenstemming met
de internationale richtlijnen gekozen om deze activiteiten
niet tot de productie te rekenen, daar er geen feitelijke
marktwaarden tot stand komen. Het opnemen van dergelijke activiteiten
in de productie zou leiden tot grote wijzigingen in het binnenlands
product (regionaal en landelijk). Daardoor zou de bruikbaarheid als
indicator voor de beoordeling van de ontwikkeling van de
markteconomie sterk beperkt worden. De diversiteit van de
gebruiksmogelijkheden maakt dat de gemaakte keuzes niet voor elke
aanwending optimaal uitvallen.

Internationale en regionale vergelijkbaarheid
Doordat de Regionale economische jaarcijfers centraal bij
het CBS worden samengesteld zijn de resultaten voor de
verschillende regio's in Nederland goed vergelijkbaar. Naast regionale
vergelijkbaarheid dienen de data van de Regionale rekeningen
eveneens internationaal vergelijkbaar te zijn. Het statistisch
bureau van de Europese Gemeenschappen (Eurostat) heeft daarom, in overleg
met de lidstaten, richtlijnen opgesteld om tot een
grotere vergelijkbaarheid van de statistische gegevens van de
verscheidene lidstaten te komen.

Welvaart
De in de Regionale rekeningen gepresenteerde cijfers vormen
slechts één indicator voor de welvaart. In het binnenlands product per
regio wordt namelijk geen (of onvoldoende) rekening gehouden met diverse
zaken die eveneens voor de welvaart van groot belang zijn.
Hieronder vallen o.a. de saldi van de primaire en secundaire
inkomensstromen naar de regio's. Ook zaken als de hoeveelheid
vrije tijd, onbetaalde huishoudelijke arbeid, arbeidssatisfactie
en milieu-effecten als geluidsoverlast en vervuiling van water
en lucht kunnen hiertoe gerekend worden.

Specifieke regionale concepten
Voor de beschrijving van het productieproces wordt in de Nederlandse
Nationale rekeningen de bedrijfseenheid als uitgangspunt gekozen. Over de
bedrijfseenheid kan een volledige beschrijving van het productieproces
worden verkregen. Dit houdt in volledige, gedetailleerde en
samenhangende informatie over de voortbrenging van goederen
en diensten (productie) en de daarvoor benodigde inzet van grond- en
hulpstoffen, halffabrikaten en diensten (intermediair verbruik).
Daarnaast wordt o.m. hiermee samenhangende informatie verkregen: zoals de
bij de productie ingezette werknemers, de betaalde lonen en sociale lasten
en de afgedragen belastingen en ontvangen subsidies. De
bedrijfseenheden worden meegeteld voor zover ze een economisch fundament
hebben in Nederland. Dit betekent dat vestigingen van buitenlandse
bedrijven in Nederland bijdragen tot het Nederlandse binnenlands
product. Vestigingen van Nederlandse bedrijven in het buitenland
dragen daarentegen bij tot het binnenlands product van het betreffende land
(residentieprincipe). De concepten van de Nationale rekeningen kunnen niet
zonder meer worden toegepast bij de samenstelling van de Nederlandse
Regionale rekeningen.
Ten eerste is er de problematiek van de multiregionale bedrijfseenheid. Dit
is een bedrijfseenheid die vestigingen in meerdere regio's omvat.
Ten tweede is er de problematiek van de "extra-territoriale regio". Hier
worden bij conventie de bedrijfseenheden ondergebracht, die weliswaar tot
het "economisch territorium van Nederland" behoren, maar niet in één van de
Nederlandse regio's liggen.

Toelichting onderwerpen

Productie (basisprijzen)
De productie omvat de waarde van alle voor de verkoop bestemde goederen
(ook de nog niet verkochte), en de ontvangsten voor bewezen diensten.
Verder omvat de productie producten met een marktequivalent die voor eigen
gebruik zijn geproduceerd zoals investeringen in eigen beheer, eigen
woningdiensten en landbouwproducten voor eigen consumptie door
landbouwers. De productiewaarde hiervan wordt berekend door de
geproduceerde hoeveelheid te waarderen tegen basisprijzen.
De basisprijs is de prijs die de producent daadwerkelijk overhoudt, dus
exclusief de handels- en vervoersmarges van derden en exclusief het saldo
van productgebonden belastingen (waaronder BTW) en productgebonden
subsidies.
Enkele bijzondere gevallen:
De handel distribueert goederen in ruimte en tijd zonder ze te bewerken.
Zij produceert dus diensten die aan goederen verbonden zijn. De waarde van
deze diensten wordt berekend als het verschil tussen de verkoopwaarde en
de aankoopwaarde van de verhandelde goederen.
Verhuur van en handel in onroerend goed produceert behalve diensten van
bedrijfsgebouwen en huurwoningen, ook diensten van woningen die door de
eigenaar zelf worden bewoond. Deze diensten worden gewaardeerd met behulp
van de huurprijzen voor vergelijkbare woningen.
Banken houden zich vooral bezig met financiële intermediatie, dat wil
zeggen het aantrekken, transformeren en distribueren van financiële
middelen. De vergoeding voor deze diensten wordt impliciet verrekend met
de ontvangen en de betaalde rente. De waarde van deze zogenoemde
toegerekende bankdiensten is gelijkgesteld aan het verschil tussen het
ontvangen inkomen uit vermogen en de betaalde rente.
Het verzekeringswezen en pensioenfondsen houdt zich vooral bezig met het
omzetten van individuele risico's in collectieve risico's. De waarde van
deze dienstverlening is gelijkgesteld aan het verschil tussen premies en
uitkeringen. Bij pensioenfondsen en levensverzekeringsmaatschappijen
wordt dit verschil gecorrigeerd voor de verandering in wiskundige
reserves. De overheid houdt zich vooral bezig met het produceren van
collectieve diensten. Vanwege het ontbreken van marktprijzen wordt de
productiewaarde van de overheid vanuit de productiekosten berekend als
de som van het intermediair verbruik, de beloning van werknemers, de
afschrijvingen en de niet-productgebonden belastingen op productie
betaald door de overheid zelf.
Intermediair verbruik (aankoopprijzen)
Tot het intermediair verbruik worden alle producten gerekend, die in de
verslagperiode zijn verbruikt in het productieproces. Dit kunnen al of
niet in de verslagperiode aangekochte grondstoffen, halffabrikaten en
brandstoffen zijn maar ook diensten zoals communicatiediensten,
schoonmaakdiensten en diensten van externe accountants.
Het intermediair verbruik is gewaardeerd tegen aankoopprijzen, exclusief
aftrekbare BTW. Het intermediair verbruik is echter inclusief de
niet-aftrekbare BTW betaald door zogenoemde 'vrijgestelde' bedrijven.
Deze bedrijven brengen geen BTW in rekening op hun verkopen. Zij kunnen
de BTW op hun aankopen dan ook niet verrekenen met ontvangen BTW. De BTW
op hun aankopen is daarmee een eindheffing die wordt gerekend tot het
intermediair verbruik.
Tot het intermediair verbruik wordt niet gerekend:
- de aankoop van goederen door de handel die, zonder enige bewerking te
ondergaan, weer zijn verkocht.
- de aankoop van goederen, met een levensduur van meer dan één jaar, die
in het productieproces worden gebruikt. Deze worden tot de investeringen
in vaste activa gerekend. Het verbruik van deze goederen wordt over de
economische levensduur verdeeld in de vorm van afschrijvingen.
Bruto toegevoegde waarde
De toegevoegde waarde tegen basisprijzen per bedrijfsklasse is gelijk aan
het verschil tussen de productie (basisprijzen) en het intermediair
verbruik (aankoopprijzen).
Beloning werknemers
De beloning van werknemers heeft betrekking op de beloning voor geleverde
arbeid. Als werknemer zijn aangemerkt alle ingezeten en niet-ingezeten
personen die in dienstbetrekking werkzaam zijn. Ook directeuren van NV's
en BV's behoren tot de werknemers, dus hun salarissen zijn ook in de
beloning van werknemers begrepen. Hetzelfde geldt voor medewerkers van
sociale werkplaatsen.
De beloning van werknemers heeft twee componenten: lonen enerzijds en
sociale premies ten laste van werkgevers anderzijds.
De lonen zijn inclusief de door de werkgever ingehouden loonbelasting en
de sociale premies die ten laste komen van de werknemers. Verder omvatten
de lonen naast het periodieke, direct aan werknemers betaalde loon ook
aanvullingen hierop (zoals gratificaties, overwerkvergoeding, fooien en
provisie), het loon in natura (zoals vrij wonen, vrije voeding, 'auto van
de zaak', korting op kinderopvang, rentevoordeel, voordelig reizen) en
het vakantiegeld.
Ook bepaalde vergoedingen voor kosten die door werknemers zijn gemaakt in
verband met de dienstbetrekking, zoals vergoeding voor de kosten van het
woon-werkverkeer, zijn tot de lonen gerekend.
De sociale premies ten laste van werkgevers hebben betrekking op de
werkgeversbijdragen in het kader van de sociale zekerheid.
Zij omvatten premies wettelijke sociale verzekering, particuliere
sociale premies (waaronder pensioenpremies) en toegerekende sociale
premies.
De sociale premies ten laste van werkgevers worden meestal rechtstreeks
door de werkgevers afgedragen aan de verzekeraars.
Niet-productgebonden belastingen
Deze belastingen omvatten alle belastingen op productie die producenten
moeten betalen, ongeacht de hoeveelheid of de waarde van de geproduceerde
of verkochte producten. Voorbeelden hiervan zijn de onroerende
zaakbelasting, reinigingsrechten en rioolrechten betaald door
producenten.
Niet-productgebonden subsidies
Hieronder vallen de overige subsidies op productie. Deze subsidies zijn
niet direct relateerbaar aan de waarde of de hoeveelheid geproduceerde en
verkochte producten. Het betreft vooral de loonsubsidies.
Bruto exploitatieoverschot
Het bruto exploitatieoverschot per bedrijfsklasse is het
saldo dat resteert nadat de toegevoegde waarde tegen
basisprijzen is verminderd met de beloning van werknemers
en het saldo van niet-productgebonden belastingen op productie
en niet-productgebonden subsidies op productie. Bij
zelfstandigen wordt dit saldo gemengd inkomen genoemd omdat
het ook de beloning voor de door hen geleverde arbeid bevat.
Op het niveau van de totale economie wordt het exploitatie-
overschot bepaald door het totaal van de bedrijfsklassen te
vermeerderen met het verschil toegerekende en afgedragen BTW
en te verminderen met het verbruik van toegerekende bankdiensten.
Arbeidsvolume werknemers
Het arbeidsvolume werknemers is in aansluiting op de Nationale rekeningen
gedefinieerd als het aantal arbeidsjaren, waarbij onder een arbeidsjaar
wordt verstaan de voor de beschouwde activiteit in het desbetreffende
jaar overeengekomen arbeidsduur van een voltijdbaan. Deeltijdbanen worden
bij de arbeidsvolumeberekeningen omgerekend naar voltijdbanen. Dit houdt
in dat naar overeengekomen uren bezien de inhoud van het begrip
arbeidsjaar van jaar tot jaar en van activiteit tot activiteit kan
verschillen. In deze publicatie zijn geen gegevens opgenomen over het
arbeidsvolume zelfstandigen.