Jan Tinbergen (1903–1994) als publieksvoorlichter

/ Auteur: Ronald van der Bie
Jan Tinbergen en dr.A. Peccei (rechts) samen in het kader van de Club van Rome
© Nationaal Archief, CCO
In de jaren veertig van de vorige eeuw heeft het CBS zijn arbeidsterrein verruimd. Het was directeur-generaal Philip Idenburg (1901–1995) die vanaf 1939 voor een nieuwe communicatiestrategie verantwoordelijk was. Het bureau had volgens hem niet alleen een taak bij het verzamelen van beleidsrelevante statistieken, maar moest ook een voortrekkersrol krijgen op het gebied van publieksvoorlichting. Dat resulteerde in een aantal publicaties waarvan Jan Tinbergen (1903–1994)* de eerste voor zijn rekening nam.

Idenburg was ervan overtuigd dat het mogelijk was om met de kwantitatieve gegevens van het CBS verhalen te vertellen die iedereen kon begrijpen. Idenburg: ’Ik ben van meening, dat het niet noodig is, dat wij statistici ons opsluiten in onze bureaux en ons werk verrichten voor een uitgelezen schare speciaal geïnteresseerden. Er liggen hier grootere mogelijkheden. De statistiek kan in dienst der volksvoorlichting een zeer belangrijke taak vervullen. En ik meen, dat aan deze voorlichting, mits zij gegeven wordt, objectief en waarheidsgetrouw, vandaag bijzondere behoefte bestaat.’

Aantrekkelijker kennis

Publieksvoorlichting werd de taak van de nieuwe Nederlandsche Stichting voor Statistiek (NSS), die in 1940 vanuit het CBS was opgericht. Het leidde tot een serie publicaties die Nederlanders moesten laten zien hoe de samenleving werkte, hoe de landbouw, het bouwbedrijf en het winkelbedrijf georganiseerd waren. Het idee was inzicht te geven met de cijfers van het CBS als basis en met de beeldstatistieken van de Duitse graficus Gerd Arntz, het hoofd van het ontwerpbureau bij de NSS, ter illustratie. De serie ‘Verbeeld verleden’ werd gemaakt om de kennis van de vaderlandse geschiedenis breed te verspreiden. Het doel was de bestaande boekenkennis met beeldstatistieken en plaatjes aantrekkelijker te maken. In 1943 is het eerste lesmateriaal voor de middelbare school gepubliceerd. Het was ‘Bont cijferbeeld van Nederland’, bedoeld als aanvullend materiaal bij de aardrijkskundeles.

Boeiende statistiek: Tinbergen trapt af

In samenwerking met uitgever Stenfert Kroese verscheen in 1942 het eerste van zes delen ‘Boeiende statistiek’, beknopte historisch-statistische werkjes over de economische geschiedenis van ons land. Het cijferwerk werd vervat in beeldgrafieken. Tinbergen trapte af met een brochure over de vraag of Nederland overbevolkt was. In de brochure legde hij in gewone bewoordingen, zonder gebruik van jargon, en op een aanschouwelijke manier uit hoe een economie kon blijven groeien. Vele zaken kwamen aan de orde die hij in 1935 al had voorgesteld in zijn Plan van de Arbeid (1935), zoals economiestimulering door uitvoering van openbare werken, belasting- en bestedingspolitiek, en ordening van de economie.

Is Nederland overbevolkt?

De brochure ‘Is Nederland overbevolkt?’ ging eigenlijk over de vraag of onze economie nog voldoende groeikracht had. Aanleiding was de omvangrijke werkloosheid die erop wees dat een voldoende bestaan niet meer voor elke Nederlander gegarandeerd was. Overbevolking definieerde Tinbergen als de situatie waarin de balans tussen bevolking en bestaansmiddelen uit het lood was geraakt. ‘Het gaat om een wedstrijd tusschen die twee’, schreef hij. ‘Het gaat er om dat voldoende bestaansmiddelen per persoon aanwezig blijven, door een stijging der productie die met den bevolkingsgroei gelijken tred houdt.’ Even verderop voegde hij daar nog aan toe dat van overbevolking ook sprake is als de productiemiddelen niet langer een bestaan voor iedereen mogelijk maken, een bestaan dat ‘in overeenstemming is met den heerschende levensstandaard van een volk.’

Werkloosheid

Maar de rek was er nog lang niet uit, schreef hij. Kapitaal was er genoeg. Die kapitaalgoederen waren echter nog lang niet voldoende gebruikt en dat was een kwestie van (gebrek aan) organisatie. Daar moest nu hard aan worden gewerkt. ‘De ordening van den landbouw, georganiseerde ruil met het buitenland, plannen voor stadsuitbreiding, streek- en nationale plannen, ordening van het verkeer, herscholing van arbeiders, conjunctuurpolitiek - dat is de sfeer, waarin nu wordt gedacht.’ Het was zaak alle productieve krachten ten volle te gebruiken en dat moest gebeuren met de overheid als grote regelaar. De overheid moest ervoor zorgen dat inkomens voldoende konden doorstromen en niet ‘in de kous of de brandkast’ verdwenen. Dat kon bijvoorbeeld door de belastingen terug te geven in de vorm van werklozensteun, ambtenarensalarissen en uitgaven voor openbare werken, want ‘oppotting brengt werkloosheid, doorstroming voorkomt werkloosheid.’

Nog vijf delen

Daarna volgden nog vijf delen, waaronder ‘Winkelier en verbruiker’ (1942, J.B.D. Derksen in samenwerking met het Instituut voor Middenstandsontwikkeling, de Rooms katholieke Middenstandsbond en de Christelijke Middenstandsbond); ‘Groothandel en scheepvaart’ (1942, W.F. Lichtenauer); ‘Het bouwbedrijf in Nederland’ (1943, J. van Ettinger en J.J. van der Wal); ‘De landbouw, hoeksteen van ons volksbestaan’ (1944, C.H.J. Maliepaard), met medewerking van het Departement van Landbouw; en ‘Nederland en Indonesië: door samenwerking tot welvaart en ontwikkeling’ (1947, J.F. Haccoû).

* Jan Tinbergen was een Nederlandse econoom en natuurkundige. Samen met Ragnar Frisch kreeg hij in 1969 de allereerste Nobelprijs voor de economie. Dat is inmiddels 50 jaar geleden. Daarom is 2019 uitgeroepen tot het Tinbergenjaar door DNB, CPB, de SER, het CBS en andere organisaties die zich met Tinbergen verbonden voelen. Het centrale thema is de betekenis van Tinbergen vandaag de dag. Voor meer informatie kunt u deze site raadplegen.