Productiestructuur per regio, naar SBI'93

Productiestructuur per regio, naar SBI'93

Regio's SBI '93 Perioden Productie (basisprijzen) (mln. euro) Intermediair verbruik (aankoopprijzen) (mln. euro) Bruto toegevoegde waarde (mln. euro) Beloning werknemers (mln. euro) Niet-productgebonden belastingen (mln. euro) Niet-productgebonden subsidies (mln. euro) Bruto exploitatieoverschot (mln. euro) Arbeidsvolume werknemers (1000 arb.jaren)
Noord-Holland (PV) Totaal bedrijfsactiviteiten 2001 141.002 68.827 72.174 41.933 816 606 30.031 1.044,6
Noord-Holland (PV) A+B Landbouw, bosbouw en visserij 2001 1.938 853 1.085 330 31 17 741 11,6
Noord-Holland (PV) C-F Nijverheid 2001 36.090 24.342 11.749 7.185 87 75 4.551 177,5
Noord-Holland (PV) C Delfstoffenwinning 2001 307 67 239 83 1 0 156 1,2
Noord-Holland (PV) D+E Industrie, openbare nutsbedrijven 2001 26.751 18.428 8.323 5.027 74 47 3.270 120,6
Noord-Holland (PV) DA Voedings- en genotmiddelen 2001 5.428 4.182 1.246 660 18 11 579 15,7
Noord-Holland (PV) DB+DC Textiel en leder 2001 352 239 113 64 1 0 48 2,3
Noord-Holland (PV) 21 Papier en karton 2001 462 312 150 87 1 0 62 2,1
Noord-Holland (PV) 22 Uitgeverijen en drukkerijen 2001 4.543 2.598 1.945 1.116 5 4 828 24,9
Noord-Holland (PV) DF Aardolie- en steenkoolindustrie 2001 3.922 3.095 826 446 9 3 375 9,0
Noord-Holland (PV) DG Chemische industrie 2001 x x x x x x x x
Noord-Holland (PV) DH Rubber- en kunststofindustrie 2001 667 430 237 146 1 2 92 3,4
Noord-Holland (PV) 27 Basismetaalindustrie 2001 3.507 2.367 1.139 921 14 7 211 19,7
Noord-Holland (PV) 28 Metaalproductenindustrie 2001 x x x x x x x x
Noord-Holland (PV) DK Machine-industrie 2001 1.202 762 441 319 3 8 127 8,0
Noord-Holland (PV) DL Elektrotechnische industrie 2001 1.449 955 494 354 3 2 139 9,1
Noord-Holland (PV) DM Transportmiddelenindustrie 2001 814 586 227 193 1 2 36 5,3
Noord-Holland (PV) Overige industrie 2001 1.384 728 656 443 4 5 214 15,6
Noord-Holland (PV) E Energie- en waterleidingbedrijven 2001 3.022 2.172 850 278 14 1 559 5,5
Noord-Holland (PV) F Bouwnijverheid 2001 9.032 5.846 3.186 2.076 13 28 1.125 55,8
Noord-Holland (PV) 452 Burgelijke en utiliteitsbouw 2001 4.231 3.002 1.229 790 5 12 446 20,7
Noord-Holland (PV) 451-455 Grond-, water- en wegenbouw 2001 1.969 1.336 633 429 2 6 208 9,7
Noord-Holland (PV) 453-454 Overige bouwnijverheid 2001 2.832 1.508 1.324 857 6 10 470 25,4
Noord-Holland (PV) G-K Commerciële diensten 2001 76.624 33.674 42.949 22.642 572 317 20.051 559,7
Noord-Holland (PV) G Handel, reparatie consumentenart. 2001 18.210 7.911 10.299 5.819 83 61 4.458 168,0
Noord-Holland (PV) 51 Groothandel 2001 11.691 5.194 6.496 3.456 47 30 3.023 78,1
Noord-Holland (PV) 50+52 Detail-, autohandel en reparatie 2001 6.520 2.717 3.803 2.363 37 32 1.434 89,9
Noord-Holland (PV) H Horeca 2001 3.689 1.813 1.876 1.007 38 12 843 35,2
Noord-Holland (PV) I Vervoer, opslag en communicatie 2001 17.229 10.058 7.170 4.248 79 72 2.915 91,8
Noord-Holland (PV) 60 Vervoer over land 2001 2.093 827 1.267 862 14 15 406 22,0
Noord-Holland (PV) 61+62 Vervoer over water en door lucht 2001 8.055 5.165 2.890 1.784 58 29 1.077 29,2
Noord-Holland (PV) 63 Dienstverlening t.b.v. vervoer 2001 3.233 1.856 1.376 720 5 20 672 19,3
Noord-Holland (PV) 64 Post en telecommunicatie 2001 3.848 2.210 1.638 882 3 8 760 21,2
Noord-Holland (PV) J Financiële instellingen 2001 11.883 4.187 7.696 4.100 53 34 3.577 69,2
Noord-Holland (PV) 65 Banken 2001 7.711 2.319 5.391 3.017 37 34 2.371 47,9
Noord-Holland (PV) 66 Verzekeringswezen, pensioenfondsen 2001 2.858 1.511 1.347 533 13 0 801 9,1
Noord-Holland (PV) 67 Financiële hulpactiviteiten 2001 1.314 357 957 549 3 0 404 12,2
Noord-Holland (PV) K Verhuur, zakelijke dienstverlening 2001 25.613 9.705 15.909 7.469 319 137 8.258 195,4
Noord-Holland (PV) 70 Verhuur en handel onroerend goed 2001 6.977 1.501 5.476 427 241 0 4.808 9,3
Noord-Holland (PV) 71-74 Zakelijk dienstverlening 2001 18.636 8.203 10.433 7.042 78 137 3.450 186,1
Noord-Holland (PV) L-P Overheid en Zorg 2001 26.349 9.958 16.391 11.776 126 198 4.688 295,7
Noord-Holland (PV) L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 8.688 3.317 5.371 4.060 43 71 1.338 86,2
Noord-Holland (PV) M Gesubsidieerd Onderwijs 2001 2.966 583 2.382 2.198 20 5 170 47,6
Noord-Holland (PV) N Gezondheids- en welzijnszorg 2001 6.995 1.878 5.117 3.745 22 90 1.440 114,1
Noord-Holland (PV) O+P Milieu, cultuur en ov. diensten 2001 7.700 4.179 3.521 1.773 41 33 1.739 47,9
Noord-Holland (PV) 90 Milieudienstverlening 2001 1.199 736 463 213 23 1 228 4,6
Noord-Holland (PV) 92 Cultuur, sport en recreatie 2001 4.486 2.679 1.807 935 14 24 882 23,3
Noord-Holland (PV) 93 Overige goederen en diensten 2001 2.015 765 1.251 624 4 7 629 19,9
Zuid-Holland (PV) Totaal bedrijfsactiviteiten 2001 180.207 93.707 86.499 49.526 1.075 934 36.832 1.253,1
Zuid-Holland (PV) A+B Landbouw, bosbouw en visserij 2001 4.936 2.194 2.742 708 64 30 2.000 25,2
Zuid-Holland (PV) C-F Nijverheid 2001 64.971 46.626 18.344 10.117 238 190 8.179 247,0
Zuid-Holland (PV) C Delfstoffenwinning 2001 910 218 692 107 2 1 584 1,6
Zuid-Holland (PV) D+E Industrie, openbare nutsbedrijven 2001 48.771 36.680 12.092 6.311 216 132 5.697 151,2
Zuid-Holland (PV) DA Voedings- en genotmiddelen 2001 7.435 5.410 2.025 979 28 15 1.033 22,7
Zuid-Holland (PV) DB+DC Textiel en leder 2001 215 134 81 46 1 1 35 1,6
Zuid-Holland (PV) 21 Papier en karton 2001 364 238 126 84 0 0 42 1,9
Zuid-Holland (PV) 22 Uitgeverijen en drukkerijen 2001 2.185 1.253 932 600 3 3 332 14,6
Zuid-Holland (PV) DF Aardolie- en steenkoolindustrie 2001 13.757 12.230 1.527 301 102 14 1.138 4,7
Zuid-Holland (PV) DG Chemische industrie 2001 9.026 6.896 2.130 920 38 25 1.196 16,0
Zuid-Holland (PV) DH Rubber- en kunststofindustrie 2001 507 325 182 119 1 1 63 3,0
Zuid-Holland (PV) 27 Basismetaalindustrie 2001 483 338 145 96 2 3 50 2,1
Zuid-Holland (PV) 28 Metaalproductenindustrie 2001 2.181 1.442 739 586 4 10 159 15,3
Zuid-Holland (PV) DK Machine-industrie 2001 2.187 1.428 759 540 4 4 218 13,2
Zuid-Holland (PV) DL Elektrotechnische industrie 2001 1.405 955 450 374 6 2 72 9,6
Zuid-Holland (PV) DM Transportmiddelenindustrie 2001 2.483 1.915 568 527 2 47 86 13,3
Zuid-Holland (PV) Overige industrie 2001 2.360 1.253 1.107 796 7 6 310 26,6
Zuid-Holland (PV) E Energie- en waterleidingbedrijven 2001 4.185 2.864 1.321 342 18 1 962 6,7
Zuid-Holland (PV) F Bouwnijverheid 2001 15.289 9.728 5.561 3.700 20 57 1.897 94,2
Zuid-Holland (PV) 452 Burgelijke en utiliteitsbouw 2001 6.508 4.622 1.886 1.243 7 19 655 31,9
Zuid-Holland (PV) 451-455 Grond-, water- en wegenbouw 2001 3.641 2.289 1.352 878 4 19 489 18,4
Zuid-Holland (PV) 453-454 Overige bouwnijverheid 2001 5.139 2.817 2.322 1.579 9 19 753 43,9
Zuid-Holland (PV) G-K Commerciële diensten 2001 77.152 32.970 44.182 23.146 595 447 20.888 605,8
Zuid-Holland (PV) G Handel, reparatie consumentenart. 2001 19.285 7.946 11.339 6.995 93 94 4.345 204,7
Zuid-Holland (PV) 51 Groothandel 2001 11.361 4.561 6.800 4.219 45 58 2.594 100,4
Zuid-Holland (PV) 50+52 Detail-, autohandel en reparatie 2001 7.924 3.385 4.539 2.775 47 36 1.752 104,3
Zuid-Holland (PV) H Horeca 2001 2.850 1.428 1.422 746 29 13 660 29,8
Zuid-Holland (PV) I Vervoer, opslag en communicatie 2001 16.694 8.829 7.865 4.133 51 94 3.776 98,9
Zuid-Holland (PV) 60 Vervoer over land 2001 3.467 1.329 2.138 1.420 27 22 714 35,8
Zuid-Holland (PV) 61+62 Vervoer over water en door lucht 2001 3.171 2.448 723 259 2 27 488 5,1
Zuid-Holland (PV) 63 Dienstverlening t.b.v. vervoer 2001 4.339 2.230 2.110 1.141 19 37 987 26,9
Zuid-Holland (PV) 64 Post en telecommunicatie 2001 5.716 2.823 2.894 1.313 4 9 1.586 31,1
Zuid-Holland (PV) J Financiële instellingen 2001 9.193 3.916 5.277 2.766 40 16 2.487 52,9
Zuid-Holland (PV) 65 Banken 2001 3.668 1.329 2.339 1.435 17 16 903 27,5
Zuid-Holland (PV) 66 Verzekeringswezen, pensioenfondsen 2001 4.228 2.235 1.993 789 19 0 1.185 13,4
Zuid-Holland (PV) 67 Financiële hulpactiviteiten 2001 1.296 352 944 542 3 0 399 12,0
Zuid-Holland (PV) K Verhuur, zakelijke dienstverlening 2001 29.130 10.852 18.279 8.506 382 230 9.621 219,4
Zuid-Holland (PV) 70 Verhuur en handel onroerend goed 2001 8.603 1.859 6.745 495 297 0 5.953 10,8
Zuid-Holland (PV) 71-74 Zakelijk dienstverlening 2001 20.527 8.993 11.534 8.011 85 230 3.668 208,5
Zuid-Holland (PV) L-P Overheid en Zorg 2001 33.148 11.917 21.231 15.555 178 266 5.765 375,2
Zuid-Holland (PV) L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 12.976 5.155 7.821 6.052 70 114 1.813 117,4
Zuid-Holland (PV) M Gesubsidieerd Onderwijs 2001 4.229 846 3.383 3.116 28 7 245 66,8
Zuid-Holland (PV) N Gezondheids- en welzijnszorg 2001 8.752 2.299 6.453 4.617 28 115 1.923 142,2
Zuid-Holland (PV) O+P Milieu, cultuur en ov. diensten 2001 7.191 3.617 3.575 1.769 52 30 1.783 48,7
Zuid-Holland (PV) 90 Milieudienstverlening 2001 2.016 1.238 778 358 38 1 383 7,7
Zuid-Holland (PV) 92 Cultuur, sport en recreatie 2001 2.417 1.357 1.060 496 8 19 575 12,6
Zuid-Holland (PV) 93 Overige goederen en diensten 2001 2.759 1.022 1.737 915 6 10 825 28,4
Achterhoek Totaal bedrijfsactiviteiten 2001 15.593 8.549 7.044 4.051 111 86 2.969 116,4
Achterhoek A+B Landbouw, bosbouw en visserij 2001 917 535 383 57 24 15 317 2,1
Achterhoek C-F Nijverheid 2001 7.946 5.576 2.370 1.567 27 37 813 43,4
Achterhoek C Delfstoffenwinning 2001 7 3 3 1 0 0 3 0,0
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Gegevens beschikbaar vanaf: 1995 tot en met 2001
Frequentie: afgesloten reeks

Regionale rekeningen in hoofdlijnen
Regionale rekeningen geven een op de Nationale rekeningen aansluitende
kwantitatieve beschrijving van het economisch proces van regio's binnen een
land. Als onderdelen van het economisch proces worden in de Nationale
rekeningen productie, inkomensverdeling, bestedingen en financiering
onderscheiden.
Bij de Regionale rekeningen ligt de nadruk echter op de beschrijving van de
productieprocessen in de verscheidene regio's.

Gebruiksmogelijkheden
De gebruiksmogelijkheden blijken zeer divers: allereerst kan het
binnenlands product per regio gebruikt worden als een samenvattende
maatstaf voor het functioneren van de economie van een regio.
Verder kan het relatieve belang van een bedrijfstak voor de regionale
economie blijken uit haar aandeel in de totale toegevoegde waarde in de
betreffende regio. Voorts kunnen cijfers in de Regionale rekeningen benut
worden voor analyse en prognose. De cijfers geven een gecoördineerde
beschrijving van de regionale economie en sluiten naadloos aan op de
gegevens van de Nationale rekeningen. De Regionale rekeningen data
zijn daarom bij uitstek geschikt voor de vergelijking van de
resultaten van de verscheidene regio's. Ook kunnen de data
gebruikt worden in modellen die de regionaal economische
ontwikkeling voorspellen en de invloed van beleidsvarianten toetsen.

Enkele kanttekeningen bij de gebruiksmogelijkheden
Voor de beschrijving van het economisch proces moeten
keuzes gemaakt worden. Er moet o.a. gekozen worden tussen een
beschrijving met als gezichtspunt de economische actoren
of voor een zo correct mogelijke weergave van economische
processen. Het eerste wordt een institutionele benadering
genoemd, het tweede een functionele. Zo staan bij een
institutionele beschrijving van het productieproces de
producenten centraal. Deze worden op basis van het
zwaartepunt van hun economische activiteit ingedeeld in
bedrijfstakken.
Producenten die vervoer als hoofdactiviteit hebben worden
bijvoorbeeld ingedeeld in de bedrijfstak vervoer, opslag
en communicatie. Dit leidt tot goede informatie over de
totale productiewaarde van de producenten die tot een bepaalde
bedrijfsgroep gerekend worden. Ook sluit dit aan bij de
werkelijkheid waarin de producent opereert. Deze
benadering betekent dat de productie van eventuele nevenactiviteiten
van een producent in de productiewaarde van de betreffende
bedrijfstak wordt meegenomen. Dat geldt bijvoorbeeld voor
een transportondernemer met als nevenactiviteit detailhandel.
Daarom is de institutionele benadering minder geschikt
voor de raming van de totale productiewaarde van een
bepaalde activiteit. Dit geldt vooral als deze activiteit vaak als
nevenactiviteit wordt uitgeoefend door producenten in
andere bedrijfstakken. Een functionele benadering biedt dan
voordelen.
In de Nationale en Regionale rekeningen is echter in
overeenstemming met de internationale richtlijnen gekozen
voor een institutionele benadering. Ook dient er gekozen te
worden of een activiteit al dan niet tot de productie gerekend wordt.
Dit geldt bijvoorbeeld voor doe-het-zelf activiteiten en
onbetaald huishoudelijk werk. Er is in overeenstemming met
de internationale richtlijnen gekozen om deze activiteiten
niet tot de productie te rekenen, daar er geen feitelijke
marktwaarden tot stand komen. Het opnemen van dergelijke activiteiten
in de productie zou leiden tot grote wijzigingen in het binnenlands
product (regionaal en landelijk). Daardoor zou de bruikbaarheid als
indicator voor de beoordeling van de ontwikkeling van de
markteconomie sterk beperkt worden. De diversiteit van de
gebruiksmogelijkheden maakt dat de gemaakte keuzes niet voor elke
aanwending optimaal uitvallen.

Internationale en regionale vergelijkbaarheid
Doordat de Regionale economische jaarcijfers centraal bij
het CBS worden samengesteld zijn de resultaten voor de
verschillende regio's in Nederland goed vergelijkbaar. Naast regionale
vergelijkbaarheid dienen de data van de Regionale rekeningen
eveneens internationaal vergelijkbaar te zijn. Het statistisch
bureau van de Europese Gemeenschappen (Eurostat) heeft daarom, in overleg
met de lidstaten, richtlijnen opgesteld om tot een
grotere vergelijkbaarheid van de statistische gegevens van de
verscheidene lidstaten te komen.

Welvaart
De in de Regionale rekeningen gepresenteerde cijfers vormen
slechts één indicator voor de welvaart. In het binnenlands product per
regio wordt namelijk geen (of onvoldoende) rekening gehouden met diverse
zaken die eveneens voor de welvaart van groot belang zijn.
Hieronder vallen o.a. de saldi van de primaire en secundaire
inkomensstromen naar de regio's. Ook zaken als de hoeveelheid
vrije tijd, onbetaalde huishoudelijke arbeid, arbeidssatisfactie
en milieu-effecten als geluidsoverlast en vervuiling van water
en lucht kunnen hiertoe gerekend worden.

Specifieke regionale concepten
Voor de beschrijving van het productieproces wordt in de Nederlandse
Nationale rekeningen de bedrijfseenheid als uitgangspunt gekozen. Over de
bedrijfseenheid kan een volledige beschrijving van het productieproces
worden verkregen. Dit houdt in volledige, gedetailleerde en
samenhangende informatie over de voortbrenging van goederen
en diensten (productie) en de daarvoor benodigde inzet van grond- en
hulpstoffen, halffabrikaten en diensten (intermediair verbruik).
Daarnaast wordt o.m. hiermee samenhangende informatie verkregen: zoals de
bij de productie ingezette werknemers, de betaalde lonen en sociale lasten
en de afgedragen belastingen en ontvangen subsidies. De
bedrijfseenheden worden meegeteld voor zover ze een economisch fundament
hebben in Nederland. Dit betekent dat vestigingen van buitenlandse
bedrijven in Nederland bijdragen tot het Nederlandse binnenlands
product. Vestigingen van Nederlandse bedrijven in het buitenland
dragen daarentegen bij tot het binnenlands product van het betreffende land
(residentieprincipe). De concepten van de Nationale rekeningen kunnen niet
zonder meer worden toegepast bij de samenstelling van de Nederlandse
Regionale rekeningen.
Ten eerste is er de problematiek van de multiregionale bedrijfseenheid. Dit
is een bedrijfseenheid die vestigingen in meerdere regio's omvat.
Ten tweede is er de problematiek van de "extra-territoriale regio". Hier
worden bij conventie de bedrijfseenheden ondergebracht, die weliswaar tot
het "economisch territorium van Nederland" behoren, maar niet in één van de
Nederlandse regio's liggen.

Toelichting onderwerpen

Productie (basisprijzen)
De productie omvat de waarde van alle voor de verkoop bestemde goederen
(ook de nog niet verkochte), en de ontvangsten voor bewezen diensten.
Verder omvat de productie producten met een marktequivalent die voor eigen
gebruik zijn geproduceerd zoals investeringen in eigen beheer, eigen
woningdiensten en landbouwproducten voor eigen consumptie door
landbouwers. De productiewaarde hiervan wordt berekend door de
geproduceerde hoeveelheid te waarderen tegen basisprijzen.
De basisprijs is de prijs die de producent daadwerkelijk overhoudt, dus
exclusief de handels- en vervoersmarges van derden en exclusief het saldo
van productgebonden belastingen (waaronder BTW) en productgebonden
subsidies.
Enkele bijzondere gevallen:
De handel distribueert goederen in ruimte en tijd zonder ze te bewerken.
Zij produceert dus diensten die aan goederen verbonden zijn. De waarde van
deze diensten wordt berekend als het verschil tussen de verkoopwaarde en
de aankoopwaarde van de verhandelde goederen.
Verhuur van en handel in onroerend goed produceert behalve diensten van
bedrijfsgebouwen en huurwoningen, ook diensten van woningen die door de
eigenaar zelf worden bewoond. Deze diensten worden gewaardeerd met behulp
van de huurprijzen voor vergelijkbare woningen.
Banken houden zich vooral bezig met financiële intermediatie, dat wil
zeggen het aantrekken, transformeren en distribueren van financiële
middelen. De vergoeding voor deze diensten wordt impliciet verrekend met
de ontvangen en de betaalde rente. De waarde van deze zogenoemde
toegerekende bankdiensten is gelijkgesteld aan het verschil tussen het
ontvangen inkomen uit vermogen en de betaalde rente.
Het verzekeringswezen en pensioenfondsen houdt zich vooral bezig met het
omzetten van individuele risico's in collectieve risico's. De waarde van
deze dienstverlening is gelijkgesteld aan het verschil tussen premies en
uitkeringen. Bij pensioenfondsen en levensverzekeringsmaatschappijen
wordt dit verschil gecorrigeerd voor de verandering in wiskundige
reserves. De overheid houdt zich vooral bezig met het produceren van
collectieve diensten. Vanwege het ontbreken van marktprijzen wordt de
productiewaarde van de overheid vanuit de productiekosten berekend als
de som van het intermediair verbruik, de beloning van werknemers, de
afschrijvingen en de niet-productgebonden belastingen op productie
betaald door de overheid zelf.
Intermediair verbruik (aankoopprijzen)
Tot het intermediair verbruik worden alle producten gerekend, die in de
verslagperiode zijn verbruikt in het productieproces. Dit kunnen al of
niet in de verslagperiode aangekochte grondstoffen, halffabrikaten en
brandstoffen zijn maar ook diensten zoals communicatiediensten,
schoonmaakdiensten en diensten van externe accountants.
Het intermediair verbruik is gewaardeerd tegen aankoopprijzen, exclusief
aftrekbare BTW. Het intermediair verbruik is echter inclusief de
niet-aftrekbare BTW betaald door zogenoemde 'vrijgestelde' bedrijven.
Deze bedrijven brengen geen BTW in rekening op hun verkopen. Zij kunnen
de BTW op hun aankopen dan ook niet verrekenen met ontvangen BTW. De BTW
op hun aankopen is daarmee een eindheffing die wordt gerekend tot het
intermediair verbruik.
Tot het intermediair verbruik wordt niet gerekend:
- de aankoop van goederen door de handel die, zonder enige bewerking te
ondergaan, weer zijn verkocht.
- de aankoop van goederen, met een levensduur van meer dan één jaar, die
in het productieproces worden gebruikt. Deze worden tot de investeringen
in vaste activa gerekend. Het verbruik van deze goederen wordt over de
economische levensduur verdeeld in de vorm van afschrijvingen.
Bruto toegevoegde waarde
De toegevoegde waarde tegen basisprijzen per bedrijfsklasse is gelijk aan
het verschil tussen de productie (basisprijzen) en het intermediair
verbruik (aankoopprijzen).
Beloning werknemers
De beloning van werknemers heeft betrekking op de beloning voor geleverde
arbeid. Als werknemer zijn aangemerkt alle ingezeten en niet-ingezeten
personen die in dienstbetrekking werkzaam zijn. Ook directeuren van NV's
en BV's behoren tot de werknemers, dus hun salarissen zijn ook in de
beloning van werknemers begrepen. Hetzelfde geldt voor medewerkers van
sociale werkplaatsen.
De beloning van werknemers heeft twee componenten: lonen enerzijds en
sociale premies ten laste van werkgevers anderzijds.
De lonen zijn inclusief de door de werkgever ingehouden loonbelasting en
de sociale premies die ten laste komen van de werknemers. Verder omvatten
de lonen naast het periodieke, direct aan werknemers betaalde loon ook
aanvullingen hierop (zoals gratificaties, overwerkvergoeding, fooien en
provisie), het loon in natura (zoals vrij wonen, vrije voeding, 'auto van
de zaak', korting op kinderopvang, rentevoordeel, voordelig reizen) en
het vakantiegeld.
Ook bepaalde vergoedingen voor kosten die door werknemers zijn gemaakt in
verband met de dienstbetrekking, zoals vergoeding voor de kosten van het
woon-werkverkeer, zijn tot de lonen gerekend.
De sociale premies ten laste van werkgevers hebben betrekking op de
werkgeversbijdragen in het kader van de sociale zekerheid.
Zij omvatten premies wettelijke sociale verzekering, particuliere
sociale premies (waaronder pensioenpremies) en toegerekende sociale
premies.
De sociale premies ten laste van werkgevers worden meestal rechtstreeks
door de werkgevers afgedragen aan de verzekeraars.
Niet-productgebonden belastingen
Deze belastingen omvatten alle belastingen op productie die producenten
moeten betalen, ongeacht de hoeveelheid of de waarde van de geproduceerde
of verkochte producten. Voorbeelden hiervan zijn de onroerende
zaakbelasting, reinigingsrechten en rioolrechten betaald door
producenten.
Niet-productgebonden subsidies
Hieronder vallen de overige subsidies op productie. Deze subsidies zijn
niet direct relateerbaar aan de waarde of de hoeveelheid geproduceerde en
verkochte producten. Het betreft vooral de loonsubsidies.
Bruto exploitatieoverschot
Het bruto exploitatieoverschot per bedrijfsklasse is het
saldo dat resteert nadat de toegevoegde waarde tegen
basisprijzen is verminderd met de beloning van werknemers
en het saldo van niet-productgebonden belastingen op productie
en niet-productgebonden subsidies op productie. Bij
zelfstandigen wordt dit saldo gemengd inkomen genoemd omdat
het ook de beloning voor de door hen geleverde arbeid bevat.
Op het niveau van de totale economie wordt het exploitatie-
overschot bepaald door het totaal van de bedrijfsklassen te
vermeerderen met het verschil toegerekende en afgedragen BTW
en te verminderen met het verbruik van toegerekende bankdiensten.
Arbeidsvolume werknemers
Het arbeidsvolume werknemers is in aansluiting op de Nationale rekeningen
gedefinieerd als het aantal arbeidsjaren, waarbij onder een arbeidsjaar
wordt verstaan de voor de beschouwde activiteit in het desbetreffende
jaar overeengekomen arbeidsduur van een voltijdbaan. Deeltijdbanen worden
bij de arbeidsvolumeberekeningen omgerekend naar voltijdbanen. Dit houdt
in dat naar overeengekomen uren bezien de inhoud van het begrip
arbeidsjaar van jaar tot jaar en van activiteit tot activiteit kan
verschillen. In deze publicatie zijn geen gegevens opgenomen over het
arbeidsvolume zelfstandigen.