‘Elk denken over de toekomst begint met een bevolkingsprognose’

/ Auteur: Bregje van der Wijst
Bevolkingsprognoses zijn een belangrijke bron voor beleid. Voor onderwerpen als vergrijzing, zorg en de ontwikkeling van huishoudens zijn de prognoses relevant én actueel. Zowel CBS als het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) houden zich bezig met demografische prognoses. ‘Elk denken over de toekomst begint met een bevolkingsprognose’, aldus Leo van Wissen, directeur van het NIDI.

Krimp

Recentelijk vond een drukbezocht seminar over bevolkingsprognoses bij CBS plaats onder voorzitterschap van Van Wissen. Coen van Duin, statistisch onderzoeker bij CBS, was één van de sprekers. Daarnaast leverde de Nederlandse Vereniging voor Demografie een belangrijke bijdrage. Naast de vluchtelingenstroom, die volgens Van Wissen nauwelijks invloed heeft op de bevolkingsprognoses, bleek ook bevolkingsafname een hot item te zijn onder de aanwezigen. Een belangrijk deel van hen werkt voor de gemeenten. Grote steden zoeken naar oplossingen om steeds meer mensen op hetzelfde oppervlak te huisvesten, terwijl andere gebieden kampen met de vraag of ze in de toekomst een krimp- of groeigebied worden. CBS maakt daarvoor nationale en vervolgens regionale prognoses met het Planbureau voor de Leefomgeving. Per gemeente wordt vooruitgekeken tot 2040. Van Wissen: ‘Gemeenten in krimpregio’s horen het liefst dat de krimp gaat stoppen, maar dat gaat niet gebeuren. Het is niet anders, ze zullen moeten omgaan met de krimp oftewel: begeleiden in plaats van bestrijden. Die boodschap probeer ik uit te dragen.’

Modellen

Wat verder uitgebreid aan bod kwam op het seminar zijn de diverse modellen voor demografische prognoses en hoe onderzoek en praktijk beter op elkaar af te stemmen. Dat leverde een frisse blik op. Van Duin: ‘Wat ik mooi vond was een wethouder die sprak over de prognoses die hij gebruikte om mensen in zijn gemeente ervan te overtuigen dat de scholen daar moeten fuseren. Hij merkte dat hij met de verschillende grote prognosemodellen niet kon overtuigen, omdat mensen simpelweg het model niet begrepen. En daar bleef dus discussie over bestaan. Toen ging hij met een model werken, dat beter te begrijpen is. Je kunt bijvoorbeeld zeggen hoeveel eersteklassers er nu zijn, die schuiven door en dan weet je hoeveel vierdeklassers er zoveel jaar later zijn. Dat geeft in essentie dezelfde uitkomst als een ingewikkelder model. En hiermee bleek hij mensen wél te kunnen overtuigen. Wij hebben ook artikelen waarin we ons model beschrijven, gericht op de specialisten. We zouden dus het ingewikkelde model kunnen gebruiken voor berekeningen en daarnaast een eenvoudig model om aan het brede publiek uit te leggen wat er gebeurt.’

Onzekerheidsmarges

Hoe zeker zijn al de prognoses? Van Wissen: ‘Prognoses geven eigenlijk onzekerheid aan uitspraken over de toekomst. In 2040 hebben we 17,9 miljoen inwoners, maar hoe zeker is dat? Er zit bandbreedte omheen, iets wat tegenwoordig steeds normaler is. Kijk maar eens naar het KNMI dat ook met marges werkt met de weersvoorspellingen op televisie. Maar hoe gaan beleidsmakers met marges om?’ Bij gebruikers van de demografische prognoses is momenteel veel aandacht voor de onzekerheidsmarges. ‘Door de crisis is men er tegenwoordig bewuster van dat je met onzekerheden rekening moet houden’, vertelt Van Duin. CBS loopt volgens hem voorop in het berekenen van onzekerheidsmarges. Konden gebruikers daar tien jaar geleden nauwelijks mee omgaan, inmiddels is het veel gewoner geworden om het prognosecijfer óf de boven- óf de ondermarge te gebruiken, afhankelijk van het risico dat ze willen nemen.

Nieuwe ontwikkelingen

De voorlopige sterfteprognoses en prognoses van de leeftijdsverwachting staan de laatste tijd sterk in de belangstelling sinds de leeftijdsverwachting doorwerkt in de AOW-leeftijd. ‘Vergrijzing is een punt en het feit dat we langer én langer gezond leven en hoe we dat beter in de prognose kunnen verwerken’, zegt Van Wissen. Door de nieuwe wetgeving is nauwkeurig te berekenen hoeveel mensen in de AOW-leeftijd belanden. Door de koppeling tussen leeftijdsverwachting en AOW-leeftijd is de onzekerheidsmarge niet meer nodig. Van Duin: ‘Daar staat tegenover dat we nu niet meer weten wanneer we AOW gaan krijgen, doordat de leeftijd steeds aangepast wordt.’

‘Gemeenten in krimpregio’s horen het liefst dat de krimp gaat stoppen, maar dat gaat niet gebeuren’

Gedetailleerde prognoses

Sinds 1950 is er wel aardig wat veranderd in het maken van de prognoses. De detaillering is toegenomen. Zo worden er bijvoorbeeld sinds de jaren negentig prognoses naar huishoudens gemaakt en tegenwoordig ook naar herkomstgroepen, etcetera. Daarnaast worden er sinds 2000 ook stochastische prognoses gemaakt, wat inhoudt dat CBS niet één maar duizend varianten maakt van een prognose, waarmee je gevoeligheidsanalyses voor beleid kunt doen.

Kansen

Toch liggen er nog genoeg kansen om bevolkingsprognoses te verbeteren, mits er voldoende mankracht en financiële middelen beschikbaar zijn. Van Duin: ‘We zouden nog meer kunnen doen met deelpopulaties, bijvoorbeeld met laag- en hoogopgeleiden. Die prognoses zijn niet moeilijk te maken en hebben wel heel veel verklarende waarde. Het aantal ouderen groeit en ze zijn steeds hoger opgeleid dan de ouderen van nu. Dat kan bijvoorbeeld gevolgen hebben voor de gezondheid en sterfterisico’s.’ Ook het NIDI doet veel met de decentralisatie van de zorg en bezuinigingen. Van Wissen: ‘Daar bestaat veel onrust over, maar als je dit vergelijkt met hoe de zorg in bijvoorbeeld Duitsland is geregeld dan ren je gillend terug naar Nederland.’

Wat doet het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI)?

Het NIDI is een onderzoeksinstituut. Het houdt zich bezig met onderzoek naar de ontwikkeling in de omvang en samenstelling van de bevolking. Het NIDI onderzoekt demografische ontwikkelingen in het verleden, heden en toekomst en doet dit op nationale en internationale schaal. De kerntaak van het instituut is het uitvoeren van hoogwaardig wetenschappelijk onderzoek naar bevolkingsvraagstukken.