Internationaliseringsmonitor 2015, vierde kwartaal

CBS presenteert recente ontwikkelingen op het gebied van globalisering in één samenhangende publicatie, de internationaliseringsmonitor. Deze monitor ondersteunt het publieke debat over de internationalisering met feiten en inzichten. In deze editie staat de duurzame kant van globalisering centraal.

Duurzame ontwikkeling wordt in het rapport van de VN Commissie Brundtland (1987), Our Common Future, gedefinieerd als een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder dat daarmee de behoeften van toekomstige generaties, zowel hier als in andere delen van de wereld, in gevaar worden gebracht. CBS speelt internationaal een voortrekkersrol als het gaat om meten van duurzaamheid en heeft een meetsysteem ontwikkeld waarin duurzame ontwikkeling op basis van drie dashboards wordt beschreven (zie ook Monitor Duurzaam Nederland 2014),  zijnde ‘hier en nu’, ‘later’ en ‘elders’. Deze editie van de Internationaliseringsmonitor is de eerste die uitgebreid aandacht besteed aan de ‘elders’ dimensie van duurzaamheid, ofwel de duurzame kant van globalisering en de Nederlandse handel.

De belangrijkste conclusies in deze editie:

  • De Nederlandse ontwikkelingshulp als percentage van het BNI is tussen 2000 en 2014 gedaald, vooral vanaf 2010. De invoer van goederen en diensten uit ontwikkelingslanden is daarentegen toegenomen, van gemiddeld minder dan 75 euro per capita naar 302 euro per hoofd van de bevolking in 2014. Dit gaat gepaard met een veranderde visie op ontwikkelingssamenwerking.
  • De Nederlandse goederenhandel met ontwikkelingslanden (48 armste landen, VN definitie) is verdrievoudigd tussen 2006 en 2014. De handel met DGGF-landen (68 opkomende markten, definitie Ministerie van Buitenlandse Zaken) is verdubbeld in deze periode.
  • De Nederlandse export van goederen naar ontwikkelingslanden bedroeg 4,5 miljard in 2014. Het beeld van de invoer uit deze landen is vergelijkbaar, in 2014 importeerde Nederland voor 3 miljard euro uit de armste landen ter wereld.
  • Nederland exporteerde voor ruim 26 miljard aan goederen en diensten naar DGGF-landen. Dit leverde Nederland ruim 10 miljard op aan toegevoegde waarde. Jaarlijks groeide deze handel met 8 á 9 procent.
  • Nederland importeert in vergelijking met andere Europese landen relatief veel grond- en hulpstoffen uit ontwikkelingslanden. Een groot deel van die invoer wordt meteen weer geëxporteerd naar andere Europese landen. Gecorrigeerd voor wederuitvoer daalt Nederland een aantal plaatsen op de ranglijst.
  • De Nederlandse (en Europese) invoer van energie en mineralen uit ontwikkelingslanden is sterk gestegen tussen 2000 en 2014. De invoer van biomassa uit deze landen was in 2014 juist lager dan in 2000. 
  • De Nederlandse in- en uitvoer van klimaatvriendelijke goederen vormt circa 5 tot 6 procent van de Nederlandse handel. Dit zijn producten die het milieu minder belasten. De groei van deze handel loopt in de pas met de groei van de totale handel. Wel blijft Nederland flink onder het EU-gemiddelde.
  • Landen waar Nederland een ambassade of consulaat heeft, hebben te maken met meer startende Nederlandse exporteurs. Dit lijkt ook voor Nederlandse investeerders het geval te zijn.
  • Als een land ontwikkelingshulp van Nederland ontvangt, dan gaat dit samen met een hoger aantal startende investeerders. Als de ontwikkelingshulp gepaard gaat met een Nederlandse handelsmissie, dan is er een grotere toestroom van Nederlandse exporteurs.