Uitgaven aan maatschappelijke opvang en vrouwenopvang sterk gegroeid

De omzet van instellingen voor maatschappelijke opvang (MO) en vrouwenopvang (VO) is sinds 2006 met gemiddeld 12 procent per jaar gestegen tot ruim 630 miljoen euro in 2009. De belangrijkste inkomstenbronnen van deze MO/VO-instellingen zijn gemeentelijke subsidies en het AWBZ-budget voor beschermd wonen en begeleiding. Bijna de helft van de instellingen heeft een zwakke vermogenspositie.

Subsidies belangrijkste inkomstenbron

Subsidies zijn de belangrijkste financieringsbron voor MO/VO-instellingen. In 2009 is het aandeel van subsidies in de omzet gemiddeld 56 procent. Veruit het grootste deel van de subsidies is afkomstig van gemeenten. De subsidies zijn bedoeld voor maatschappelijke opvang en vrouwenopvang. Een kleiner deel van de subsidies komt van de provincies en is voor jeugdzorg. Ook ontvangt een aantal MO/VO-instellingen subsidies van het ministerie van Justitie.
Een tweede belangrijke financieringsbron is het AWBZ-zorgbudget. Het aandeel hiervan in de omzet is 36 procent. De meeste MO/VO-instellingen ontvangen hun zorgbudget op basis van een toelating geestelijke gezondheidszorg, bijvoorbeeld voor beschermd wonen en begeleiding. Overige bedrijfsopbrengsten bestaan onder andere uit eigen bijdragen van cliënten en overige dienstverlening.

Financiering van MO/VO-instellingen, 2009

2011-maatschappelijke-opvang-1

Beperking AWBZ-aanspraken in 2009

In 2007, 2008 en 2009 is de omzet met respectievelijk 10, 12 en 11 procent toegenomen. In de jaren 2007 en 2008 is de financiering uit het AWBZ-zorgbudget sterk gestegen, in 2009 is die echter afgenomen. In dit jaar zijn de subsidies juist sterk gegroeid. Deze verschuiving is onder andere het gevolg van de beperking van AWBZ-aanspraken in 2009 op begeleiding. Diverse gemeenten hebben hiervoor compensatiemiddelen verstrekt in de vorm van subsidies.
Van 85 procent van de MO/VO-instellingen is het aandeel subsidies in de omzet ten minste 30 procent, van 29 procent van de instellingen is dit aandeel zelfs 70 procent of meer. De bijdragen uit het AWBZ-zorgbudget zijn doorgaans kleiner. Van ruim de helft (56 procent) van de instellingen zijn de ontvangsten uit het AWBZ-zorgbudget minder dan 30 procent van de omzet.

Ontwikkeling omzetposten van MO/VO-instellingen

2011-maatschappelijke-opvang-2

Zwakke vermogenspositie

De solvabiliteit van de MO/VO-instellingen is licht gestegen van 10 procent in 2008 tot 11 procent in 2009. Dat is laag ten opzichte van andere zorgsectoren zoals ziekenhuizen, GGZ en verpleging, verzorging en thuiszorg, die solvabiliteitspercentages hebben van 15 tot 18. De solvabiliteit geeft aan of in geval van faillissement er voldoende eigen vermogen is om de leningen te kunnen aflossen.
Bij bijna de helft van de MO/VO-instellingen is het solvabiliteitspercentage kleiner dan 10 en zijn de financiële reserves gering. In 2009 is het aandeel MO/VO-instellingen met een solvabiliteit kleiner dan 5 procent zelfs iets toegenomen vergeleken met 2008.

MO/VO-instellingen naar solvabiliteitsklasse

2011-maatschappelijke-opvang-3

Karin Riksen

Bron:
StatLine, Zorginstellingen; financiën, personeel, productie en capaciteit